ECLI:NL:RBOVE:2025:695

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/08/315209 / HA ZA 24-229
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht en persoonlijkheidsrechten door gebruik van ontwerptekeningen voor nieuwbouw woning

In deze zaak verwijt eiser, een aannemingsbedrijf, gedaagde, eveneens een aannemingsbedrijf, dat zij inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht door zonder toestemming gebruik te maken van ontwerptekeningen van een nieuwbouw woning. Eiser vordert onder andere een verbod op het gebruik van deze tekeningen, winstafdracht, immateriële schadevergoeding en een opgave van alle ontwerptekeningen die gedaagde heeft gebruikt. Gedaagde betwist de auteursrechthebbendheid van eiser en stelt dat de ontwerptekeningen weinig tot geen bescherming genieten.

De rechtbank oordeelt dat er sprake is van enige auteursrechtelijke bescherming en dat gedaagde deze heeft geschonden door het ontwerp vrijwel één op één over te nemen. De vorderingen van eiser worden grotendeels toegewezen. De rechtbank bepaalt dat gedaagde onmiddellijk het gebruik van de ontwerptekeningen moet staken en veroordelt gedaagde tot betaling van gederfde winst en schadevergoeding wegens schending van de persoonlijkheidsrechten van eiser. Daarnaast moet gedaagde een opgave doen van alle ontwerptekeningen die zij heeft gebruikt.

De rechtbank legt dwangsommen op voor het niet naleven van de veroordelingen en wijst de proceskosten toe aan eiser. Dit vonnis is gewezen door de rechters E.C. Rozeboom en R.F. van Aalst op 5 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/315209 / HA ZA 24-229
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. S.J.M. Masselink,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. E.R. Jonker.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] verwijt [gedaagde] dat zij inbreuk heeft gemaakt op haar auteursrecht door zonder toestemming gebruik te maken van ontwerptekeningen van een nieuwbouw woning. [eiser] stelt dat [gedaagde] daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Zij vordert onder meer een verbod van [gedaagde] op het gebruik van haar ontwerptekeningen, winstafdracht, immateriële schadevergoeding vanwege schending van haar persoonlijkheidsrechten en een opgave van alle ontwerptekeningen die [gedaagde] vanaf haar oprichting voor de bouw van woningen heeft gebruikt om na te kunnen gaan of [gedaagde] dit vaker heeft gedaan. [gedaagde] is het daar niet mee eens en voert onder meer als verweer dat de gewraakte ontwerptekeningen weinig tot geen auteursrechtelijke bescherming genieten.
De rechtbank oordeelt dat in ieder geval sprake is van enige auteursrechtelijke bescherming en dat [gedaagde] die heeft geschonden door het ontwerp vrijwel één op één over te nemen. De vorderingen van [eiser] zullen daarom (grotendeels) worden toegewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 mei 2024 met 10 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van de rechtbank waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van eisvermeerdering met producties 11 t/m 18;
- de nagezonden producties 19 en 20 van [eiser];
- de mondelinge behandeling van 17 december 2024, ter gelegenheid waarvan partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
De zaak is gevoegd behandeld met de zaak die is geregistreerd onder nummer C/08/315211 / HA ZA 24-230 tussen [bedrijf] B.V. en [gedaagde].
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een aannemingsbedrijf. Zij is op 7 januari 2016 opgericht en houdt zich bezig met de algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. Zij heeft een nieuwbouw woning gerealiseerd aan de [adres 1].
3.2.
[gedaagde] is ook een aannemingsbedrijf. Zij is op 20 februari 2023 opgericht en houdt zich ook bezig met de algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. De heer [naam] is middellijk bestuurder van [gedaagde]. [gedaagde] heeft een nieuwbouw woning gerealiseerd aan de [adres 2].
3.3.
Bij brief van 23 oktober 2023, herhaald op 1 en 8 november 2023, heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] inbreuk maakt op haar auteursrecht en heeft zij [gedaagde] onder meer gesommeerd om met onmiddellijke ingang het onrechtmatige gebruik van haar ontwerptekeningen te staken en gestaakt te houden. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – na eisvermeerdering – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Auteursrechtinbreuk en gederfde winst
(I) zal bepalen dat [gedaagde] tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op de auteursrechten van [eiser] die rusten op de ontwerptekeningen van [eiser] van het woningtype “Ligten”, zoals overgelegd bij productie 3 (hierna: de ontwerptekeningen);
(II) zal bepalen dat [gedaagde] onmiddellijk het gebruik van de ontwerptekeningen staakt en gestaakt houdt, op straffe van een dwangsom;
(III) zal bepalen dat [gedaagde] onmiddellijk het gebruik van andere ontwerptekeningen van [eiser] staakt en gestaakt houdt, op straffe van een dwangsom;
(IV) [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 19.834,68 aan gederfde winst voor de realisatie van de inbreukmakende woning, vermeerderd met de wettelijke rente;
(V) [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 4.000,00 exclusief btw aan gederfde winst voor het maken van de ontwerptekeningen, vermeerderd met de wettelijke rente;
Persoonlijkheidsrechten
(VI) zal bepalen dat [gedaagde] tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op de persoonlijkheidsrechten van [eiser];
(VII) [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 25.000,00 vanwege schending van de persoonlijkheidsrechten van [eiser], vermeerderd met de wettelijke rente;
Opgave overige ontwerpen
(VIII) [gedaagde] zal veroordelen om een opgave toe te sturen aan [eiser] van alle (kopieën van de) ontwerptekeningen van [eiser] die [gedaagde] vanaf datum oprichting van haar onderneming tot en met datum vonnis heeft gebruikt voor de bouw van woningen, (IX) op straffe van een dwangsom;
Proceskosten
(X) [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten ex artikel 1019h Rv, vermeerderd met de wettelijke rente;
Subsidiair:
Slaafse nabootsing
(XI) zal bepalen dat [gedaagde] tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door het slaafs nabootsen van de ontwerptekeningen;
(XII) zal bepalen dat [gedaagde] het gebruik van de ontwerptekeningen, die slaafs zijn nagebootst, staakt en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom;
Overleggen inbreukmakende ontwerpen
(XIII) [gedaagde] zal veroordelen om een opgave te sturen aan [eiser] van alle ontwerptekeningen die gelijkenis tonen met de ontwerptekeningen die [gedaagde] heeft gebruikt of voornemens is te gebruiken voor de bouw van woningen, (XIV) op straffe van een dwangsom.
4.2.
Aan haar vorderingen legt [eiser], samengevat, primair ten grondslag dat [gedaagde] tegenover haar onrechtmatig heeft gehandeld door zonder toestemming inbreuk te maken op haar auteursrechten die op de ontwerptekeningen rusten. [eiser] heeft de ontwerptekeningen gemaakt voor de woning in Almelo. Volgens [eiser] zijn dit werken in de zin van artikel 10 lid 1 sub 8 van de Auteurswet (Aw) die auteursrechtelijke bescherming genieten vanwege het eigen en oorspronkelijk karakter daarvan. Subsidiair betoogt [eiser] dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan slaafse nabootsing (en dus oneerlijke mededinging), omdat er door de handelwijze van [gedaagde] gevaar bestaat voor (nodeloze) verwarring bij het relevante publiek. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagde] inbreuk maakt op haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 lid 1 Aw. [eiser] vordert (primair) onder meer een verbod van [gedaagde] op het gebruik van haar ontwerptekeningen, winstafdracht, immateriële schadevergoeding wegens schending van haar persoonlijkheidsrechten en een opgave van alle ontwerptekeningen die [gedaagde] vanaf haar oprichting voor de bouw van woningen heeft gebruikt.
4.3.
Kort samengevat betwist [gedaagde] dat [eiser] auteursrechthebbende is, omdat de ontwerptekeningen niet als een werk in de zin van artikel 10 Aw kunnen worden aangemerkt. Volgens [gedaagde] ontberen de ontwerptekeningen een eigen, oorspronkelijk karakter die het persoonlijk stempel van de maker dragen. Zij kan daarom ook geen persoonlijkheidsrechten claimen. Ook betwist [gedaagde] dat sprake is van slaafse nabootsing. Er is volgens [gedaagde] kortweg geen te beschermen recht van [eiser], zodat [gedaagde] daar ook geen inbreuk op kan hebben gemaakt. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de volledige kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna ingaan, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

5.1.
Kernvraag in deze zaak is of op de ontwerptekeningen van [eiser] een auteursrecht rust en, zo ja, of [gedaagde] daarop inbreuk heeft gemaakt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Auteursrecht
5.2.
Op grond van artikel 1 Aw is het auteursrecht het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld. In dit geval dient daarom eerst te worden nagegaan óf er auteursrecht rust op de ontwerptekeningen. De ontwerptekeningen vallen binnen de categorie ‘ontwerpen, schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de aardrijkskunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen’ als bedoeld in artikel 10 lid 1 sub 8 Aw en zijn dus werken waarop auteursrecht kan rusten. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen moeten de ontwerptekeningen een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen (vgl. HR 4 januari 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0104). Van belang daarbij is dat de maker van het werk bij de vormgeving van het werk keuzes heeft gemaakt die subjectief zijn bepaald en die dus niet uitsluitend op objectieve vereisten van technische of praktische aard zijn gebaseerd. In dit verband is het volgende van belang.
5.3.
Voorop wordt gesteld dat er ten aanzien van het maken van een ontwerptekening voor het woonperceel aan de [adres 2] bepaalde gegevenheden zijn die voor alle ontwerpers gelijk zijn, ongeacht hun (architectonische of financiële) motieven. Het betreft namelijk de bouw van een notariswoning. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat dit woningtype, zoals partijen die realiseren, qua vormgeving op dit moment in Nederland veelvuldig wordt gebouwd. Ten slotte kan worden aangenomen dat de ontwerptekeningen voor een deel ook functioneel/praktisch zijn bepaald.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ontwerptekeningen in beperkte mate te kwalificeren als tekeningen met een eigen oorspronkelijk karakter, omdat de hiervoor geschetste omstandigheden tot op zekere hoogte de ruimte van de ontwerpen bepalen bij de vormgeving van de woning. Dit betekent logischerwijs ook dat het persoonlijk stempel van de maker zich in zo’n geval met name manifesteert in de details van de ontwerptekeningen. Wanneer de ontwerptekeningen in ogenschouw worden genomen, bevatten deze tekeningen voldoende details om te kunnen spreken van een persoonlijk stempel van de maker. [eiser] heeft immers ter zitting gemotiveerd toegelicht dat zij verschillende eigen keuzes heeft gemaakt die het resultaat zijn van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes en die aldus voortbrengsel zijn van de menselijke geest. In ieder geval kan niet worden geoordeeld dat de ontwerptekeningen van [eiser] een vorm hebben die zo banaal of triviaal zijn, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen (vgl. HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153). Zo heeft [eiser] gewezen op (1) de kenmerkende gemetselde baan die vanaf het grondpeil tot aan het dak verticaal loopt in de voorgevel en naar voren staat, (2) de raampartijen die herhaaldelijk per drie ramen zijn toegepast in de voorgevel, (3) de drie zeer smalle langwerpige ramen naast elkaar, boven in het midden van de voorgevel, (4) de spiegeling van de voorgevel, in die zin dat de linkerhelft van de voorgevel exact is gespiegeld aan de rechterhelft van de voorgevel, (5) de raampartijen in de rechter zijgevel die doorlopen tot aan het grondpeil, (6) de toepassing van bakgoten, (7) de luifel bij de achtergevel en linker zijgevel die in verbinding staat met de woning door middel van een slank overgangsdetail, (8) de openslaande deuren aan de achtergevel onder de luifel, (9) de overstek boven de voordeur (voorgevel), (10) het langwerpige raam naast de voordeur, die tezamen met de voordeur precies onder de luifel daarboven past, (11) de kozijnen die op de bovenverdieping doorlopen in de dakgoot; tussen deze gemetselde kozijnen en de dakgoot zit géén gemetselde rand en (12) de betonnen spekrand onder de kozijnen; dit betreft een gemetselde rand rondom de woning. Daarnaast heeft [eiser] gewezen op de creatieve keuzes die zij heeft gemaakt met betrekking tot de vormgeving van de plattegronden van de woning en de principedetailtekeningen (zie randnummers 3 en 4 van de pleitnota van [eiser]). Anders dan [gedaagde] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat het hier om creatieve keuzes van [eiser] gaat, omdat deze onderdelen ook niet of anders in het ontwerp opgenomen hadden kunnen worden. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat het ontwerp enkel en alleen door welstandscriteria is bepaald.
5.5.
Alles overziend leidt hetgeen hiervoor is overwogen de rechtbank tot de conclusie dat aan de ontwerptekeningen van [eiser] in ieder geval enige auteursrechtelijke bescherming toekomt. Bij de vormgeving van de ontwerptekeningen zijn immers niet uitsluitend keuzes gemaakt die op objectieve vereisten van technische of praktische aard zijn gebaseerd. Daarbij dient wel bedacht te worden dat de reikwijdte van de auteursrechtelijke bescherming c.q. de beschermingsomvang enigszins gering wordt geacht en zich slechts uitstrekt tot identieke of nagenoeg identieke werken, omdat de creatieve keuzes ook beperkt zijn.
5.6.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of [gedaagde] met het realiseren van de woning aan de [adres 2] inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser], wat kan worden aangemerkt als respectievelijk een verveelvoudiging en een openbaarmaking in de zin van artikel 13 en 12 Aw.
5.7.
Van belang is dus te beoordelen of de ontwerptekeningen van [gedaagde] als een verveelvoudiging van de ontwerptekeningen van [eiser] zijn aan te merken. Wanneer de ontwerptekeningen van [eiser] met die van [gedaagde] worden vergeleken, kan worden geconcludeerd dat over het geheel genomen sprake is van een grote mate van overeenstemming. Zoals hiervoor reeds is overwogen, manifesteren de eigen, creatieve keuzes zich echter met name in de details van de ontwerptekeningen van [eiser] (zie 5.4). Deze details komen één op één terug in de ontwerptekeningen van [gedaagde]. De maatvoering, de indeling van de begane grond, verdieping en zolder, het kapplan en de detailtekeningen zijn identiek. Ditzelfde geldt, op enkele details na, voor alle buitengevels. Het enige verschil in het ontwerp zelf lijkt te zijn dat de carport uit het ontwerp van [eiser] bij [gedaagde] ontbreekt. [gedaagde] heeft dit alles onvoldoende weersproken. De stelling van [gedaagde] dat zij met gebruik van een ontwerpprogramma zoals Autocad en vrij beschikbare onderliggers tot precies hetzelfde ontwerp is gekomen als [eiser], zodat zij de maker is van haar eigen creatieve ontwerp, acht de rechtbank bovendien volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij komt dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend dat zij het ontwerp van [eiser] via een derde (bouw gerelateerde ondernemer) in handen heeft gekregen.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat de ontwerptekeningen van [gedaagde] nagenoeg overeenkomen met die van [eiser]. [gedaagde] heeft daarmee inbreuk gemaakt op het auteursrecht van [eiser].
Van onrechtmatig handelen door [gedaagde] is eveneens sprake. [gedaagde] heeft met haar ontwerptekeningen onvoldoende afstand genomen van de ontwerptekeningen van [eiser], zodat zij onzorgvuldig jegens [eiser] heeft gehandeld. Aangenomen moet worden dat [gedaagde] de ontwerptekeningen van [eiser] vrijwel klakkeloos heeft overgenomen en zich de kosten (die [eiser] heeft gehad) heeft bespaard van een ontwerp. Een en ander betekent dat het primair gevorderde sub (I), (II) en (III) zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsommen zullen worden gemaximeerd.
Winstafdracht
5.9.
[eiser] stelt dat zij door het onrechtmatige handelen van [gedaagde] winst heeft gederfd, bestaande uit het mislopen van een opdracht voor (1) het ontwerpen van de woning aan de [adres 2] en (2) het realiseren van deze woning. Volgens [eiser] bestaan beide vorderingen tot winstafdracht naast elkaar, aangezien de aanneemsom waarop de vordering tot winstafdracht met betrekking tot de realisatie van de woning is gebaseerd, niet ook de kosten van het ontwerpen van de woning omvat.
5.10.
Voor een verplichting tot schadevergoeding respectievelijk winstafdracht vanwege een auteursrechtinbreuk geldt het toerekenbaarheidsvereiste van artikel 6:162 BW. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] wist dan wel behoorde te weten dat zij inbreuk pleegde, zodat winstderving aan de kant van [eiser] aan [gedaagde] toegerekend kan worden.
5.11.
Volgens artikel 27a Aw kan de maker of zijn rechtverkrijgende, naast schadevergoeding, vorderen dat degene die inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt, wordt veroordeeld de winst af te dragen die door de inbreuk is gemaakt, en daarover rekening en verantwoording af te leggen. Met het artikel wordt de rechthebbende tegemoet gekomen indien zijn schade moeilijk aantoonbaar is, maar de aanwezigheid van enige (vorm van) schade aannemelijk is. Aan de rechter is een grote mate van vrijheid gelaten bij het vaststellen van de wijze van winstberekening (vgl. HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533).
Ad (1) ontwerp woning
5.12.
[eiser] begroot de kosten voor het ontwerp van de woning minimaal op € 4.000,00 exclusief btw (80 uur x uurtarief € 50,00), zijnde het bedrag dat [gedaagde] verschuldigd zou zijn als zij aan [eiser] zou hebben gevraagd om de ontwerptekeningen te maken dan wel als zij aan [eiser] toestemming zou hebben gevraagd (en [eiser] deze toestemming zou hebben gegeven) voor de openbaarmaking c.q. verveelvoudiging van de ontwerptekeningen.
5.13.
Vast staat dat [eiser] voor de ontwerptekeningen kosten heeft gemaakt. Mede door het ontbreken van een concreet en relevant verweer zijdens [gedaagde], acht de rechtbank het door [eiser] begrote bedrag van € 4.000,00 exclusief btw niet onredelijk en zij zal dan ook vordering sub (V) tot het bedrag van € 4.840,00 inclusief btw toewijzen.
Ad (2) realisatie woning
5.14.
[eiser] stelt dat zij vermogensschade heeft geleden door het mislopen van de opdracht tot de bouw van de woning aan de [adres 2]. Volgens [eiser] bedraagt de aanneemsom van deze woning minimaal € 400.000,00 inclusief btw. Als [eiser] de woning had mogen bouwen, dan had haar dit met een winstmarge van 6% een resultaat van € 19.834,68 opgeleverd. [eiser] verwijst daarbij naar de kosten van de woningen die zij zelf heeft gebouwd. [eiser] vordert op grond van artikel 27a lid 1 Aw afdracht van deze winst.
5.15.
[gedaagde] betwist dat [eiser] heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht en bewijslast. Daartoe voert [gedaagde] aan dat het causaal verband ontbreekt tussen haar handelen en de door [eiser] gestelde schade. Voorts meent [gedaagde] dat [eiser] bij haar berekening geen rekening heeft gehouden met onvoorziene (markt)omstandigheden, zoals gestegen inkoopprijzen, opleveringproblemen en juridische procedures. Volgens [gedaagde] is de berekening van [eiser] daarom onvolledig en onbruikbaar.
5.16.
De rechtbank overweegt dat, omdat [eiser] een beroep doet op artikel 27a Aw, voldoende is dat zij stelt dat [gedaagde] door schending van haar auteursrecht winst heeft gemaakt bij de realisatie van de woning. Hoeveel winst dat is geweest, heeft [eiser] gemotiveerd gesteld. Het was aan [gedaagde] om dat gemotiveerd te betwisten, bijvoorbeeld door inzage te geven in de door haar gemaakte kosten en daarmee rekening en verantwoording af te leggen. Haar algemene verwijzingen naar gestegen inkoopprijzen etc. zijn daarvoor onvoldoende. Verder heeft [eiser] ter zitting toegelicht dat de door haar gehanteerde winstmarge van 6% marktconform is en dat de door [gedaagde] genoemde (externe) factoren als ondernemersrisico’s daarin zijn verdisconteerd. [gedaagde] heeft hierop niet meer gereageerd. De rechtbank zal de door [eiser] berekende vordering daarom toewijzen.
Persoonlijkheidsrechten
5.17.
Naast de schending van haar auteursrecht stelt [eiser] dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijkheidsrechten als bedoeld in artikel 25 lid 1 Aw. [eiser] meent dat [gedaagde] nadeel heeft toegebracht aan haar eer en goede naam doordat zij de ontwerptekeningen heeft gekopieerd en verminkt door de naam en het logo van [eiser] als maker te vervangen door die van [gedaagde] en het uittreksel van de Kamer van Koophandel en de plattegrond van de begane grond te veranderen en vervolgens diverse onderaannemers en leveranciers (o.a. Bouwcenter RAB Utrecht en Witzand Bouwmaterialen bv te Almelo) heeft benaderd met het verzoek een prijsopgaaf te doen voor de realisatie en levering van onderdelen ten behoeve van de bouw van de woning door [gedaagde]. [gedaagde] heeft daarmee de exclusiviteit van het werk van [eiser] uitgehold. Vanwege schending van haar persoonlijkheidsrechten vordert [eiser] op grond van de artikelen 27a Aw en 6:162 BW betaling van het bedrag van € 25.000,00.
5.18.
Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] de maker is van de ontwerptekeningen en dat zij de auteursrechthebbende daarvan is. De wet kent in artikel 25 lid 1 Aw aan [eiser] als maker van deze werken persoonlijkheidsrechten toe. Zo heeft [eiser] onder meer het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan haar eer of naam (artikel 25 lid 1 sub d Aw). Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake door de wijzigingen die [gedaagde] heeft aangebracht, zodat de vordering sub (VI) voor toewijzing in aanmerking komt. Anders dan [gedaagde] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat artikel 27a Aw jo. artikel 6:106 BW de mogelijkheid biedt tot het verkrijgen van een immateriële schadevergoeding. [eiser] heeft echter niet toegelicht waarop de hoogte van het door haar gevorderde bedrag van € 25.000,00 is gebaseerd en waarom dit bedrag redelijk is. Gelet op de aard van de inbreuk, de omvang, de mate van verwijtbaarheid en de overige omstandigheden van het geval zal de rechtbank de ideële schade schattenderwijs bepalen op het oorspronkelijk gevorderde bedrag van € 1.750,00.
Opgave ontwerptekeningen
5.19.
[eiser] vordert tot slot een opgave van alle (kopieën van) ontwerptekeningen die [gedaagde] vanaf haar oprichting voor de bouw van woningen heeft gebruikt. Daartoe voert [eiser] aan dat zij zich uitdrukkelijk het recht voorbehoudt om [gedaagde] in nadere procedures te betrekken als blijkt dat [gedaagde] zich schuldig heeft gemaakt aan het vaker kopiëren van ontwerptekeningen waarop het auteursrecht van [eiser] rust en [eiser] als gevolg hiervan schade heeft geleden. [gedaagde] meent dat [eiser] deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
5.20.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] bij de gevorderde opgave een rechtmatig belang heeft. Op die manier kan zij zekerheid verkrijgen of [gedaagde] ook andere ontwerptekeningen heeft gebruikt waarvan [eiser] auteursrechthebbende is. Voorts zijn de gevorderde bescheiden voldoende bepaald. Tot slot heeft de inzage/afgifte betrekking op bescheiden aangaande een rechtsbetrekking, waarbij [eiser] partij is. Aan de voorwaarden van artikel 843a Rv (thans: artikel 149b Rv) wordt dus voldaan. Vordering sub (VIII) zal daarom worden toegewezen. [gedaagde] heeft verklaard dat zij zich hieraan zal conformeren totdat de rechter in hoger beroep anders zal beslissen. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd.
Proceskosten
5.21.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [eiser] vordert op grond van artikel 1019h Rv volledige vergoeding van haar proceskosten en verwijst daarvoor naar haar producties 19 en 20. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd verklaard dat haar proceskosten tot en met de mondelinge behandeling in totaal € 7.331,00 exclusief btw, verschotten en griffierecht bedragen. [eiser] heeft echter slechts declaraties met bijbehorende specificaties in het geding gebracht tot een bedrag van
€ 5.705,93 inclusief btw.
[gedaagde] voert als verweer dat de advocaatkosten van [eiser] verzekerd zijn, maar [eiser] heeft dat met betalingsbewijzen weersproken zodat de rechtbank, zonder nadere onderbouwing van [gedaagde], aan dit verweer voorbij gaat. [gedaagde] meent verder dat [eiser] een te hoog uurtarief van € 180,00 hanteert voor een eenvoudige zaak en dat de BTW geen schade is. Het laatste punt, ten aanzien van de BTW, is naar het oordeel gegrond. Het totaal van de overgelegde declaraties met specificaties van de verrichte werkzaamheden is exclusief BTW € 4.718,36. Dat is lager dan het indicatietarief dat volgens de Indicatietarieven voor IE-zaken (versie 1 april 2017) voor ‘eenvoudige’ bodemzaken is vastgesteld (maximaal
€ 8.000,00), zodat dit bedrag als zijnde redelijke en evenredige proceskosten kan worden toegewezen. [gedaagde] meent tot slot dat de proceskosten van [eiser] met 50% moeten worden verminderd, omdat dit deel is besteed aan de subsidiaire eis, maar daar gaat de rechtbank niet in mee omdat niet onredelijk is dat ook hiervoor kosten zijn gemaakt. De proceskosten van [eiser] worden dan begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
4.718,36
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.897,73
5.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op de auteursrechten van [eiser] die rusten op de ontwerptekeningen;
6.2.
bepaalt dat [gedaagde] verplicht is onmiddellijk na betekening van het vonnis het gebruik van de ontwerptekeningen, waarvan [eiser] auteursrechthebbende is, te staken en dit gebruik gestaakt te houden, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] langer gebruik maakt van de ontwerptekeningen, met een maximum tot € 50.000,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om na de betekening van het vonnis geen gebruik te maken van andere ontwerptekeningen van [eiser], waarvan [eiser] auteursrechthebbende is, en dit gebruik te staken en gestaakt te houden, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] langer gebruik maakt van de hiervoor bedoelde ontwerptekeningen, met een maximum tot € 50.000,00;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het bedrag van € 4.840,00 inclusief btw aan gederfde winst voor het maken van de ontwerptekeningen, te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 30 oktober 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het bedrag van € 19.834,68 aan gederfde winst voor de realisatie van de inbreukmakende woning, te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW bij gebreke van tijdige en volledige betaling van dit bedrag;
6.6.
verklaart voor recht dat [gedaagde] tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op de persoonlijkheidsrechten van [eiser];
6.7.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het bedrag van € 1.750,00 vanwege schending van de persoonlijkheidsrechten van [eiser], te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW bij gebreke van tijdige en volledige betaling van dit bedrag;
6.8.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis een opgave toe te sturen aan [eiser] van alle (kopieën van) ontwerptekeningen die zij vanaf datum oprichting van haar onderneming tot en met de datum van het vonnis heeft gebruikt voor de bouw van woningen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum tot € 50.000,00;
6.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 7.897,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.10.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.11.
verklaart dit vonnis – met uitzondering van 6.1 en 6.6 – uitvoerbaar bij voorraad;
6.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken door
mr. R.F. van Aalst op 5 februari 2025. (PS)