ECLI:NL:RBOVE:2025:692

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
11234124 \ CV EXPL 24-2841
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg nadere overeenkomst en geschil over betaling bij levering van divanbank

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft eiser, een B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagden, die een divanbank hebben gekocht. Bij aflevering van de bank bleek dat de armleuning aan de verkeerde zijde zat, wat leidde tot een geschil over de inhoud van een gemaakte afspraak. Eiser stelt dat partijen zijn overeengekomen dat gedaagden 50% korting op de nieuwe bank zouden krijgen, terwijl gedaagden van mening zijn dat de bank kosteloos omgeruild zou worden. Eiser vordert € 1.747,-, vermeerderd met rente en kosten, omdat gedaagden dit bedrag niet hebben betaald na de levering van de nieuwe bank. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagden naast het ingehouden bedrag van € 1.750,- ook de helft van de nieuwe bank moesten betalen. De rechter oordeelt dat gedaagden redelijkerwijs niet konden begrijpen dat zij naast het openstaande bedrag ook nog een bedrag voor de nieuwe bank moesten betalen, en dat de afspraak zoals eiser stelt niet is vast komen te staan. Eiser wordt in de proceskosten van gedaagden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11234124 \ CV EXPL 24-2841
Vonnis van 4 februari 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. G. Post,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2],
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagden],
procederend in persoon.

1.De zaak en beslissing samengevat

1.1.
[gedaagden] hebben een divanbank van [eiser] gekocht. Bij aflevering van de bank bleek dat de enige armleuning niet aan de zijde zat die [gedaagden] wilden. Partijen zijn het erover eens dat zij vervolgens in overleg zijn getreden en tot een afspraak zijn gekomen op basis waarvan [eiser] een nieuwe bank zou leveren. Zij verschillen echter van mening over de precieze inhoud van de afspraak. Volgens [eiser] zijn partijen overeengekomen dat zij 50% (€ 1.747,-). korting zou geven op de aankoopsom van de nieuwe bank en [gedaagden] dus moesten betalen voor de nieuwe bank. [gedaagden] zijn het daar niet mee eens en zijn van mening dat [eiser] de bank kosteloos zou omruilen. Omdat [eiser] de nieuwe bank heeft geleverd en [gedaagden] de helft van de koopsom niet hebben betaalt, vordert zij in deze procedure € 1.747,- te vermeerderen met rente en kosten.
1.2.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] afwijzen en zal hierna uitleggen waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juni 2024
- de mondelinge behandeling van 6 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagden] hebben na een bezoek aan de showroom van [eiser] op 18 april 2023 onder andere een divanbank (hierna de bank) gekocht voor een bedrag van € 3.494,-.
3.2.
Op 10 juli 2023 is de bank bezorgd. [gedaagden] hebben bij de bezorgers aangegeven dat de armleuning volgens hen aan de verkeerde zijde zat. Zij hebben een bedrag van € 1.750,- op de betaling van de factuur van diezelfde dag ingehouden. Op 11 juli 2023 hebben [gedaagden] telefonisch aan [eiser] aangegeven dat [eiser] een fout had gemaakt in het bestelproces omdat de (enige) armleuning van de bank niet aan de juiste zijde zat.
3.3.
[eiser] heeft op 13 juli 2023 per e-mail gereageerd waarin zij (samengevat) heeft aangegeven dat zij geen fout heeft gemaakt in het bestelproces en dat zij de bank heeft geleverd die [gedaagden] hebben besteld. Verder heeft zij aangegeven dat zij wel tot een oplossing wil komen en bij wijze van tegemoetkoming de geleverde bank kan terugnemen en [gedaagden] 50% korting (€ 1.747,-) kan geven op de nieuw te bestellen bank met de armleuning aan de juiste zijde.
3.4.
Op 14 juli 2023 heeft er telefonisch overleg plaatsgevonden tussen [gedaagde 1] en de heer [naam] (hierna: [naam]), werkzaam bij [eiser]. Naar aanleiding van het telefoongesprek heeft [naam] [gedaagden] op dezelfde dag een offerte gestuurd. In de offerte is onder andere het volgende opgenomen:
Aantal omschrijving bruto korting netto
-1,00 st. Flint bank bestaande uit: € - 3.494,00 € 1.747,00 € - 1.747,00
R01-103 Divan Large AR
1,00 st. Flint bank bestaande uit:
R01 -104 Divan Large AL € 3.494,00 € 3.494,00 € 3.494,00
Totaal incl. btw € 1.747,00’
3.5.
Na ontvangst van de offerte heeft wederom telefonisch overleg plaatsgevonden tussen [gedaagde 1] en [naam], waarna [gedaagden] op 14 juli 2023 per e-mail onder andere het volgende hebben geschreven:
‘Bedankt voor het goede gesprek en de fijne oplossing. We gaan accoord en zien de nieuwe bank graag tegemoet’.
3.6.
De nieuwe bank is op 22 november 2023 geleverd. Tijdens de aflevering hebben [gedaagden] € 1.750,- betaald. Op 27 november 2023 heeft [eiser] [gedaagden] bericht dat er nog een bedrag van € 1.747,- betaald diende te worden voor de nieuwe bank. [gedaagden] hebben dat bedrag niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 1.747,00, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[gedaagden] voeren verweer. [gedaagden] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser].
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen zijn het erover eens dat zij op 14 juli 2023 een afspraak hebben gemaakt over de levering van een nieuwe bank maar verschillen van mening over wat zij precies zijn overeengekomen over de betaling daarvan. Omdat partijen het erover eens zijn dat er een afspraak is gemaakt kan – hoewel partijen daarover ook van mening verschillen – in het midden blijven wat de oorzaak is van dat probleem dat de leuning aan de verkeerde zijde van de bank zat.
5.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat overeen is gekomen dat zij de bank zou terugnemen en dat zij vervolgens 50% (€ 1.747,-) korting zou verlenen op de koopsom van de nieuw te bestellen bank. Die afspraak houdt daarom volgens [eiser] in dat [gedaagden] bij aflevering van de nieuwe bank € 3.497,- zouden betalen, namelijk het ingehouden bedrag van € 1.750,- en de helft van de aankoopsom van de nieuwe bank van € 1.747,-. Dit volgt volgens [eiser] uit de offerte van 14 juli 2023 waarin een totaalbedrag van € 1.747,- is opgenomen. Omdat het een aanvullende offerte is, is volgens [eiser] duidelijk dat het ingehouden bedrag van € 1.750,- op de eerste factuur nog betaald diende te worden. Volgens [eiser] is deze afspraak gemaakt in het eerste telefoongesprek met [naam] en nogmaals bevestigd in het tweede telefoongesprek.
5.3.
[gedaagden] betwisten dat. Volgens hen zijn partijen overeengekomen dat alleen het ingehouden bedrag van € 1.750,-, (nagenoeg) de helft van de aankoopsom van de bank, betaald diende te worden. Dit is volgens [gedaagden] overeengekomen in het telefoongesprek met [naam] en bevestigt in de offerte van 14 juli 2023 en het daarop volgende telefoongesprek met [naam].
Wat zijn partijen overeengekomen?
5.4.
Vooropgesteld overweegt de kantonrechter dat de standpunten van beide partijen navolgbaar zijn en dat uit de gedingstukken en dat wat partijen ter zitting hebben gezegd volgt dat het aannemelijk is dat beide partijen in de veronderstelling hebben verkeerd dat er sluitende afspraken waren gemaakt, maar dat achteraf moet worden vastgesteld dat de door partijen veronderstelde inhoud van die afspraken niet identiek is.
5.5.
Wat partijen zijn overeengekomen moet daarom worden vastgesteld aan de hand van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit hun verklaringen en gedragingen over en weer hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden (de zogeheten
Haviltex-maatstaf).
5.6.
Omdat [eiser] nakoming vordert van een afspraak is het aan haar om te stellen en zonodig te bewijzen dat [gedaagden] uit de onder 3.4 genoemde offerte, en de verklaringen en gedragingen van [eiser] hebben afgeleid dan wel redelijkerwijs hadden moeten afleiden dat de afspraak inhield dat bij levering van de nieuwe bank in totaal nog een bedrag van € 3.497,- zou moeten worden betaald. [eiser] slaagt hierin niet.
5.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter hoefden [gedaagden] op basis van de offerte van 14 juli 2023 en de met [naam] gevoerde telefoongesprekken redelijkerwijs niet te begrijpen dat zij – zoals [eiser] stelt – zowel de ingehouden € 1.750,- van de eerste factuur als de € 1.747,- van de offerte van 14 juli 2023 moesten betalen. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
5.8.
[gedaagden] hebben gemotiveerd uiteengezet dat zij naar aanleiding van de e-mail van 13 juli 2023 van [eiser], in het telefoongesprek met [naam] hebben aangegeven dat zij niet akkoord gingen met korting op de nieuwe bank omdat zij van mening waren dat [eiser] een fout had gemaakt in het bestelproces. Er is daarom volgens hen met [naam] besproken dat een nieuwe bank tegen betaling van de openstaande € 1.750,- (afgerond de helft van de aankoopsom) geleverd zou worden. Volgens [gedaagden] blijkt dat ook uit de offerte van 14 juli 2023 waarin is opgenomen: ‘
Flint bank: € - 3.494,00.’Daaruit maken zij op dat de volledige aankoopsom van de eerste bank wordt gecrediteerd en er daarvoor dus geen bedragen meer openstaan. Ook hebben zij toegelicht dat uit de daaropvolgende regels van de offerte volgt dat er een nieuwe bank wordt besteld, waarvan nog de helft (€ 1.747,-) betaald moest worden. Dat was volgens [gedaagden] ook logisch omdat zij nog maar een halve bank hadden betaald.
5.9.
[gedaagden] hebben verder onbetwist aangevoerd dat zij in het tweede telefoongesprek met [naam] hebben nagevraagd of het bedrag ‘onderaan de streep’ alles was wat zij dienden te betalen, hetgeen door [naam] werd bevestigd. Ook hebben zij aangevoerd dat zij hebben gevraagd waarom het woord ‘korting’ is gebruikt in de offerte, terwijl ze het eerder ingehouden bedrag moesten betalen. [naam] zou hebben aangegeven dat dit woord nodig was omdat alles ‘boekhoudkundig’ verwerkt moest worden. Verder hebben [gedaagden] zoals zij tijdens de mondelinge behandeling hebben aangevoerd, navraag gedaan over het verschil tussen € 1.750,- en 1.747,-, omdat zij naar hun mening nog € 1.750,- moeten betalen, waarop [naam] zou hebben gereageerd dat het ‘niet om die paar euro ging’. Tot slot hebben zij gemotiveerd aangevoerd dat over de eerste factuur (waarvan € 1.750,- nog niet was betaald) in telefoongesprekken in het geheel niet is gesproken en zij er – omdat op de offerte de volledige eerste bank werd gecrediteerd – vanuit gingen dat zij in totaal € 1.747,- (waarvan zij € 1.750,- hebben gemaakt) dienden te betalen.
5.10.
Gelet op het voorgaande hoefden [gedaagden] naar het oordeel van de kantonrechter uit de offerte en de met [naam] gevoerde telefoongesprekken redelijkerwijs niet te begrijpen dat zij naast betaling van het openstaande bedrag, ook nog de helft van de nieuwe bank moesten betalen. De afspraak zoals [eiser] stelt is daarom niet vast komen te staan. De vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.11.
[eiser] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagden] betalen. Deze worden begroot op € 50,00 aan reis- verblijf- en verletkosten, omdat [gedaagden] de mondelinge behandeling hebben bijgewoond (artikel 238 Rv).

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagden], begroot op € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet binnen deze termijn aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2025.