ECLI:NL:RBOVE:2025:691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
11428412 \ EJ VERZ 24-431
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van zorgprofessional wegens ongeoorloofd inzien patiëntendossier

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zorgprofessional, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, Stichting GGNet. Verzoekster, die sinds 2001 werkzaam was als activiteitenbegeleider, werd op staande voet ontslagen nadat zij zonder behandelnoodzaak het patiëntendossier van een bekende ex-profvoetballer had ingezien. Verzoekster verzocht om vernietiging van het ontslag, terwijl GGNet een tegenverzoek deed tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de omstandigheden niet voldoende dringende redenen voor ontslag op staande voet rechtvaardigden. Hoewel verzoekster verwijtbaar had gehandeld, was dit niet van een zodanige ernst dat het ontslag gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees het verzoek van verzoekster toe en vernietigde het ontslag, maar ging wel akkoord met het tegenverzoek van GGNet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met toekenning van een transitievergoeding aan verzoekster. De arbeidsovereenkomst eindigt op 1 april 2025, en verzoekster heeft recht op doorbetaling van haar salaris tot dat moment.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11428412 \ EJ VERZ 24-431
Beschikking van 7 februari 2025
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. J.J.M. Cliteur
tegen
de stichting
STICHTING GGNET,
gevestigd te Warnsveld,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: GGNet,
gemachtigde: mr. W.F. Seijbel.

1.De zaak in het kort

[verzoekster] heeft in het patiëntendossier gekeken van een met spoed opgenomen bekende ex-profvoetballer. GGNet heeft [verzoekster] daarop op staande voet ontslagen. In deze zaak vraagt [verzoekster] om vernietiging van dat ontslag. De kantonrechter wijst dat verzoek toe. Kort gezegd is de kantonrechter van oordeel dat onder de omstandigheden een ontslag op staande voet niet terecht is. Er is wel sprake van verwijtbaar handelen van [verzoekster] . Het tegenverzoek van GGNet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt dan ook toegewezen. De hoge lat van ernstig verwijtbaar handelen wordt niet gehaald, zodat [verzoekster] recht heeft op de transitievergoeding.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 2 december 2024, met producties 1 tot en met 15,
- het verweerschrift, met daarin een (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek, met producties 1 tot en met 17,
- de aanvullende productie 18 van GGNet,
- de aanvullende producties 16 tot en met 20 van [verzoekster] ,
- de aanvullende productie 19 van GGNet,
- het verweerschrift op het tegenverzoek van [verzoekster] ,
- de akte met een aanvulling op het verweerschrift van [verzoekster] ,
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- spreekaantekeningen van beide kanten.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vandaag beschikking wijst.

3.De feiten

3.1.
GGNet is een zorginstelling voor personen met psychische problemen.
3.2.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 15 mei 2001 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) GGNet. De functie van [verzoekster] is activiteitenbegeleider, met een loon van € 2.468,07 bruto per maand. [verzoekster] werkte op de locatie ‘ [locatie] ’ van GGNet, in [vestigingsplaats] .
3.3.
Op 11 oktober 2024 heeft [verzoekster] een operatie ondergaan aan haar oor. Hierdoor was [verzoekster] enkele weken arbeidsongeschikt.
3.4.
Op 15 oktober 2024 is er op de crisisafdeling van de locatie [locatie] , de [afdeling] ( [afdeling] ), een bekende ex-profvoetballer opgenomen. Via WhatsApp-berichten van collega’s is [verzoekster] op de hoogte geraakt van deze opname.
3.5.
[verzoekster] heeft op 16 oktober 2024, om 17:34 uur, thuis via haar laptop het elektronisch patiëntendossier (hierna: EPD) van de bekende ex-profvoetballer geopend.
3.6.
GGNet heeft op 18 oktober 2024 contact opgenomen met [verzoekster] en haar per e-mail uitgenodigd voor een gesprek op 21 oktober 2024.
3.7.
Op 21 oktober 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster] , de heer [naam 1] , leidinggevende van [verzoekster] en de heer [naam 2] , HR-adviseur. In het verslag van dit gesprek staat onder meer het volgende:
(…)

5. Op welke manier heb je toegang tot het dossier?
Ik kan via de laptop inloggen, ook vanuit huis. Ik heb een keer gekeken, welke informatie staat er in en dat hij nog niet bij sport aanwezig is geweest.
6. Welke noodzaak was er om in het dossier te kijken?
Ik ben op de hoogte gebracht van de opname van een bekend persoon. Ik was toen al thuis ivm een operatie aan mijn oor. Ik heb gekeken of hij op de hoogte was van het aanbod van sport. Is hij al aangehaakt of benaderd. Toch nieuwsgierigheid of hij al aan het sporten was.
7. Wat heb je gedaan met informatie? (met collega’s besproken, familie, vrienden)
Niets mee gedaan, ook niet om aan te melden.
8. Ben je bekend met de procedures raadplegen van een dossier?
Ik ben niet bekend met omgang van vertrouwelijke informatie. Ik vind dat je je professioneel op moet stellen. We moeten altijd de patiënt beschermen. Op de vraag of ze bekend is met de AVG geeft ze aan: Professioneel is handelen nodig, maar ik ben niet bekend met de procedure.
9. Wat wil je er zelf nog over kwijt? (Heeft medewerker zelf een reden die niet genoemd is)
Het was echt werkgerelateerd. Sporten was het enige belang om te kijken. Waarom ik niet contact heb opgenomen met collega over het feit dat hij nog niet aangemeld was? Zo werken we, om mensen mee te nemen kijken we terplekke. Verder ook geen contact met de collega’s over gehad.
10. Uitleg procedure bespreken
– dinsdag eind van de dag overleg en bespreken mogelijke consequenties
- dinsdagmiddag of woensdagochtend uitsluitsel
Is gebeurd.
(…)
3.8.
Bij brief van 24 oktober 2024 aan [verzoekster] heeft GGNet het ontslag op staande voet aangezegd. In deze brief staat onder meer het volgende:
(…)

De redenen om tot ontslag op staande voet over te gaan, zijn de navolgende. Deze zijn zowel ieder voor zich, als in onderling verband bezien, een dringende reden voor het ontslag op staande voet.
Inzien patiëntendossier zonder behandelnoodzaak
Uit de inloggegevens van het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) van GGNet blijkt dat u het patiëntendossier van een patiënt hebt ingezien, zonder dat u daartoe enige noodzaak had in het kader van de behandeling van deze patiënt. U heeft dit dossier in elk geval ingezien op 16 oktober 2024.
Hoor en wederhoor
U bent uitgenodigd voor een gesprek hierover in het kader van hoor en wederhoor. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024, met [naam 1] , teamleider en [naam 2] , hr-adviseur. Ik verwijs naar het gespreksverslag dat u bij deze ontvangt.
U heeft erkend dat u in het betreffende patiëntendossier hebt gekeken.
Ontslag op staande voet
Wij nemen de situatie hoog op. U bent als zorgprofessional werkzaam voor een zeer kwetsbare patiëntengroep, te weten patiënten met (ernstige) psychische problematiek. Al onze patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat er zeer zorgvuldig met hun (medische) gegevens om wordt gegaan. Dit geldt eens te meer voor patiënten die op onze [afdeling] afdeling worden opgenomen, zoals de patiënt van wie u het dossier hebt ingezien. Dit gaat om mensen in een acute psychiatrische crisissituatie. Het hoeft geen betoog dat de gegevens van deze patiënten in het EPD extreem privacygevoelig zijn.
U wist of had moeten begrijpen dat het inzien van een patiëntendossier, waarbij het voor de
uitoefening van uw werkzaamheden niet nodig was om deze in te zien, in strijd is met wat van een goed werknemer en meer specifiek van een activiteitenbegeleider mag worden verwacht. U heeft zelf, actief, het dossier van deze bekende Nederlander opgezocht - nogmaals zonder enige noodzaak vanuit uw functie - en in gezien.
Te meer nu het een landelijk bekend persoon betreft, kunnen wij niet anders concluderen dan dat u dit enkel vanuit nieuwsgierigheid hebt gedaan. Dit is volstrekt onacceptabel en onprofessioneel.
Uw gedrag past niet binnen de Organisatie van GGNet. Op uw arbeidsovereenkomst is o.a. van toepassing de Gedragscode GGNet. Daarin is opgenomen dat u respectvol en professioneel omgaat met patiënten. Uw gedrag is volstrekt in strijd met deze bepalingen.
(…)
3.9.
GGNet heeft [verzoekster] het aanbod gedaan de arbeidsovereenkomst tussen partijen door middel van een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. GGNet heeft daarbij een termijn gesteld tot 29 oktober 2024, 17:00 uur. Op 29 oktober heeft (de advocaat van) [verzoekster] een tegenvoorstel gedaan met betrekking tot de vaststellingsovereenkomst. Op dit tegenvoorstel is GGNet niet ingegaan.
3.10.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 1 november 2024 aan GGNet medegedeeld dat [verzoekster] zich niet zal neerleggen bij het ontslag op staande voet.
3.11.
GGNet heeft in 2021 twee keer een bericht op haar intranet geplaatst over de toegang tot EPD’s door middel van de knop ‘buiten autorisatie’, en de controle daarop door GGNet. Ook heeft GGNet in 2021 een bericht op haar intranet geplaatst over de schorsing van een verpleegkundige door het Tuchtcollege naar aanleiding van het ongeoorloofd inzien van EPD’s.
3.12.
GGNet heeft geconstateerd dat er naast [verzoekster] negen andere werknemers in het EPD van de bekende ex-profvoetballer hebben gekeken. GGNet heeft aan een deel van deze werknemers, net als bij [verzoekster] , een ontslag op staande voet aangezegd, deels met de mogelijkheid om door middel van een vaststellingsovereenkomst uit dienst te gaan. Een ander deel van deze werknemers heeft een waarschuwing gekregen.

4.Het verzoek en het verweer

Het verzoek
4.1.
[verzoekster] verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding – kort gezegd – loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Daarnaast vraagt [verzoekster] de kantonrechter – samengevat – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. het ontslag op staande voet te vernietigen;
II. GGNet te verplichten binnen vierentwintig uur na betekening van deze beschikking [verzoekster] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, op straffe van een dwangsom;
III. GGNet te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoekster] van € 2.665,52 bruto per maand, inclusief vakantiebijslag vanaf 29 oktober 2024 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
Subsidiair:
IV. GGNet te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding;
V. GGNet te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding;
Meer subsidiair:
VI. Voor het geval het ontslag op staande voet in stand blijft, GGNet te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding;
Primair, subsidiair, en meer subsidiair:
VII. GGNet te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen en van de proceskosten.
4.2.
GGNet voert verweer.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

5.Het voorwaardelijk tegenverzoek

5.1.
GGNet vraagt de kantonrechter, als het ontslag op staande voet wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst per de eerste mogelijke datum te ontbinden, zonder toekenning van de transitievergoeding en/of billijke vergoeding, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.
5.2.
[verzoekster] voert verweer. Indien de ontbinding wordt toegewezen vraagt [verzoekster] de kantonrechter om – na aanvulling bij akte en wijziging ter zitting – GGNet te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 21.382,82 en een billijke vergoeding van € 112.218,28, met veroordeling van GGNet in de proceskosten.
5.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

6.De beoordeling

Inzake de voorlopige voorziening
6.1.
De kantonrechter zal in deze beschikking direct beslissen op de hoofdzaak, zodat [verzoekster] geen belang meer heeft bij de door haar verzochte voorlopige voorzieningen (loondoorbetaling en wedertewerkstelling). Deze worden dan ook afgewezen.
6.2.
Gelet op het geringe debat tussen partijen inzake de provisionele voorziening ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Inzake het verzoek
Het ontslag op staande voet
6.3.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Het ontslag moet worden vernietigd, als het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven.
6.4.
Of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, moet worden getoetst aan de criteria van artikel 7:677 lid 1 BW: er moet sprake zijn van een dringende reden en de opzegging moet onverwijld zijn gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag aan de werknemer. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW).
6.5.
Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, spelen alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, een rol. Daarbij moeten ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer worden betrokken, zoals zijn of haar leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem of haar zou hebben. Ook als de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de conclusie leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
6.6.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een dringende reden, is de aan [verzoekster] opgegeven reden zoals vermeld in de op 24 oktober 2024 door GGNet aan haar verzonden brief maatgevend. Uit deze brief blijkt – kort gezegd – dat GGNet het [verzoekster] verwijt dat zij zonder behandelnoodzaak in het EPD van een op de crisisafdeling van GGNet opgenomen patiënt, een bekende Nederlander, heeft gekeken.
6.7.
[verzoekster] heeft niet betwist dat zij in het betreffende EPD heeft gekeken, maar wel dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
6.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ter verklaring van haar gedrag heeft [verzoekster] aangevoerd dat zij wilde zien of de bekende ex-profvoetballer al op de hoogte was van het sportaanbod binnen GGNet, waaraan [verzoekster] als activiteitenbegeleider uitvoering aangeeft. Hiermee heeft [verzoekster] betoogd dat zij met een reden, en dus beroepshalve, het EPD heeft ingezien. Hier gaat de kantonrechter niet in mee. GGNet heeft namelijk gesteld dat er in de week dat de bekende ex-profvoetballer is opgenomen meerdere andere personen op de crisisafdeling van de locatie [locatie] zijn opgenomen. Wat vaststaat is dat [verzoekster] geen van de EPD’s van de andere op de crisisafdeling opgenomen patiënten heeft ingezien in de periode dat zij ziek thuis zat. [verzoekster] heeft hier geen verklaring voor gegeven. Dit maakt het verhaal van [verzoekster] naar het oordeel van de kantonrechter ongeloofwaardig. Daar komt bij dat de opname van de bekende ex-profvoetballer een crisisopname betrof, waarvan de duur met regelmaat erg kort is. Het was voor [verzoekster] daarom allerminst zeker dat zij, na haar ziekte, de bekende ex-profvoetballer tijdens haar werk zou gaan begeleiden. Verder heeft [verzoekster] aangevoerd dat zij in het EPD keek omdat het meedoen van de ex-profvoetballer aan activiteiten een motiverende werking op andere patiënten van GGNet zou kunnen hebben. Ook hier gaat de kantonrechter niet in mee. GGNet heeft namelijk betwist dat dit een gangbare werkwijze is, door aan te voeren dat patiënten niet worden ingezet om andere patiënten te motiveren tot het volgen van een bepaalde behandeling. Het komt de kantonrechter daarnaast niet aannemelijk voor, gelet op de aard van de opname, namelijk een crisisopname.
6.9.
[verzoekster] heeft verder nog aangevoerd dat zij als activiteitenbegeleider in principe bij de behandeling van iedere patiënt die op de locatie [locatie] wordt opgenomen betrokken is, en dat zij dus – zo begrijpt de kantonrechter – bevoegd was om het betreffende EPD in te zien. Ook aan deze stelling van [verzoekster] gaat de kantonrechter voorbij. [verzoekster] zat op het moment dat zij in het EPD keek ziek thuis, en GGNet heeft aangevoerd dat niet van haar verwacht werd dat zij tijdens haar ziekte werkzaamheden zou verrichten. Dat [verzoekster] tijdens haar ziekte aan een overleg heeft deelgenomen, maakt dit oordeel niet anders. GGNet heeft uitgelegd dat [verzoekster] per abuis is uitgenodigd voor deze (online) vergadering, en dat het geen werkinhoudelijk overleg betrof, maar een overleg over de verhuizing van de locatie [locatie] .
6.10.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [verzoekster] zonder reden in het EPD van de bekende ex-profvoetballer heeft gekeken. [verzoekster] had moeten begrijpen dat dit niet geoorloofd was. Dit klemt te meer nu [verzoekster] op het moment dat zij het betreffende EPD inkeek ziek thuis zat. Het levert naar het oordeel van de kantonrechter echter geen dringende reden voor ontslag op staande voet op. Met name is voor dit oordeel van belang dat [verzoekster] al erg lang bij GGNet in dienst is, ruim drieëntwintig jaar, en dat zij tijdens haar gehele dienstverband niet eerder op haar functioneren is aangesproken. Daar komt bij dat mag worden aangenomen dat het voor [verzoekster] , gezien haar leeftijd van eenenzestig jaar, over het algemeen lastiger is om nieuw werk te vinden. Ook is voor dit oordeel van belang dat GGNet geen duidelijk beleid heeft ten aanzien van het ongeoorloofd inzien van EPD’s. Het privacybeleid waarnaar door GGNet is verwezen ziet met name op de regels met betrekking tot de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Bovendien blijkt uit dit beleid niet welke sancties GGNet verbindt aan het door werknemers ongeoorloofd inzien van EPD’s. Dit blijkt ook niet uit de door GGNet aangehaalde intranetberichten. Die berichten gaan daarnaast over het inzien van EPD’s door werknemers die daarvoor niet geautoriseerd zijn, door middel van een zogenoemde ‘noodknop’. Die situatie doet zich in deze kwestie niet voor, [verzoekster] had de autorisatie om het EPD van de bekende ex-profvoetballer in te zien. Verder is voor dit oordeel van belang dat [verzoekster] slechts één keer het betreffende EPD heeft ingezien, en [verzoekster] de informatie uit het EPD niet met derden gedeeld heeft.
6.11.
De conclusie is gelet op het voorgaande dat het ontslag op staande voet geen stand houdt. In zoverre wordt het verzoek van [verzoekster] toegewezen. Het verzoek tot doorbetaling van loon wordt toegewezen zoals hierna onder beslissing is vermeld.
Inzake het tegenverzoek
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
6.12.
Nu de voorwaarde is vervuld waaronder het tegenverzoek van GGNet is ingediend, zal de kantonrechter dat tegenverzoek beoordelen. Het verzoek ziet op ontbinding op de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen (de e-grond), een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond), andere omstandigheden (de h-grond) of de cumulatiegrond (de i-grond).
6.13.
De kantonrechter kan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst alleen toewijzen als er geen opzegverboden zijn (artikel 7:671b lid 2 BW). Van een opzegverbod is de kantonrechter in deze zaak niet gebleken.
6.14.
Een voorwaarde voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst is dat daar een redelijke grond voor is (artikel 7:669 lid 1 BW). Die is er. GGNet stelt dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] , waardoor het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). De kantonrechter vindt dat sprake is van deze redelijke grond. Hierna wordt uitgelegd waarom.
6.15.
Het staat vast dat [verzoekster] , terwijl zij ziek thuis zat, in het EPD van een bekende ex-profvoetballer heeft gekeken. Omdat [verzoekster] ziek thuis zat had zij in beginsel geen reden om werkzaamheden te verrichten, en dus ook niet om een EPD in te zien. Hiervoor heeft de kantonrechter geoordeeld dat hij de uitleg van [verzoekster] niet volgt. Nu [verzoekster] zonder reden het EPD van een patiënt van GGNet heeft ingezien, en daarmee gegevens heeft bekeken die vanwege de persoon in kwestie en het type opname zeer privacygevoelig zijn, heeft [verzoekster] naar het oordeel van de kantonrechter verwijtbaar gehandeld. Dat levert een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op. In zoverre wordt het tegenverzoek van GGNet toegewezen.
6.16.
Voor ontbinding is verder vereist dat de werknemer niet binnen een redelijke termijn kan worden herplaatst in een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). Die plicht geldt echter niet wanneer de redelijke grond voor ontbinding bestaat uit verwijtbaar
handelen van de werknemer.
Geen ernstig verwijtbaar handelen
6.17.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoekster] wel verwijtbaar heeft gehandeld, maar niet ernstig verwijtbaar. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is alleen in uitzonderlijke gevallen sprake en de lat voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten ligt zeer hoog. Tegen de achtergrond van alles wat hiervoor is overwogen over de feiten en omstandigheden rondom het ontslag op staande voet (kort samengevat: het is een eenmalige fout, van een werknemer met een lange en onberispelijke staat van dienst), is de kantonrechter van oordeel dat deze hoge lat niet gehaald is.
De einddatum van de arbeidsovereenkomst
6.18.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 1 april 2025 (artikel 7:671b lid 9 BW). Daarbij is rekening gehouden met de geldende opzegtermijn van 4 maanden en de duur van deze procedure, te rekenen vanaf de indiening van het voorwaardelijke tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op 31 december 2024.
De transitievergoeding
6.19.
Nu er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] , en er aan de overige wettelijke vereisten is voldaan, heeft [verzoekster] recht op de transitievergoeding. [verzoekster] heeft verzocht om een transitievergoeding van € 21.382,82 bruto. Dit bedrag is niet door GGNet weersproken en zal dan ook worden toegewezen.
GGNet hoeft geen billijke vergoeding te betalen
6.20.
De kantonrechter kent aan [verzoekster] geen billijke vergoeding toe. Een billijke vergoeding kan namelijk alleen worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 onder c BW). Dat is hier niet het geval. De reden van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst is immers gelegen in het verwijtbaar handelen van [verzoekster] .
Geen termijn voor intrekking verzoek
6.21.
Aan GGNet hoeft geen termijn te worden gegeven om het verzoek in te trekken, omdat geen billijke vergoeding wordt toegekend (artikel 7:686a lid 6 BW) en zij ook niet heeft verzocht om toekenning van een intrekkingstermijn. [1]
Inzake het verzoek en het tegenverzoek
6.22.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen op punten ongelijk krijgen.

7.De beslissing

De kantonrechter
Inzake de voorlopige voorziening
7.1.
wijst de gevraagde voorlopige voorzieningen af,
7.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
Inzake het verzoek
7.3.
vernietigt het ontslag op staande voet,
7.4.
veroordeelt GGNet tot betaling aan [verzoekster] van € 2.665,52 bruto per maand inclusief vakantiebijslag aan loon, vanaf 29 oktober 2024 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, namelijk op 1 april 2025, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de verschillende data dat de verschillende bedragen aan [verzoekster] betaald hadden moeten worden, tot het moment waarop GGNet deze bedragen aan haar betaalt,
Inzake het tegenverzoek
7.5.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 april 2025,
7.6.
veroordeelt GGNet tot betaling aan [verzoekster] van de transitievergoeding van
€ 21.382,82 bruto,
Inzake beide verzoeken
7.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
7.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
7.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025. (wv)

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1812.