ECLI:NL:RBOVE:2025:6811

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
C/08/292306 / FA RK 23-461
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de contactregeling tussen vader en kinderen na huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2025 uitspraak gedaan over de contactregeling tussen een vader en zijn kinderen, na eerdere huiselijk geweld incidenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat een definitieve contactregeling nog niet mogelijk is, omdat het contactherstel tussen de vader en de kinderen niet goed genoeg van de grond is gekomen. De vader heeft huiselijk geweld tegen de moeder gepleegd, wat een negatieve impact heeft gehad op de kinderen. De rechtbank heeft de regie in handen gelegd van de gecertificeerde instelling (GI) en Kind en Gezin, die moeten afwachten of er positieve bewegingen van de vader richting de kinderen komen. De rechtbank heeft eerder op 10 maart 2025 een tussenbeschikking gegeven, waarin werd vastgesteld dat er eens per veertien dagen beeldbellen tussen de vader en de kinderen zou plaatsvinden, maar dit is stopgezet. De kinderen hebben last van de gevolgen van het huiselijk geweld en de vader lijkt zich onvoldoende bewust van de impact daarvan. De moeder heeft zorgen geuit over de stabiliteit van de vader en de impact op de kinderen. De rechtbank heeft besloten om de beslissing over het gezag en de contactregeling aan te houden tot er meer duidelijkheid is over de ontwikkeling van de kinderen en de vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd voor een jaar en de zaak zal opnieuw worden behandeld op 2 november 2026.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummers:
C/08/292306 / FA RK 23-461
(verzoek wijziging ouderlijk gezag en vaststelling zorg- en contactregeling)
C/08/304094 / FA RK 23-2704
(vaststelling zorg- en contactregeling)
beschikking van 17 november 2025
inzake
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verzoekster in zaaknummer C/08/292306 / FA RK 23-461,
verweerster in zaaknummer C/08/304094 / FA RK 23-2704,
advocaat: mr. M. Tijken,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader,
verblijvende in [woonplaats],
verzoeker in zaaknummer C/08/304094 / FA RK 23-2704,
verweerder in zaaknummer C/08/292306 / FA RK 23-461,
advocaat: mr. I. Mercanoglu.
De rechtbank merkt als informanten aan:
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Hengelo (O)
en
[naam 1], hulpverlener namens Kind en Gezin.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 10 maart 2025 een tussenbeschikking gegeven in deze zaak.
1.2.
De rechtbank heeft na de tussenbeschikking geen aanvullende stukken
ontvangen.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 10 november 2025,
gelijktijdig met zaaknummer: C/08/339484 / JE RK 25/1702.
Hier zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [naam 2] en [naam 3] namens de GI,
- [naam 4], namens de raad voor de kinderbescherming, hierna: de raad,
- [naam 1], namens Kind en Gezin.

2.De feiten

Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 10 maart 2025.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In de tussenbeschikking van 10 maart 2025 heeft de rechtbank als
voorlopige
regeling vastgesteld dat sprake zal zijn van eens per veertien dagen beeldbellen tussen de vader en de kinderen, waarbij uitbreiding of afwijking van de regeling mogelijk is onder regie van de GI en dat onder regie van de GI bezien wordt welke vorm van contact met vader mogelijk is en uitgevoerd kan worden. Iedere verdere beslissing over het gezag en de definitieve zorg- en contactregeling is aangehouden in afwachting van de ontwikkeling binnen de ondertoezichtstelling.
3.2.
De rechtbank dient nog te beslissen op het verzoek van moeder om haar alleen met
het gezag over [kind 1] en [kind 2] te belasten en het verzoek van vader om een zorg- en contactregeling vast te stellen.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er in eerste instantie is gewerkt
aan contactherstel tussen vader en de kinderen, maar dat dit op een gegeven moment is stopgezet. [kind 1] heeft in het gesprek dat zij na de mondelinge behandeling met de kinderrechter heeft gehad gezegd dat ze denkt dat haar vader wel zijn best doet, maar ze weet niet goed of ze nu wel of geen contact met hem wil hebben. Ze heeft veel last gehad en heeft nog veel last van nachtmerries en krijgt dan flashbackmomenten over wat er in het verleden is gebeurd. Door de GI is benoemd dat Kind en Gezin van mening is dat [kind 1] een onjuist beeld van vader heeft gekregen. In de zomervakantie is er geen contact met vader geweest omdat vader op dat moment een kindje met zijn nieuwe partner verwachtte. De GI heeft toen ingeschat dat het beter zou zijn om een rustmoment te creëren, maar ook om [kind 1] nog traumatherapie te laten volgen. Voor [kind 2] geldt dat hij aanvankelijk wel heeft laten doorschemeren dat hij contact wil met vader, maar later ook weer heeft gezegd dit niet te willen. Voor [kind 2] is het echter ook van belang dat er bij hem nog een diagnostisch onderzoek wordt afgenomen.
3.4.
Vader heeft benoemd dat hij het een vreemde gang van zaken vindt dat
er geen voortgang in het contact zit nu [kind 2] heeft gezegd dat hij contact wil. Vader vindt het onbegrijpelijk dat hij geen contact kan hebben, al is het maar via beeldbellen. Juist voor een kind van deze leeftijd is het volgens vader essentieel dat er een band opgebouwd kan worden. Het contactherstel moet voortvarend en onder begeleiding worden vormgegeven. Hoewel door de GI aan vader wordt gevraagd om een stap terug te doen tijdens het onderzoek, kan het volgens hem niet zo zijn dat hij geen onderdeel meer uitmaakt van de behandeling. Daarnaast concludeert vader dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven.
3.5.
Moeder vraagt zich af waar de grens ligt en hoe lang er nog moet worden
doorgegaan. Bij [kind 2] merkt ze dat hij spanningen vertoont. Dit uit zich in terugtrekgedrag, weglopen en clownesk gedrag. Moeder is van mening dat de kinderen rust nodig hebben. De zorgen over de terugval van vader had moeder tijdens de vorige mondelinge behandeling ook al geuit en volgens moeder zijn haar zorgen bewaarheid geworden. Vader laat keer op keer zien dat hij geen stabiele basis heeft. Het herhaalde patroon waarin vader zijn afspraken niet nakomt zorgt ervoor dat de kinderen verdrietig, angstig en gekwetst zijn. Daarmee heeft hij laten zien dat hij niet betrouwbaar is voor zowel de kinderen als moeder. Al vier jaar draait hun leven om hulpverlening en gesprekken. Er kan geen omgang zijn als er geen duurzame en veilige bereidheid is bij de kinderen. Er wordt wel gesteld dat [kind 2] contact wil met zijn vader, maar hij heeft daar tegelijkertijd ook spanningen over waardoor het de vraag is of hij daadwerkelijk het contact wel echt wil. Moeder verzoekt om afwijzing van het verzoek van vader. Over haar verzoek om eenhoofdig met het gezag te worden belast zegt moeder nog eens dat het van belang dat zij zelf snel de beslissingen kan nemen conform de behoefte van de kinderen.
3.6.
De raad heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag bij vader en moeder te laten.
Op dit moment is dat volgens hem het meest passend en de GI kan daardoor beide ouders ook gelijk aanspreken. Hoewel er bij omgang ook gezag hoort en er op dit moment geen omgang is en nog duidelijk is of het ooit tot herstel van contact komt, is er voor de raad nog geen doorslaggevende reden om anders te adviseren.
3.7.
De rechtbank ziet aanleiding om beide zaken nog eens aan te houden. Er
spelen nog diverse dingen die mogelijk nog kunnen leiden tot contactherstel met vader. Zo is er voor [kind 1] nog de traumatherapie en wordt er bij [kind 2] nog een diagnostisch onderzoek afgenomen. Op basis van de resultaten van de therapie en het onderzoek kan door de GI bezien worden of en zo ja welke koers er moet worden uitgezet. De GI bevestigt dat vader inderdaad een terugval heeft gehad op het moment dat de brief voor de aanvraag voor het eenhoofdig gezag hem bereikte. Hij heeft zich toen binnen een weekend weer weten te herpakken. Hoewel de terugval jammer was, kan hij daar niet volgens de GI nu niet volledig op afgerekend worden.
3.8.
De rechtbank acht het nu nog van belang dat zoveel als mogelijk gedaan wordt om tot een contactherstel tussen vader en de kinderen te komen, waarbij de rol van Kind en Gezin nodig en passend is. Het is daarbij van belang dat eventueel contactherstel tussen kinderen en vader op het tempo van de kinderen en op de door hen aan te geven wijze wordt vormgegeven. In het gesprek van [kind 1] met de kinderrechter na de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat en hoeveel schade zij heeft opgelopen door het gewelddadige gedrag van vader tegen moeder toen het gezin nog samenwoonde. Haar tijdelijke verhuizing naar een locatie van Kadera in Zwolle samen met moeder en haar broertje, waardoor zij een aantal maanden in een vreemde omgeving moest wonen en naar een andere school moest, zijn – zo lijkt het – traumatisch voor haar geweest. Volgens haar is vader de schuld van wat er toen met het gezin is gebeurd. Dat kan zij nog geen plek geven. De kinderrechter heeft ter zitting al kort met vader besproken wat hij van plan is om te gaan doen zodat met name [kind 1] ontschuldigd wordt en het kleine sprankje dat er bij het meisje ondanks alles toch nog wel is om nog weer met haar vader in contact te komen uit kan groeien tot een echt contact. [kind 1] gaat daarvoor in therapie. Vader zal zich moeten afvragen wat hij kan doen om [kind 1] daarbij te helpen. Zijn houding van ‘wat gebeurd is is gebeurd, ik heb mijn straf ondergaan en ik ben nu een ander, beter persoon die het leven weer op de rit heeft’ kan hemzelf misschien helpen, maar zal voor [kind 1] onvoldoende zijn. Vader heeft nogal wat kapot gemaakt bij haar. Hij zal zich daarvan bewust moeten zijn en het kind daar erkenning voor proberen te geven.
3.9.
Het vaststellen van een daadwerkelijke contactregeling is nu nog niet mogelijk. Eerst moeten de resultaten van therapie voor [kind 1] en onderzoek voor [kind 2] en eventuele positieve beweging van vader naar [kind 1] worden afgewacht. De kinderrechter zal daarom gedurende de opbouwfase de regie ten aanzien van het contact tussen de vader en de kinderen bij de gecertificeerde instelling en Kind en Gezin laten en hij zal de zaak aanhouden tot een datum kort voor het einde van de lopende ondertoezichtstelling.
3.10.
De beslissing ten aanzien van het gezag wordt ook aangehouden in afwachting van de ontwikkelingen binnen de ondertoezichtstelling over eventueel herstel van de omgang met vader.
3.11.
De kinderrechter heeft bij afzonderlijke beschikking van heden de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] verlengd voor de duur van een jaar tot
19 november 2026. Mocht een van partijen vinden dat de zaak eerder op zitting moet komen, dan is het aan een van partijen om de rechtbank daarover te berichten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van 10 maart 2025 en bepaalt als
voorlopige regelingdat onder regie van de GI wordt bezien welke vorm van contact met vader mogelijk is en uitgevoerd kan worden;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing inzake het gezag (C/08/292306) en de contactregeling (C/08/304094) aan en bepaalt dat de mondelinge behandeling zal worden voortgezet op
2 november 2026 om 09:00 uur;
4.3.
verzoekt de griffier om de GI en mevrouw Haverkate van Kind en Gezin bij afzonderlijk bericht als informanten op te roepen voor die zitting en om afschriften van deze beschikking aan de GI en Kind en Gezin te verstrekken.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2025 in tegenwoordigheid van mr. S. ten Thije - Blokvoort, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.