ECLI:NL:RBOVE:2025:6804

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/08/317785 / FA RK 24-1728
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om stiefouderadoptie en toewijzing van gezamenlijk gezag en wijziging van geslachtsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 november 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende een verzoek tot stiefouderadoptie door de stiefvader van een minderjarige, [kind 4]. De rechtbank heeft het verzoek tot stiefouderadoptie afgewezen, omdat eerst statusvoorlichting dient plaats te vinden. De moeder en de stiefvader waren niet bereid om op korte termijn deze voorlichting te geven, wat leidde tot de afwijzing van het adoptieverzoek. De rechtbank benadrukte het belang van statusvoorlichting voor de identiteitsontwikkeling van het kind en de noodzaak dat het kind op de hoogte is van zijn afstamming.

Daarnaast heeft de rechtbank het subsidiaire verzoek om gezamenlijk gezag over [kind 4] toegewezen, aangezien de stiefvader en de moeder al geruime tijd samenleven en de stiefvader een actieve rol in de opvoeding van [kind 4] vervult. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [kind 4] is dat de juridische situatie overeenkomt met de feitelijke situatie. Tevens is het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [kind 4] toegewezen, omdat het dragen van dezelfde geslachtsnaam binnen het gezin de gezinseenheid bevestigt. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/317785 / FA RK 24-1728
beschikking van 17 november 2025
inzake
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1],
en
[de stiefvader],
verder te noemen: verzoeker of stiefvader,
wonende te [woonplaats 2],
gezamenlijk te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. T. Şeker.
Als
belanghebbendenzijn aangemerkt:
[de man],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 3],
en
mr. M.S. FLOKSTRA,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator,
advocaat te Enschede.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Almelo, hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 19 december 2024 een (tussen)beschikking gegeven in deze zaak.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een op 20 februari 2025 binnengekomen verslag van de bijzondere curator van 19 februari 2025;
- een op 20 februari 2025 binnengekomen rolbericht van mr. Şeker;
- een op 26 februari 2025 binnengekomen e-mailbericht van de bijzondere curator;
- een op 14 juli 2025 binnengekomen e-mailbericht van de bijzondere curator met als bijlage het resultaat van de DNA-onderzoeken;
- een op 16 juli 2025 binnengekomen rolbericht van de bijzondere curator; en
- een op 2 oktober 2025 binnengekomen aanvullend verzoekschrift met bijlagen.
1.3.
De mondelinge behandeling stond aanvankelijk gepland op 27 februari 2025. Op verzoek van betrokkenen heeft deze mondelinge behandeling niet plaatsgevonden, in afwachting van de resultaten van een DNA-onderzoek. De mondelinge behandeling heeft uiteindelijk op 6 oktober 2025 met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder en de stiefvader, bijgestaan door mr. Şeker,
- de man,
- de bijzondere curator,
- [naam 1], namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 19 december 2024.
2.2.
De moeder heeft uit een eerdere relatie drie kinderen:
[kind 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2006;
[kind 2],geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2009;
[kind 3],geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2010;
Zij wonen bij hun vader.

3.De verdere beoordeling

Vooraf
3.1.
Bij de beschikking van 19 december 2024 is mr. Flokstra benoemd tot bijzondere curator over [kind 4]. Iedere verdere beslissing is aangehouden. De inhoud van deze beschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
Het DNA-onderzoek
3.2.
Naar aanleiding van het verslag van de bijzondere curator hebben partijen met bemiddeling van de bijzondere curator meegewerkt aan een DNA-vaderschapstest van [kind 4] en [kind 5]. De bijzondere curator heeft de uitslag van deze test overgelegd. Hieruit blijkt dat de kans op vaderschap op basis van de verrichte analyse 99,99997% dat de man de biologische vader is van [kind 4] en 99,99999% dat de man de biologische vader is van [kind 5]. De man kan op grond van het DNA-onderzoek niet worden uitgesloten als biologische vader van [kind 4] en [kind 5].
3.3.
Nu de bijzondere curator heeft verklaard dat zij het DNA-materiaal heeft afgenomen, de identiteiten van alle bij het DNA-onderzoek betrokken personen aan de hand van een ID-document heeft geverifieerd, de envelop naar de aanbieder heeft opgestuurd en zij de testresultaten heeft ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat de zorgvuldigheid van de thuistest kan worden gewaarborgd en uitgegaan kan worden van deze resultaten. De resultaten komen ook overeen met de stellingen van partijen. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de man de juridische en biologische vader van [kind 4] en [kind 5] is.
Aanvulling van het verzoek
3.4.
Verzoekers hebben hun eerdere verzoeken aangevuld en bij wijze van subsidiair verzoek verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de stiefvader, naast de moeder, mede te belasten met het gezag over [kind 4];
- de geslachtsnaam van [kind 4] te wijzigen in [naam 2].
Zij stellen zich vooralsnog op het standpunt dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan en dat adoptie in het belang van [kind 4] is. Hoewel zij erkennen dat statusvoorlichting belangrijk is en ouders de plicht hebben hun kinderen voor te lichten over hun afstamming, is het aan de ouder om te bepalen wanneer hij dat zal gaan doen. Zij menen echter dat het belang van het kind daarbij voorop staat en bepalend is. Volgens verzoekers is statusvoorlichting op dit moment niet in het belang van [kind 4]. [kind 4] is een kwetsbaar en gevoelig kind en heeft een lage verwerkingssnelheid waardoor informatie - dat stiefvader niet zijn vader is - voor hem moeilijk te verwerken zal zijn. Verzoekers zijn ook bang dat statusvoorlichting zijn identiteitsontwikkeling zal schaden, reden waarom het beter is om daarmee te wachten tot hij in groep 5/6 zit. Zij stellen dat de school ook achter deze beslissing staat.
Het standpunt van de man
3.5.
De man voert geen verweer tegen de verzoeken. Dat heeft hij ook tijdens het raadsonderzoek laten weten en zijn standpunt is niet gewijzigd. De man kan instemmen met de adoptie van [kind 4] door de stiefvader en het verzoek om de stiefvader samen met de moeder te belasten met het gezag over [kind 4]. Ook heeft hij geen bezwaar dat de geslachtsnaam van [kind 4] wordt gewijzigd in “[naam 2]”. De man is stiefvader dankbaar voor alles wat hij doet voor [kind 4]. De man staat open voor contact en vragen van [kind 4] als dit vanuit [kind 4] komt.
Het standpunt van de bijzondere curator
3.6.
Een DNA-onderzoek was noodzakelijk en is inmiddels uitgevoerd om duidelijkheid te krijgen of de man de biologische vader van [kind 4] was. Ook [kind 5] is in dit onderzoek meegenomen. De bijzondere curator vindt het ingewikkeld om een advies over het verzoek tot adoptie te geven. Zij vindt het positief dat de stiefvader de verantwoordelijkheid voor [kind 4] op zich wil nemen. Zij wijst echter op het belang van statusvoorlichting en meent dat de moeder hiervoor de verantwoordelijkheid heeft. Het is de vraag wanneer het beste moment is voor de statusvoorlichting en welke schade dat dan voor [kind 4] zal opleveren. De bijzondere curator wijst er op dat het voor [kind 4] van belang is dat [kind 4] van zijn moeder en stiefvader hoort van wie hij afstamt en dat hij het niet van anderen hoort. [kind 4] is weliswaar kwetsbaar, maar dat zal in de toekomst niet anders zijn. Bovendien zijn de oudere kinderen op de hoogte van de situatie en moet worden voorkomen dat [kind 4] op een andere manier te horen krijgt dat zijn stiefvader niet zijn biologische vader is.
Het advies van de raad
3.7.
De raad stelt zich op het standpunt dat het in het belang van een kind is als de statusvoorlichting zo vroeg mogelijk, dus op jonge leeftijd, wordt gegeven. Het risico dat hij die informatie gaat horen van anderen wordt steeds groter. De raad ziet er geen meerwaarde in om te wachten met de statusvoorlichting totdat [kind 4] in groep 5/6 zit. De raad acht de adoptie nog altijd niet in het kennelijk belang van [kind 4]. Wel acht de raad het in het belang van [kind 4] dat de stiefvader samen met de moeder wordt belast met het gezag over [kind 4].
Het is beter om de stiefouderadoptie, met de geslachtsnaamwijziging daaraan gekoppeld, te laten rusten totdat er statusvoorlichting is geweest.
De adoptie
De ontvankelijkheid
3.8.
Adoptie vindt plaats door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. [1]
3.9.
De stiefvader is ontvankelijk in het verzoek tot adoptie, omdat hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met de moeder heeft samengeleefd. [2] Zij hebben ruim zes jaar een relatie en wonen sinds maart 2021 samen. Sinds die tijd heeft de stiefvader onafgebroken de zorg voor [kind 4] gehad. Volgens de gemeentelijke basisregistratie personen staan de moeder en [kind 4] sinds 9 maart 2021 op hetzelfde adres als de stiefvader ingeschreven.
3.10.
De moeder is van rechtswege de juridische ouder van [kind 4]. Een verzoek tot adoptie kan slechts worden gedaan door een verzoeker die via een adoptie in een familierechtelijke betrekking tot het kind wil komen te staan. De moeder kan dus niet om zijn adoptie verzoeken. Zij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.
Vereisten adoptie
3.11.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat bestaande familiebanden in beginsel onverbrekelijk zijn. Adoptie is hierop een uitzondering. Adoptie heeft het ingrijpende gevolg dat daarmee de tussen de ouder en het kind bestaande familierechtelijke betrekkingen worden beëindigd. Aan adoptie zijn om deze reden strikte voorwaarden verbonden. Hierbij dient niet alleen te worden gelet op de positie die het kind door de adoptie verkrijgt, maar ook en niet minder, op hetgeen het kind verliest (de familierechtelijke band met de juridische (en in dit geval biologische) ouder en familie.
3.12.
De rechtbank zal het verzoek beoordelen aan de hand van artikel 1:227 en artikel 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De adoptie kan worden uitgesproken als deze in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in die hoedanigheid te verwachten heeft en aan de overige voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, is voldaan. [3]
3.13.
De voorwaarden voor stiefouderadoptie genoemd in artikel 1:228 lid 1 BW zijn:
dat de minderjarige op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
dat de minderjarige geen kleinkind van de verzoeker is;
dat de verzoeker ten minste achttien jaar ouder is dan de minderjarige;
at geen van de ouders het verzoek tegenspreekt;
dat verzoeker en de moeder de minderjarige gedurende ten minste een jaar gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed;
dat de moeder alleen of samen met verzoeker het gezag over de minderjarige heeft.
3.14.
[kind 4] is minderjarig, is geen kleinkind van verzoeker en verzoeker is ten minste achttien jaar ouder. De stiefvader en de moeder leven sinds 9 maart 2021 in gezinsverband samen met [kind 4], [kind 5], [naam 3] en [naam 4]. De moeder en de man spreken het verzoek niet tegen. De man heeft nooit de rol van ouder opgepakt. Na het verbreken van de relatie met moeder heeft hij ook geen contact met [kind 4] gehad. De man heeft ook niet de wens om de vaderrol alsnog op zich te nemen. [kind 4] heeft in dat opzicht niets meer van de man in zijn hoedanigheid als ouder te verwachten, ondanks dat de man open staat voor een vorm van contact als [kind 4] dat wil. Aan deze voorwaarden is voldaan.
3.15.
Aan de voorwaarde dat de adoptie in het kennelijk belang van [kind 4] is, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet voldaan. Hoewel afstammings- en statusvoorlichting geen wettelijke vereiste is voor adoptie, is de rechtbank - net als de raad - van oordeel dat ieder kind recht heeft om te weten van wie het afstamt en wie degene is die voor hem zorgt. Uit het raadsrapport en de mondelinge behandeling komt naar voren dat aan [kind 4] nog (altijd) geen afstammings- en statusvoorlichting is gegeven. De raad heeft over het belang daarvan gesproken, maar de stiefvader en de moeder blijven bij hun standpunt dat zij [kind 4] daarvoor op dit moment te kwetsbaar vinden. Zij willen daarmee wachten tot hij in groep 5/6 zit en achten het op dit moment niet in zijn belang om de statusvoorlichting te geven, omdat het [kind 4] onnodig zal belasten en hij problemen heeft met de verwerking van informatie. De rechtbank deelt de zorgen van de raad over de visie van de stiefvader en de moeder ten aanzien van de statusvoorlichting van [kind 4]. De vrees bestaat immers dat bij toewijzing van het verzoek tot stiefouderadoptie niet dan wel onvoldoende tegemoet gekomen zal worden aan het recht van [kind 4] om tijdig geïnformeerd te worden over zijn afstammingsgeschiedenis. De rechtbank wijst de stiefvader en de moeder erop dat statusvoorlichting van groot belang is voor de identiteitsontwikkeling van [kind 4] en dat deze juist zo vroeg mogelijk aan hem moet worden gegeven. [kind 4] heeft het recht om te weten wie zijn biologische vader is. Dat [kind 4] dit niet weet maar zijn directe familie wel, maakt een spoedige voorlichting nog belangrijker. Daar komt nog bij dat het ook op medisch vlak uiterst relevant voor [kind 4] is dat hij beschikt over informatie over zijn afstamming. Het door VCO afgenomen intelligentieonderzoek, waaruit blijkt dat het werkgeheugen van [kind 4] en met name zijn verwerkingssnelheid minder ontwikkeld is, doet hieraan niet af. Ook is [kind 4] niet voorgelicht over de (gevolgen van een eventuele adoptie) in de mate die past bij zijn leeftijd en ontwikkeling noch is hij op enige wijze in deze procedure betrokken. Zo hebben de raad, de bijzondere curator en de rechter niet met hem kunnen spreken, omdat [kind 4] niet op de hoogte is van deze procedure noch van het feit dat zijn stiefvader niet zijn (biologische) vader is. Hierdoor is het niet duidelijk hoe het voor [kind 4] is. De rechtbank acht het niet in het belang van [kind 4] om op te groeien met een onwaarheid of geheim over zijn ontstaansgeschiedenis. Het risico is dat hoe later [kind 4] op de hoogte raakt van zijn afstamming, hoe ingewikkelder het voor hem is om hiermee om te kunnen gaan. Hoe langer hiermee wordt gewacht, hoe groter de kans op trauma bij [kind 4].
3.16.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eerst statusvoorlichting dient plaats te vinden, voordat een eventuele stiefouderadoptie aan de orde kan zijn. Nu de moeder en de stiefvader niet bereid zijn hier op korte termijn toe over te gaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie afwijzen. De rechtbank heeft – net als de raad – geen twijfel over de zorg die de moeder en de stiefvader bieden aan [kind 4] en dat zij met de beste intenties een onbelaste jeugd voor [kind 4] willen waarborgen.
Het gezamenlijk gezag
3.17.
Subsidiair is verzocht om de stiefvader samen met de moeder te belasten met het gezag over [kind 4].
3.18.
De man en de raad hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot gezamenlijk gezag.
Het wettelijk criterium
3.19.
Indien het gezag over een kind bij één ouder berust, kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. [4] Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt het verzoek, in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, slechts toegewezen, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest. [5]
Het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd. [6]
Het oordeel
3.20.
De rechtbank acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen.
3.21.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende duidelijk dat aan de voorwaarden van artikel 1:253t BW is voldaan. De moeder is vanaf de geboorte van [kind 4], dus langer dan drie jaar, van rechtswege alleen belast met het gezag over [kind 4]. De stiefvader staat in een nauwe persoonlijke betrekking tot [kind 4]. De stiefvader en de moeder wonen sinds 9 maart 2021 samen op hetzelfde adres en zij vormen samen met [kind 4], [kind 5] en de nadien geboren kinderen [naam 3] en [naam 4] een gezin. [kind 4] wordt vanaf dat moment samen door de stiefvader en de moeder verzorgd en opgevoed en de stiefvader vervult al gedurende lange tijd een ouderrol voor [kind 4]. Uit voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat sprake is van een bestendige relatie en een grote betrokkenheid van de stiefvader bij [kind 4], zodat van gezamenlijke zorg kan worden gesproken.
De rechtbank acht het daarom in het belang van [kind 4] dat het verzoek van de stiefvader en de moeder wordt toegewezen, in die zin dat de stiefvader samen met de moeder zal worden belast met het gezag over hem.
3.22.
Het is wenselijk en in het belang van [kind 4] dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie. Zowel de stiefvader, de moeder als de raad achten gezamenlijke uitoefening van het gezag in het belang van [kind 4]. De man heeft hiertegen ook geen bezwaar. Van gegronde vrees dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [kind 4] zouden worden verwaarloosd, is niet gebleken.
3.23.
Nu aan de voorwaarden van artikel 1:253t BW is voldaan, zal dit verzoek worden toegewezen.
3.24.
De rechtbank zal de griffier opdragen een afschrift toe te sturen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Uitvoerbaar bij voorraad3.25. De rechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals
is verzocht. Dit betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als verzoekers of belanghebbende hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechter geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De geslachtsnaamwijziging
3.26.
Verzoekers hebben daarnaast verzocht om wijziging van de geslachtsnaam van [kind 4]. Zij stellen dat een geslachtsnaamswijziging in het belang van [kind 4] is, zodat hij weet dat hij erbij hoort.
3.27.
De man voert hiertegen geen verweer. De raad kan zich vanwege de uitgebleven statusvoorlichting niet vinden in de verzochte geslachtsnaamwijziging.
Het wettelijk criterium
3.28.
Een verzoek om gezamenlijk gezag kan vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. [7] Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
a. het kind van twaalf jaar of ouder bij zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
b. het verzoek, bedoeld in artikel 1:253t lid 1 BW wordt afgewezen, of;
c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
Het oordeel
3.29.
Van de hierboven onder a. en b. genoemde gronden is hier geen sprake. [kind 4] is immers nog geen twaalf jaar oud en de rechtbank heeft het verzoek om gezamenlijk gezag toegewezen. De rechtbank dient derhalve te beoordelen of het belang van [kind 4] zich tegen de toewijzing van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam verzet. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en licht dit hierna toe.
3.30.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling komt naar voren dat [kind 4] opgroeit in het gezin van de moeder, de stiefvader en zijn (half)zusjes en broertje. In het dagelijks leven gebruikt [kind 4] al de achternaam “[naam 2]”; hij weet niet beter dan dat hij zo heet. De stiefvader draagt al meer dan 4 jaar samen met de vrouw de zorg voor [kind 4] en zij leven sinds die tijd in gezinsverband. [kind 4] kent de man niet en heeft al jaren geen contact met hem. Het belang van gezinseenheid weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [kind 4] om zich met de man te kunnen identificeren. Het dragen van dezelfde geslachtsnaam binnen het gezin bevestigt de gezinseenheid. Dit belang weegt zwaarder dan het vasthouden aan de huidige geslachtsnaam, enkel omdat [kind 4] nog geen statusvoorlichting heeft gehad en de naam onderdeel is van zijn identiteit. Hierbij is van belang dat [kind 4] als volwaardig lid van het gezin waar hij nu opgroeit, ook (officieel) dezelfde geslachtnaam heeft als [kind 5], [naam 3] en [naam 4]. Bovendien heeft de man geen enkel bezwaar tegen wijziging van de geslachtsnaam.
Last tot inschrijving
3.31.
De rechtbank zal de griffier opdragen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een afschrift te zenden van deze uitspraak niet eerder dan drie maanden na de dag van de beschikking, zodat een latere vermelding aan de geboorteakte kan worden toegevoegd. [8] Uitvoerbaar bij voorraad
3.32.
De rechter zal deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, nu de ambtenaar van de burgerlijke stand eerst na drie maanden een latere vermelding aan de geboorteakte van [kind 4] kan toevoegen.
Einde taak bijzondere curator
3.33.
De rechtbank is van oordeel dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd. Mocht één van partijen echter een rechtsmiddel instellen, dan herleeft de taak van de bijzondere curator. De rechtbank zal daarom beslissen als hierna vermeld.
De proceskosten
3.34
Omdat de zaak een familierechtelijke procedure betreft, zal de rechtbank bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot stiefouderadoptie;
4.2.
wijst af het verzoek tot adoptie van de minderjarige [kind 4] door de stiefvader;
4.3.
belast de stiefvader,
[de stiefvader], met ingang van heden samen met de moeder,
[de moeder], met het ouderlijk gezag over:
[kind 4], geboren op [geboortedatum 4] 2018 te [geboorteplaats 4];
4.4. verklaart onderdeel 4.3. van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijzigt de geslachtsnaam van [kind 4] en bepaalt dat deze
“[naam 2]”zal zijn en gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Enschede een latere vermelding hiervan aan de geboorteakte toe te voegen;
4.6.
beschouwt de taak van de bijzondere curator als beëindigd, tenzij hoger beroep wordt ingesteld;
4.7.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Jongebreur, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2025 in tegenwoordigheid van M.H. Falkmann, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
Afschrift verzonden d.d.
Aan:

Mr. Seker

[de man] (de man)

Mr. Flokstra (bijzondere curator)

de raad

gezagsregister
Afschrift verzonden na appèltermijn d.d.
Aan:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Enschede (ter inschrijving)

Voetnoten

1.Artikel 1:227 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 1:227 lid 2 BW
3.Artikel 1:227 lid 3 BW
4.Artikel 1:253t lid 1 BW
5.Artikel 1:253t lid 2 BW
6.Artikel 1:253t lid 3 BW
7.Artikel 1:253t lid 5 BW
8.Artikel 1:20e lid 1 BW en 1:20 lid 1 BW jo 1:20a lid 1 BW