ECLI:NL:RBOVE:2025:6802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
08.179027.25, 10.210674.24 en 10.198105.24 (t.tz. gev.), 09.102311.24 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 29-jarige man voor poging tot doodslag, mishandeling, vernieling en diefstal

Op 24 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden voor verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, mishandeling, vernieling en diefstal. De man heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] op 8 juni 2025 in Kampen, waarbij hij het slachtoffer meerdere keren met kracht tegen het hoofd heeft getrapt terwijl deze op de grond lag. Dit geweld leidde tot ernstig letsel bij het slachtoffer, waaronder een breuk van de oogkas. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-partner, [slachtoffer 2], mishandeld en een gedragsaanwijzing overtreden door contact met haar te zoeken. Ook heeft hij op 29 mei 2024 de voordeur van [slachtoffer 2] vernield en op 28 juni 2024 kleding van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn gedrag een grote impact heeft gehad op de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.179027.25, 10.210674.24 en 10.198105.24 (t.tz. gev.),
09.102311.24 (TUL) (P)
Datum vonnis: 24 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.R. Heerenveen, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) door mr. L.M.F. Aarts is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, in de zaak met parketnummer 08.179027.25, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 22 september 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.179027.25
op 8 juni 2025 al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven (
primair),
al dan niet samen met anderen [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (
subsidiair),
al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
meer subsidiair),
dan wel dat verdachte al dan niet samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] (
meest subsidiair);
parketnummer 10.210674.24
feit 1:op 29 mei 2024 een voordeur van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft vernield;
feit 2:in de periode van 1 januari 2024 tot en met 18 juni 2024 zijn ex-partner [slachtoffer 2] , heeft gestalkt;
feit 3:op 28 juni 2024 kleding van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gestolen;
parketnummer 10.198105.24
feit 1:op 5 april 2024 [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 2:op 5 april 2024 een sleutel van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
feit 3:op 5 april 2024 opzettelijk in strijd met een gedragsaanwijzing heeft gehandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.179027.25
hij op of omstreeks 8 juni 2025 te Kampen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
opzettelijk
een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het
lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
gestompt en/of
- (terwijl die voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen,
althans eenmaal, met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd
en/of tegen/in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, van die
voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt, ten gevolge
waarvan die voornoemde [slachtoffer 1] het bewustzijn is verloren en/of
een of meerdere botbreuken in het gezicht heeft opgelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2025 te Kampen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan een ander, [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het
lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen
en/of
- (terwijl die voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen,
althans eenmaal, met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd
en/of tegen/in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, van die
voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen, ten gevolge
waarvan die voornoemde [slachtoffer 1] het bewustzijn is verloren en/of
een of meerdere botbreuken in het gezicht heeft opgelopen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2025 te Kampen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
aan een ander, te weten [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het
lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
gestompt en/of
- (terwijl die voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen,
althans eenmaal, met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd
en/of tegen/in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, van die
voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt, ten gevolge
waarvan die voornoemde [slachtoffer 1] het bewustzijn is verloren en/of
een of meerdere botbreuken in het gezicht heeft opgelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2025 te Kampen,
openlijk, te weten op/aan de Oudestraat (in het uitgaansgebied van
Kampen), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 1]
welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het
lichaam, van die voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen
en/of
- (terwijl die voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen,
althans eenmaal, met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd
en/of tegen/in het gezicht, althans op/tegen het lichaam, van die
voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen, ten gevolge
waarvan die
voornoemde [slachtoffer 1] het bewustzijn is verloren en/of een of
meerdere botbreuken in het gezicht heeft opgelopen,
terwijl het door verdachte gepleegde geweld zwaar, in elk geval enig
lichamelijk letsel ten gevolge had;
parketnummer 10.210674.24
1
hij op of omstreeks 29 mei 2024 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 18 juni 2024 te
Rotterdam, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] ,
door (haar) (meermalen)
- telefonisch te benaderen en/of
- zich bij haar woning op te houden en/of
- te achtervolgen
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
3
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Rotterdam
(een) kledingstuk(ken) van het merk Ballin, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 10.198105.24
1
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Rotterdam,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar
- te duwen,
- één of meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan,
- gezicht te grijpen en/of in het gezicht te krabben,
- met zijn, verdachtes, vingers tegen de ogen te duwen en/of
- in haar arm te bijten;
2
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Rotterdam,
sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 5 april 2024 te Rotterdam,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2024, gegeven door de officier van justitie te
Rotterdam, inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mocht leggen met [slachtoffer 2]
en/of door zich in, op en/of rond de [adres 1] te
bevinden,
door die [slachtoffer 2] op de [adres 1] op te zoeken.

3.De voorvragen

Aan verdachte is onder parketnummer 10.210674.24 onder 2 belaging op grond van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten laste gelegd. Belaging is een misdrijf dat alleen op klacht vervolgbaar is. Of de officier van justitie ontvankelijk is met betrekking tot de vervolging van die belaging, dient beoordeeld te worden aan de hand van de voorschriften die voor klachtdelicten gelden.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat, nu artikel 285b Sr een klachtdelict betreft, het dossier geen klacht bevat en er geen andere omstandigheden zijn die duidelijk maken dat aangeefster vervolging van verdachte wenst, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van dit feit.
Ten aanzien van de overige ten laste gelede feiten heeft de rechtbank vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08.179027.25 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de primair aan verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het onder parketnummer 08.179027.25 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het meest subsidiair ten laste gelegde (openlijk geweld). De raadsvrouw heeft bepleit dat er geen sprake van was van opzet op de dood, zwaar lichamelijk letsel en opzet op het (mogelijk) toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 08.179027.25
De redengevende bewijsmiddelen [1]
Op zondag 8 juni 2025 werd bij de politie melding gemaakt van een vechtpartij in het centrum van Kampen. Het dossier bevat camerabeelden van deze vechtpartij. Ter zitting is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachten zichzelf herkennen op de camerabeelden. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat de man met de zwarte gympen met de witte zolen verdachte is. De man met de witte gympen is medeverdachte [medeverdachte 1] . De in het zwart geklede man met capuchon is [medeverdachte 2] . [2] Uit het dossier blijkt verder dat de man met het blonde haar [slachtoffer 1] is. [3]
De politie heeft de camerabeelden als volgt beschreven.
Omstreeks 00:43:42 uur praat een groepje mannen met elkaar. Omstreeks 00:43.47 uur gaf één van de mannen uit de groep
(rb: verdachte)een andere man, met een bos lang blond haar, een duw. De man die de man met het blonde haar een duw gaf, droeg zwarte gympen met witte zolen. De man met het blonde haar reageerde hierop door terug te slaan. Een andere man in de groep
(rb: [medeverdachte 1] )deze man droeg witte gympen, begon de man ook te slaan. Hij sloeg de man in de richting van het hoofd en raakte hem. De man met de witte gympen
(rb: [medeverdachte 1] )en de man met de zwarte gympen met witte zolen
(rb: verdachte)proberen de blonde man tegen het hoofd te raken door flinke vuistslagen uit te delen. De verbalisant zag dat ze hun arm ver achteruit haalden en dan weer met volle kracht vooruit stoten en dat beide mannen de man met het blonde haar tegen het hoofd raakten. De man met de blonde haren raakte uit evenwicht en de derde man uit de groep
(rb: [medeverdachte 2] )begon de blonde man te duwen. De verbalisant zag dat de drie mannen doorgingen met slaan en duwen en dat de man met de zwarte gympen en de witte zolen
(rb: verdachte)de man met het blonde haar achterover trok. De man met het blonde haar verloor daardoor zijn evenwicht en viel op de grond. De mannen met de witte gympen en de zwarte gympen met witte zolen
(rb: [medeverdachte 1] en verdachte) begonnen gelijk naar de man te trappen toen hij op de grond lag. De verbalisant zag dat ze met kracht uithaalden en dat ze de man in de buik en op de rug raakten. De man met de zwarte gympen
(rb: verdachte)haalde uit naar het hoofd van de blonde man en raakte hem hard. Hij stond daarna vlak naast het hoofd van de blonde man en trok zijn linkerbeen flink omhoog en liet deze met kracht neer komen op het hoofd/nek van de blonde man. Hierna probeerde de man met de witte gympen
(rb: [medeverdachte 1] )hem daar weg te krijgen. De man met de zwarte gympen met witte zool
(rb: verdachte)lukte het nog een keer om op het hoofd/nek van de blonde man te trappen. Daarna lukt het de man met de witte gympen
(rb: [medeverdachte 1] )om de man met de zwarte gympen met witte zool
(rb: verdachte)even uit de buurt van de blonde man te krijgen. De man met de zwarte gympen met witte zool
(rb: verdachte)ging daarna weer terug naar de blonde man. Voordat het de blonde man is gelukt om overeind te komen, kreeg hij een harde schop tegen het hoofd van de man met de zwarte gympen met witte zool
(rb: verdachte). Hierdoor kwam de blonde man weer languit op straat te liggen. Omstreeks 00:44:34 uur pakte de man met de witte gympen
(rb: [medeverdachte 1] )de man met de zwarte gympen met witte zool
(rb: verdachte)bij de jas en nam hem mee in de richting van de Karpersteeg. De man met de capuchon
(rb: [medeverdachte 2] )liep voor hun uit naar de steeg. Omstreeks 00:44:43 verdwenen de mannen uit beeld en probeerde de blonde man moeizaam overeind te komen, maar viel daarbij weer een paar keer languit op straat. Omstreeks 00:44:47 uur, het moment dat de blonde man weer viel, kwam de man met de zwarte gympen en de witte zolen
(rb: verdachte)weer in beeld en liep met verhoogde snelheid op de blonde man af. De verbalisant zag dat de man met zijn linkerbeen flink uithaalde en hard tegen het hoofd van de blonde man schopte. De man verdween omstreeks 00:44:52 uur weer uit beeld en de blonde man probeerde hierna weer op te staan. Hij viel weer neer en deed weer een poging om op te staan. Uiteindelijk kon de blonde man opstaan met hulp van omstanders. [4]
Verbalisanten troffen het [slachtoffer 1] met de witte dreadlocks op de grond aan. Hij zat half tegen een pand aan en had zijn hoofd naar beneden gebogen. Zijn gezicht zat helemaal onder het bloed, er liep bloed uit zijn mond en zijn hoofd was opgezet. [slachtoffer 1] kon zijn ogen bijna niet open doen, mogelijk door de zwellingen. [5] Er werd nadien onder andere en breuk van de oogkas geconstateerd. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij met zijn neef, medeverdachte [medeverdachte 2] , en een vriend van [medeverdachte 2] was en dat degene, die op de beelden te zien is, die zo vaak tegen het hoofd van de man trapte, een vriend van [medeverdachte 2] is. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vond dat ‘het’ te ver ging en dat hij hem daarom wegduwde. Ook heeft hij bekend dat hij het slachtoffer ‘rake klappen’ heeft gegeven. [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 8 juni 2025 op de Oudestraat zag dat een groepje van minimaal drie personen aan het vechten waren. Ze waren eerst aan het duwen en er werd met vuisten geslagen. De persoon viel op de grond, was machteloos en kon geen weerstand bieden. De man werd vijf tot tien keer tegen het hoofd geschopt. [8]
Getuige [getuige 2] heeft ook verklaard dat hij op de Oudestraat drie of vier personen zag duwen en trekken, dat iemand op de grond viel, dat twee personen vervolgens op hem aan het intrappen waren en dat hij zeker weet dat er tegen het hoofd en de rug is geschopt. Hij schat dat er tussen de vijftien tot vijfentwintig keer is getrapt, waarvan vier of vijf keer tegen het hoofd. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard – nadat hij de beelden van de binnenstad in Kampen heeft gezien – dat hij door de man werd bedreigd, dat hij alcohol had gedronken en boos werd en dat ‘dit’ toen gebeurd is. Ook heeft hij verklaard dat hij de man geschopt heeft toen de man op de grond lag. Daarna heeft hij gestampt uit boosheid. De man lag op de grond omdat verdachte als eerste heeft gehandeld. Nadat hij weg was gegaan, ging hij terug om zijn telefoon te pakken en gaf hij de man nog een schop uit boosheid. [10]
Overwegingen rechtbank
De rechtbank acht op grond van de redengevende bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd en lichaam heeft geslagen en getrapt. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van een poging tot doodslag zoals primair aan verdachte ten laste is gelegd.
Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot doodslag moet sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van het slachtoffer. Van voorwaardelijk opzet is sprake als een verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of in een concreet geval sprake is van vol of voorwaardelijk opzet is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
De rechtbank overweegt dat het hoofd bij uitstek een kwetsbaar en vitaal deel van het lichaam is. Naar algemene ervaringsregels kan het met geschoeide voet trappen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat dit schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] door het door hem toegepaste geweld zou overlijden. Er is dus sprake van opzet in voorwaardelijke zin. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte met geschoeide voet niet alleen meerdere keren heeft geschopt tegen het hoofd van een reeds machteloos en weerloos op de grond liggende [slachtoffer 1] , maar ook dat hij op het hoofd/de nek van [slachtoffer 1] heeft gestampt en – nadat hij al door een van zijn medeverdachten weggetrokken was – hij met een aanloop een zeer krachtige trap tegen diens hoofd heeft gegeven. De kracht waarmee verdachte op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gestampt en getrapt blijkt uit de camerabeelden en eveneens uit het feit dat [slachtoffer 1] roerloos op de grond bleef liggen en meerdere keren tevergeefs heeft geprobeerd op te staan.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het primair ten laste gelegde, de poging tot doodslag, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3.2
Parketnummer 10.210674.24 [11]
4.3.2.1 Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 2] heeft tegen verdachte aangifte gedaan van de vernieling van de voordeur van haar woning aan de [adres 1] . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 29 mei 2024, omstreeks 11.30 uur, een geluid bij de voordeur hoorde. Ze liep direct naar de voordeur en keek door het kijkgat in de deur. Ze zag dat verdachte voor de deur stond. Ze rende vervolgens terug naar de woonkamer, drukte op haar Aware button en belde tegelijkertijd 112. Ze hoorde toen een hard gebonk bij de voordeur. [slachtoffer 2] vermoedde dat verdachte tegen de deur trapte. Terwijl zij het getrap hoorde, hoorde ze dat verdachte riep

Ik ga je dood maken, je gaat zien.’ Ze ging terug naar de gang, keek weer door het kijkgat en zag dat verdachte de trap afrende. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar zoontje zei dat hij had gezien dat de onderkant van de deur bijna openging toen verdachte tegen de deur trapte. [slachtoffer 2] zag vervolgens dat de zijkant van de deur was gebarsten. Het was een barst van ongeveer twintig centimeter lang, net boven het slot. Verdachte had op dat moment een zwarte jas aan en een zwarte pet op. [12]
Getuige [getuige 3] heeft op 29 mei 2024, om 12:23 uur, verklaard dat zij ongeveer een uur geleden bij de bovenburen getrap op een deur hoorde. Even later zag zij een man met zwarte kleding en een zwarte pet wegrennen. [13]
Verdachte heeft op 4 juli 2024 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 29 mei 2024 tegen de schuurdeur van [slachtoffer 2] heeft getrapt. [14]
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de voordeur van [slachtoffer 2] heeft beschadigd, zoals onder 1 ten laste is gelegd.
4.3.2.2 Ten aanzien van feit 3
Naar aanleiding van een aanhouding buiten heterdaad van verdachte op 28 juni 2024 16:52 uur [15] heeft een verbalisant twee kledingstukken in beslag genomen waar de beveiligingstacks nog aan zaten en waarvan het vermoeden bestond dat deze van diefstal afkomstig waren. Deze kledingstukken van het merk Ballin had verdachte tijdens de aanhouding in een geprepareerde C&A-tas bij zich. Het is de verbalisant ambtshalve bekend dat dergelijke tassen gebruikt worden om goederen, dan wel kleding voorzien van beveiligingstacks, ongemerkt langs beveiligingspoortjes van winkels te krijgen. [16] De verbalisant heeft via Google onderzocht welke winkels kleding van dit merk verkopen in de directe omgeving van het [adres 2] en zag ‘ [slachtoffer 4] ’. [17]
[slachtoffer 3] heeft, als eigenaar van [slachtoffer 4] gelegen op [adres 2] , aangifte gedaan van diefstal. Hij heeft verklaard dat hij de enige in de regio [adres 2] is die kleding van het merk Ballin verkoopt en dat de kleding die verdachte bij zich had van hem moet zijn. Op het politiebureau zag [slachtoffer 3] een witte korte broek en een t-shirt met groene biezen van het merk Ballin, met een label die hij herkende als labels van kleding in zijn winkel. Ook herkende hij de beveiligingstags. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat de kleding die hij te zien kreeg van hem is. [18]
Op de camerabeelden van winkelcentrum [adres 2] van 28 juni 2024 zag een verbalisant dat de camera gericht was op de ingang van kledingwinkel ‘ [slachtoffer 4] ’ en dat verdachte om 16:17:32 uur de kledingwinkel binnenliep met een bruine tas. Om 16:20:27 uur kwam verdachte weer uit de kledingwinkel lopen met een bruine tas. De verbalisant herkende verdachte toen hij volledig in beeld kwam aan zijn gezicht, zijn kapsel, sikje en zijn tatoeage op zijn linkerarm. De verbalisant had verdachte na zijn aanhouding gezien in het arrestantenverblijf en hij herkende hem aan de hand van zijn politiefoto, die is gemaakt op 28 juni 2024. [19]
Verdachte heeft op 4 juli 2024 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in de winkel was, dat hij een tas vasthield en met deze tas naar buiten liep. [20]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte op 28 juni 2024 met een geprepareerde tas in de winkel ‘ [slachtoffer 4] ’ is geweest, dat hij de winkel is uitgelopen zonder te betalen (immers loopt hij voorbij de kassa) en dat in deze tas kort daarna twee kledingstukken zijn aangetroffen afkomstig van deze winkel. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij deze tas met kleding op straat van iemand heeft gekregen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op
28 juni 2024 schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 ten laste gelegde diefstal. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouw.
4.3.2
Parketnummer 10.198105.24
De redengevende bewijsmiddelen [21]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat zij op 5 april 2024 verdachte op de hoek van de straat zag staan en dat zij naar haar huis toe rende aan de [adres 1] . Ze zag dat verdachte ook begon te rennen. Toen ze voor haar portiekdeur stond, pakte ze haar sleutel, opende ze de deur en wilde ze deze dicht doen, maar verdachte duwde de deur open en kwam de portiek in lopen. Ze zag dat hij zijn handen naar haar gezicht bewoog en voelde dat hij haar met enige kracht aan beide zijden van haar gezicht vastpakte. Hij balde zijn handen tot vuisten en sloeg deze vervolgens tegen beide zijkanten van haar hoofd. Ze heeft verklaard dat ze toen veel pijn voelde. Daarna zag ze dat hij zijn handen in haar gezicht plaatste en ze voelde weer veel pijn. Ze voelde zijn nagels op haar huid en dat haar huid begon te branden op haar voorhoofd en rechterwang. Hierna voelde ze ineens een grote kracht tegen haar linkeroog. Ze heeft verklaard dat hij haar een vuistslag in het gezicht had gegeven. Vervolgens bracht hij zijn handen richting haar ogen en voelde ze dat hij op haar ogen duwde. Hij deed dit met beide wijsvingers en ze voelde veel pijn. [slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat zij zag dat zij een grote kras op haar voorhoofd had die aan het bloeden was, dat ze diverse krassen over haar gezicht had en dat ze een pijnlijk blauw oog had. Ook heeft verdachte haar op enig moment gebeten. Bovendien heeft hij tijdens de worsteling de portieksleutel weten te bemachtigen. Verdachte is uiteindelijk weggerend. [22]
Op 6 april 2024 zag een verbalisant dat [slachtoffer 2] krassen in haar gezicht had en dat zij onder haar linkeroog een blauwe verkleuring had. Ook is bij de politie een bijtwond in de linkerarm gezien en gefotografeerd. [slachtoffer 2] vertelde dat haar ex, verdachte, haar naar huis achtervolgde, dat er een worsteling in de portiek was ontstaan en dat hij haar portieksleutel had afgepakt. Ze verklaarde dat het letsel wat zij in haar gezicht had naar aanleiding van de worsteling was ontstaan. In het politiesysteem heeft de verbalisant gezien dat verdachte een contact- en locatieverbod heeft voor het adres van [slachtoffer 2] tot en met 10 april 2024. [23] Deze gedragsaanwijzing is gegeven door de officier van justitie in Rotterdam op 11 januari 2024, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] en een gebiedsverbod
(‘zich niet op te houden in/op/rond de [adres 3] ’). [24]
Een vriendin van [slachtoffer 2] (hierna: de getuige) heeft op 6 april 2024 verklaard dat zij via Facetime werd gebeld door [slachtoffer 2] en dat zij zag dat ze aan het huilen was en dat ze krassen in haar gezicht rondom haar ogen had. [slachtoffer 2] vertelde aan haar dat ze bij haar huis was en dat ze door verdachte was aangevallen, dat hij haar in haar gezicht en op haar achterhoofd had geslagen, dat hij had geprobeerd om zijn vingers in haar ogen te steken, dat verdachte in haar arm had gebeten en dat hij haar portieksleutel had afgepakt. De getuige heeft verder verklaard dat zij vervolgens verdachte gebeld heeft en aan hem heeft gevraagd of hij de portieksleutel terug wilde geven, waarop verdachte reageerde dat [slachtoffer 2] pas haar sleutel terug krijgt als hij een kopie van de sleutel heeft gemaakt en dat zij dood moest. Ook heeft de getuige verklaard dat zij verdachte op 6 april 2024 in de [adres 1] zag en dat zij toen opnieuw vroeg of hij de portieksleutel kon teruggeven. Verdachte reageerde opnieuw dat hij de sleutel niet wil teruggeven. [25]
Verdachte heeft op 4 juli 2024 bij de rechter-commissaris (in de zaak met parketnummer 10.210674.24) verklaard dat hij naar het huis van [slachtoffer 2] ging omdat zij al zijn kleding heeft en deze kleren niet terug wil geven. Hij heeft verder verklaard dat dit op de dag was dat hij de sleutel van haar heeft afgepakt, namelijk op 5 april 2024. [26]
Overwegingen rechtbank
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 2] heeft mishandeld, twijfelt de rechtbank niet aan wat [slachtoffer 2] heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] in voldoende mate steun vindt in voornoemd bewijsmateriaal
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld, haar sleutels heeft gestolen en de gedragsaanwijzing heeft overtreden, zoals onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.179027.25
hij op 8 juni 2025 te Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ander, te weten [slachtoffer 1] , van het leven te beroven,
- meermalen tegen het hoofd van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestompt en
- (terwijl die voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd en in het gezicht van die voornoemde [slachtoffer 1] heeft getrapt, ten gevolge waarvan die voornoemde [slachtoffer 1] een botbreuk in het gezicht heeft opgelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 10.210674.24
1
hij op 29 mei 2024 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft beschadigd;
3
hij op 28 juni 2024 te Rotterdam kledingstukken van het merk Ballin die aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 10.198105.24
1
hij op 5 april 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar
- meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan,
- gezicht te grijpen en in het gezicht te krabben,
- met zijn, verdachtes, vingers tegen de ogen te duwen en
- in haar arm te bijten;
2
hij op 5 april 2024 te Rotterdam, een sleutel, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 5 april 2024 te Rotterdam, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2024, gegeven door de officier van justitie te Rotterdam, inhoudende dat hij, verdachte, geen contact mocht leggen met [slachtoffer 2] en/of door zich in, op en/of rond de [adres 1] te bevinden, door die [slachtoffer 2] op de [adres 1] op te zoeken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, in de zaak met parketnummer 08.179027.25, heeft gehandeld uit noodweer.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde wederrechtelijke aanranding niet aannemelijk is geworden, waardoor geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank verwerpt het noodweer(exces)verweer.
Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van dit feit en de andere bewezen verklaarde feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 184a, 287, 300, 310 en 350 Sr. Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 08.179027.25
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag;
parketnummer 10.210674.24
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3
het misdrijf:
diefstal;
parketnummer 10.198105.24
feit 1
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
diefstal;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende
-en vrijheidsbeperkende maatregel op grond artikel 38z Sr wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komt – bepleit om aan verdachte een zo licht mogelijke straf op te leggen. Een voorwaardelijke straf of een taakstraf biedt ruimte voor begeleiding en gedragsverandering, zonder de resocialisatie te ondermijnen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om geen gedragsbeïnvloedende
-en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich heeft onder meer schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft [slachtoffer 1] meerdere keren met kracht tegen het hoofd getrapt en ook op het hoofd gestampt. Dit terwijl [slachtoffer 1] al op de grond lag als gevolg van het geweld dat verdachte en twee anderen tegen hem hadden gebruikt. Dat [slachtoffer 1] niet is overleden is een kwestie van geluk geweest. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] waarvoor hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen. Dit zeer agressieve gedrag van verdachte rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het behoeft bovendien geen betoog dat het een grote impact heeft op personen wanneer zij slachtoffer worden van dergelijk geweld. Het betreft een ernstig feit dat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving en waarbij slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf past. In vergelijkbare zaken waarin een verdachte wegens een poging tot doodslag wordt veroordeeld, worden dan ook veelal gevangenisstraffen voor de duur van twee tot vijf jaar opgelegd.
Naast de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, namelijk de mishandeling van zijn ex-partner [slachtoffer 2] , het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing die [slachtoffer 2] beoogde te beschermen, een vernieling van haar voordeur en twee diefstallen. Door zijn ex-partner op te zoeken en haar te mishandelen heeft hij haar pijn en letsel toegebracht. Hierdoor heeft verdachte ook inbreuk gemaakt op haar lichamelijke én persoonlijke integriteit en op haar gevoel van veiligheid waarvoor hij – wederom – geen enkele verantwoordelijkheid heeft willen nemen. Het geweld werd bovendien gepleegd in het bijzijn van haar zoontje en in hun woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij fysiek geweld heeft gebruikt tegen zijn toenmalige partner. Verdachte heeft zich uitsluitend door zijn agressie laten leiden. Wat betreft de diefstallen en vernieling heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte binnen korte tijd meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ten tijde van de gepleegde poging tot doodslag liep verdachte bovendien in een proeftijd en golden er schorsingsvoorwaarden. Deze veroordelingen, proeftijd en schorsingsvoorwaarden hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over verdachte van 18 augustus 2025 van Reclassering Nederland, opgemaakt in de zaak met parketnummer 08.179027.25. De reclassering beschrijft dat verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen vanwege geweldgerelateerd delictgedrag en dat verdachte geen spijt heeft van het geweld jegens [slachtoffer 1] . Er is sprake van een patroon in het plegen van geweldgerelateerde delicten, waarbij de reclassering een toename van ernst ziet. Bovendien is sprake van recidive gedurende een lopende proeftijd. Verdachte heeft in eerdere contacten met de reclassering en hulpverlenende instellingen laten zien weinig tot niet ontvankelijk te zijn voor begeleiding of ondersteuning en staat tot op heden niet open voor interventies. De reclassering ziet meerdere risicofactoren aangezien er op vrijwel alle leefgebieden sprake is van instabiliteit. Verdachte is sinds november 2022 in Nederland maar het is hem niet gelukt een (enigszins) stabiel bestaan op te bouwen. Voor de reclassering is het niet mogelijk een inschatting te maken over en in hoeverre zijn intellectuele vermogens en/of eventuele psychi(atri)sche problematiek een doorwerking hebben gehad in de totstandkoming van het delictgedrag. Verdachte wilde niet meewerken aan een gedragsdeskundig onderzoek. Het blijft onduidelijk welke interventies passend zijn bij de problematiek van verdachte, op welke wijze het recidiverisico gereduceerd kan worden en welk juridisch kader passend is. De reclassering ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het inzetten van reclasseringsinterventies, maar acht het opleggen van een gedragbeïnvloedende maatregel zeer wenselijk aangezien de kans op recidive hoog wordt ingeschat en geen sprake is van zelfinzicht of enig zelfcorrigerend vermogen.
De straf of maatregel
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank om recht te doen aan de ernst van de strafbare feiten in het licht van de recidive van verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z Sr op te leggen. Eventuele noodzakelijke interventies kunnen worden uitgevoerd in het kader van detentiefasering, tijdens of voorafgaand aan een voorwaardelijke invrijheidstelling.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 4.461,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Daggeldvergoeding ziekenhuis € 76,00;
- Eigen risico € 385,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,00 gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gelet op de rol van verdachte en daarmee het causaal verband tussen het handelen van verdachte en het letsel van de benadeelde, toewijsbaar is tot een bedrag van € 3.500,00 aan immateriële schade en € 461,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren, nu verdachte vrijgesproken dient te worden. Subsidiair heeft zij verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de vordering af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de benadeelde partij verdachte meermaals zou hebben bedreigd en daarmee de situatie heeft uitgelokt. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het toe te wijzen bedrag fors te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08.179027.25 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 24 november 2025, zijnde de datum van dit vonnis.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden: hij heeft lichamelijk letsel opgelopen door het tegen hem gepleegde geweld. Hij is meerdere keren tegen het hoofd geschopt, wat heeft geleid tot onder andere hoofdletsel, een breuk van de onderkant van de linker oogkas en gedeeltelijke loslating van de slijmvliesplooi aan de onderzijde en binnenkant van de onderlip. Kort na het geweldsincident had hij een opgezwollen en bebloed gezicht en tot op heden is het onduidelijk of sprake zal zijn van blijvend letsel aan het oog. Vijf maanden na het feit ervaart hij nog steeds dagelijks lichamelijke klachten. Daarnaast denkt hij dagelijks aan het incident en heeft hij last van slaapproblemen en angstklachten, waarvoor hij nog professionele hulp zal zoeken. De rechtbank ziet in deze onderbouwing aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2025. Het gevorderde bedrag zal dan ook voor dit bedrag worden toegewezen.
Eigen schuld
De verdediging heeft, zo begrijpt de rechtbank, het standpunt ingenomen dat bij de benadeelde partij sprake is van ‘eigen schuld’. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Een omstandigheid waardoor de schadevergoedingsverplichting van een verdachte kan worden verminderd is gelegen in de eigen schuld van de schuldenaar in de zin van artikel 6:101 BW. Bij beantwoording van de vraag of en in hoeverre eigen schuld van de benadeelde partij leidt tot vermindering van de schadevergoedingsplicht moet allereerst worden vastgesteld of die benadeelde partij heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade. Zo ja, dan moet worden beoordeeld in welke mate de aan de benadeelde partij toe te rekenen omstandigheden en die aan verdachte toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Hierop kan een billijkheidscorrectie worden toegepast.
De schade van de benadeelde partij is ontstaan ten gevolge van de fysieke handelingen van de verdachten. De benadeelde partij stond op straat en had – op enige afstand – contact met hen, waarna de verdachten op een gegeven moment naar hem toe liepen, verdachte de eerste duw uitdeelde en er een vechtpartij ontstond. Terwijl de benadeelde partij op de grond lag, kreeg hij meerdere trappen tegen zijn hoofd. Het is dus verdachte geweest die op gewelddadige wijze de confrontatie met de benadeelde partij heeft gezocht en heeft voortgezet. Dat de benadeelde partij verdachte daaraan voorafgaand eventueel zou hebben beledigd of bedreigd, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij geen bijdrage geleverd aan het ontstaan van de schade en is geen sprake van eigen schuld.
Hoofdelijkheid
Nu de schade van de benadeelde is veroorzaakt door een groep van drie personen waar verdachte deel van uitmaakte en de kans op het toebrengen van schade verdachte en zijn medeverdachten niet heeft weerhouden van hun gedragingen in dit groepsverband, zijn verdachte en zijn medeverdachten ingevolge artikel 6:166 van het BW hoofdelijk aansprakelijk. Zij moeten onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding bijdragen.
Het gevorderde bedrag zal dan ook geheel worden toegewezen, met dien verstande dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is, maar verdachte van zijn betalingsverplichting wordt bevrijd als en voor zover door een ander of anderen is betaald.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen omdat hij nu geen draagkracht heeft.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank overweegt dat slechts in uitzonderlijke gevallen de draagkracht van een verdachte aanleiding kan vormen om af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. [27] Niet is gesteld noch onderbouwd dat van een uitzonderlijk geval sprake is.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 54 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat deze voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het onherroepelijk worden van het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 27 maart 2024 en voor het eindigen van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. De rechtbank zal de (oorspronkelijke) vordering van de officier van justitie daarom toewijzen.
Gelet op het voorgaande zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één week.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
niet-ontvankelijk
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging van verdachte voor zover het betreft de belaging zoals ten laste is gelegd onder parketnummer 10.210674.24 onder 2;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.179027.25 primair, het onder parketnummer 10.210674.24 onder 1 en 3 en het onder parketnummer 10.198105.24 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.179027.25
primair
het misdrijf:
poging tot doodslag;
parketnummer 10.210674.24
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3
het misdrijf:
diefstal;
parketnummer 10.198105.24
feit 1
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
diefstal;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.179027.25 primair, het onder parketnummer 10.210674.24 onder 1 en 3 en het onder parketnummer 10.198105.24 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 08.179027.25) van een bedrag van € 4.461,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2025 over een bedrag van € 4.000,00 respectievelijk vanaf 24 november 2025 over een bedrag van € 461,00) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.461,00, (zegge: vierduizend vierhonderdeenenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2025 over een bedrag van € 4.000,00 respectievelijk vanaf 24 november 2025 over een bedrag van € 461,00 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 54 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 09.102311.24
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van rechtbank Den Haag van 27 maart 2024 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Metgod, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025266314. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 november 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2025 (pagina 75, alinea 6).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2025 (pagina’s 68 en 69)
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2025 (pagina 79).
6.Een geschrift, te weten een specialistenbericht spoedeisende hulp van 9 juni 2025, niet genummerd
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 12 juni 2025 (pagina’s 161 tot en met 163).
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 11 juni 2025 (pagina 120).
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 11 juni 2025 (pagina 123).
10.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 november 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2024213537. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 29 mei 2024 (pagina’s 27 en 28).
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 29 mei 2024 (pagina 31).
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte vordering tot bewaring van 4 juli 2024 (pagina 1, onder
15.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 28 juni 2024 (pagina 7en 8).
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 juni 2024 (pagina 67).
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2024 (pagina 69).
18.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 30 juni 2024 (pagina 63).
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2024 (pagina’s 72 en 73).
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte vordering tot bewaring van 4 juli 2024 (pagina 1, onder ‘
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2024160801. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
22.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 6 april 2024 (pagina’s 5 en 6).
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2024 (pagina’s 9,10 en 16).
24.Een schriftelijk bescheid, te weten ‘Gedragsaanwijzing (art 509hh Sv)’ van 11 januari 2024 (pagina’s 30 en 31).
25.Het proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2024 (pagina 18).
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte vordering tot bewaring van 4 juli 2024 (pagina 1, onder ‘