ECLI:NL:RBOVE:2025:6801

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
08.175901.25 en 08.257786.23 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor openlijke geweldpleging in Kampen

Op 24 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De man is schuldig bevonden aan het medeplegen van openlijke geweldpleging tegen een slachtoffer in Kampen op 8 juni 2025. Tijdens een uitgaansavond heeft de verdachte, samen met twee mededaders, het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geslagen en geschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank heeft de ernst van het geweld en de gevolgen voor het slachtoffer, waaronder lichamelijk letsel en psychische klachten, zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat meerdere geweldsdelicten bevat, en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte moet zich ook houden aan een meldplicht bij de reclassering en andere bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 4.461,00 aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf niet verlengd, maar omgezet in een taakstraf van 60 uren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.175901.25 en 08.257786.23 (TUL) (P)
Datum vonnis: 24 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) door mr. L.M.F. Aarts is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
al dan niet samen met anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2025 te Kampen,
openlijk, te weten op/aan de Oudestraat (in het uitgaansgebied van Kampen), in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer]
welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam,
van die voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- (terwijl die voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans
eenmaal, met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen/in het
gezicht, althans op/tegen het lichaam, van die voornoemde [slachtoffer] te
schoppen en/of te trappen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 november 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte en
  • het proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2025 (pagina’s 68 en 69).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 juni 2025 te Kampen, openlijk, te weten aan de Oudestraat (in het uitgaansgebied van Kampen), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] welk in vereniging gepleegde geweld bestond uit
- meermalen tegen het hoofd van die voornoemde [slachtoffer] stompen en
- (terwijl die voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) meermalen met geschoeide voet (met kracht) tegen het hoofd en/of in het gezicht, van die voornoemde [slachtoffer] trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden, met uitzondering van het contactverbod met [slachtoffer] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte en heeft de rechtbank verzocht de eis van de officier van justitie te volgen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] . Hij heeft samen met zijn twee mededaders [slachtoffer] op een uitgaansavond midden in het centrum van Kampen meermalen tegen zijn hoofd geslagen. Hierdoor is [slachtoffer] ten val gekomen. Terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag heeft verdachte hem tegen zijn lichaam getrapt en heeft zijn mededader hem meermalen met kracht tegen het hoofd getrapt. Verdachte en zijn mededaders hebben [slachtoffer] vervolgens op straat liggend achtergelaten. De politie trof hem even later, alleen met een bebloed en gezwollen gezicht, op straat aan, waarna hij met de ambulance naar het ziekenhuis is gebracht.
Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk misdrijf hiervan nog lang de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast zorgt een dergelijk feit voor maatschappelijke onrust en versterkt het de gevoelens van onveiligheid in de samenleving, met name nu het geweld van verdachte tijdens het uitgaan en op straat heeft plaatsgevonden waar meerdere omstanders getuige van zijn geweest. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 november 2025. Het strafblad beslaat 28 pagina’s en daaruit blijkt dat verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor uiteenlopende feiten, waaronder geweldsfeiten. Ten tijde van het gepleegde feit liep verdachte bovendien in een proeftijd. Deze veroordelingen en proeftijd hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen, dit weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over verdachte van 10 oktober 2025 van Reclassering Nederland. De reclassering beschrijft dat verdachte een uitgebreid justitieel verleden heeft en er sprake is van een delictpatroon aangaande het plegen van onder andere agressiegerelateerde delicten. Verdachte is geregistreerd als zeer actieve veelpleger en kreeg eerder een ISD-maatregel opgelegd. De reclassering acht het niet ondenkbaar dat de beneden gemiddelde intelligentie (en de daaruit voortvloeiende beperkte weerbaarheid/beïnvloedbaarheid) in combinatie met het alcoholgebruik en het deels negatieve sociale netwerk van verdachte een rol gespeeld hebben bij (de totstandkoming van) het feit. Met ingang van 6 augustus 2025 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst met als bijzondere voorwaarde een reclasseringstoezicht waarbinnen hij een coöperatieve houding laat zien. Daarnaast lijkt sprake te zijn van het (langzamer maar zeker) kunnen toewerken naar gedragsverandering en recidivevermindering. Om tot daadwerkelijke gedragsverandering en reductie van het risico op recidive en geweld te kunnen komen is volgens de reclassering meer tijd nodig. Het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden wordt daarom als meerwaarde en noodzaak gezien.
De straf of maatregel
Bij de keuze voor de op te leggen straf en het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Vanwege de ernst van het gepleegde feit acht de rechtbank het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen. Gezien hetgeen hiervoor is beschreven zal de rechtbank deze gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen, als stok achter de deur, zodat verdachte niet in herhaling valt. Daarnaast vindt de rechtbank een taakstraf passend en geboden.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd ( met uitzondering van een contactverbod met [slachtoffer] ).
De rechtbank zal gelet op de ernst van het feit aan verdachte een hogere een taakstraf opleggen dan gevorderd, te weten voor de duur van honderdtachtig uren, te vervangen door negentig dagen hechtenis als verdachte die taakstraf niet of niet naar behoren verricht.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van
€ 4.461,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Daggeldvergoeding ziekenhuis € 76,00;
- Eigen risico € 385,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 4.000,00 gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gelet op de rol van verdachte en daarmee het causaal verband tussen het handelen van verdachte en het letsel van de benadeelde, toewijsbaar is tot een bedrag van
€ 300,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige bedrag dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om het standpunt van de officier van justitie te volgen, omdat een onderscheid in de schadeposten recht doet aan de situatie.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 461,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 24 november 2025, zijnde de datum van dit vonnis.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden: hij heeft lichamelijk letsel opgelopen door het tegen hem gepleegde openlijke geweld. Hij is meerdere keren tegen het hoofd geschopt, wat heeft geleid tot onder andere hoofdletsel, een breuk van de onderkant van de linker oogkas en gedeeltelijke loslating van de slijmvliesplooi aan de onderzijde en binnenkant van de onderlip. Kort na het geweldsincident had hij een opgezwollen en bebloed gezicht en tot op heden is het onduidelijk of sprake zal zijn van blijvend letsel aan het oog. Vijf maanden na het feit ervaart hij nog steeds dagelijks lichamelijke klachten. Daarnaast denkt hij dagelijks aan het incident en heeft hij last van slaapproblemen en angstklachten, waarvoor hij nog professionele hulp zal zoeken. De rechtbank ziet in deze onderbouwing aanleiding om de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
8 juni 2025.
Nu de schade van de benadeelde is veroorzaakt door een groep van drie personen waar verdachte deel van uitmaakte en de kans op het toebrengen van schade verdachte en zijn medeverdachten niet heeft weerhouden van hun gedragingen in dit groepsverband, zijn verdachte en zijn medeverdachten ingevolge artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk. Zij moeten onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding bijdragen.
Het gevorderde bedrag zal dan ook geheel worden toegewezen, met dien verstande dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is, maar verdachte van zijn betalingsverplichting wordt bevrijd als en voor zover door een ander of anderen is betaald.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 54 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd van de bij vonnis van de politierechter van 20 december 2024 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te verlengen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het standpunt van de officier van justitie te volgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het onherroepelijk worden van voornoemd vonnis en voor het eindigen van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat een voorwaardelijk opgelegde straf in dat geval ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank zal de proeftijd hierom niet verlengen.
De rechtbank ziet, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het reclasseringsadvies, wel aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. De rechtbank zal de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken dan ook omzetten in een taakstraf van 60 uren.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
120 (honderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraak bij Reclassering Nederland. Verdachte blijft zich melden op
afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te
bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart en kan worden voortgezet. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verblijft bij het [verblijfplaats] te [plaats] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf is reeds gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachten in huidige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt, geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) en/of de alcoholband om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 4.461,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2025 over een bedrag van € 4.000,00 respectievelijk vanaf 24 november 2025 over een bedrag van € 461,00), met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.461,00, (zegge: vierduizend vierhonderdeenenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2025 over een bedrag van € 4.000,00 respectievelijk vanaf 24 november 2025 over een bedrag van € 461,00 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 54 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.257786.23
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 20 december 2024 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) wekenen zet deze om in
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren,bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
2 (twee) weken hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Metgod, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025266314. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.