ECLI:NL:RBOVE:2025:6796

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
C/08/321200 / FA RK 24-2312
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken en opbouwregeling in een familiezaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 19 november 2025, gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarig kind. De rechtbank heeft eerder op 28 januari 2025 een beschikking gegeven waarin de bijdrage van de vader aan de kosten van verzorging en opvoeding van het kind werd vastgesteld op € 315,- per maand. De ouders hebben sindsdien geprobeerd om afspraken te maken over de omgang, maar er zijn zorgen over de veiligheid en het welzijn van het kind tijdens de omgang met de vader. De moeder heeft aangegeven dat zij twijfels heeft over de omgangsregeling, vooral na een incident waarbij zij de vader met een andere vrouw aantrof. De vader daarentegen is van mening dat hij in staat is om voor het kind te zorgen en heeft verzocht om een regeling voor onbegeleide omgang. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2025 is gebleken dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat zij hulp nodig hebben om afspraken te maken. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de zorgregeling vast te stellen op basis van een opbouwschema, waarbij het kind in de komende maanden steeds meer tijd bij de vader zal doorbrengen. De rechtbank heeft ook geadviseerd dat de ouders hulp zoeken om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/321200 / FA RK 24-2312
beschikking van 19 november 2025
in de zaak van
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.W. Hoevers,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. C.A. Offermans.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 28 januari 2025 een beschikking gegeven in deze zaak.
1.2.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- een F9 formulier met bijlage van mr. Offermans van 23 juni 2025;
- een F9 formulier van mr. Hoevers van 17 juli 2025;
- de F9 formulieren met bijlagen van mr. Offermans van 5 november 2025 en
10 november 2025.
1.3.
De voortgezette mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren op 11 november 2025 plaatsgevonden. Hier zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [medewerker kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2.De (tussen)beschikking

2.1.
Bij voormelde beschikking van 28 januari 2025 is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind] met ingang van
1 januari 2025 bepaald op € 315,- per maand. Verder is iedere beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden en is de advocaten van ouders verzocht zich schriftelijk uit te laten over het verdere verloop van de procedure. Afgesproken is dat ouders zich zullen wenden tot het project BOR-Humanitas (BOR).
2.2.
De inhoud van die beschikking geldt als hier herhaald en ingelast.

3.De verdere beoordeling

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 11 november 2025
3.1.
Bij F9 formulier van 23 juni 2025 heeft mr. Offermans bericht dat de ouders zich hebben gewend tot BOR, waar vier begeleide contacten hebben plaatsgevonden, bij welke contacten de moeder ook steeds aanwezig is geweest. Vervolgens hebben de ouders afgesproken dat de vader bij de moeder in de woning kwam om [het kind] te zien, in aanwezigheid van de moeder, maar ook heeft zij de vader en [het kind] wel eens alleen gelaten. Dit verliep goed totdat de moeder onaangekondigd met [het kind] de nieuwe woning van de vader heeft betreden en zij de vader aantrof met een vrouw in een compromitterende houding. Volgens de moeder handelde de vader hierdoor in strijd met de belangen van [het kind] , waarna zij de omgang heeft stopgezet. De vader heeft daarna contact opgenomen met BOR, maar omdat de moeder niet open stond voor gezamenlijke oudergesprekken kon BOR niets meer voor de ouders betekenen. Inmiddels lukt het de ouders weer om samen afspraken te maken over de omgang, maar dit betreft gemiddeld twee uur per week in de woning van de moeder en in haar aanwezigheid. De vader vindt dit te weinig en wat hem betreft kan er onbegeleide omgang plaatsvinden. Uit de bijgevoegde e-mail van BOR blijkt dat BOR heeft geconstateerd dat [het kind] en de vader goed op elkaar reageren en samen plezier hadden. De vader wil graag dat er een regeling wordt vastgesteld door de rechtbank, waarbij hij onbegeleide omgang heeft met [het kind] .
3.2.
Bij F9 formulier van 17 juli 2025 heeft mr. Hoevers bericht dat de moeder omgang van [het kind] met de vader van belang acht, maar dat wat haar betreft de huidige regeling waarbij [het kind] (samen met de moeder) op woensdag van 9.15 uur tot 12.30 uur contact heeft met de vader wordt gecontinueerd. Verder heeft de vader regelmatig contact met [het kind] via videobellen. Onbegeleide omgang acht de moeder niet in het belang van [het kind] , omdat de vader de veiligheid van [het kind] niet vooropstelt. De moeder is samen met [het kind] geconfronteerd met seksuele activiteiten van de vader. Ook rookt de vader in het bijzijn van [het kind] en rijdt hij heel hard met [het kind] in zijn auto. De moeder heeft de vader regelmatig aangesproken op zijn gedrag, maar zijn gedrag verandert niet, aldus de moeder.
3.3.
Bij F9 formulier van 5 november 2025 heeft mr. Offermans kort aangegeven wat er de afgelopen maanden heeft plaatsgevonden. Bij F9 formulier van 10 november 2025 heeft
mr. Offermans een WhatsApp gesprek tussen ouders van het afgelopen weekend overgelegd waaruit blijkt dat [het kind] bij de vader heeft geslapen.
Het standpunt van de moeder
3.4.
De moeder stelt dat ouders dichtbij een uitbreiding van de zorgregeling zijn, maar dat er eerst nog stappen zullen moeten worden gezet. De moeder staat open voor het contact tussen de vader en [het kind] . Als [het kind] wat ouder is en kan praten staat zij open voor een weekendregeling. De moeder heeft nog grote zorgen over het welzijn van [het kind] als zij bij de vader verblijft; deze zorgen heeft de vader tot nu toe niet kunnen wegnemen. Zo wil de vader graag dat [het kind] bij hem verblijft, maar de verbouwing van zijn woning is nog niet klaar. Toen [het kind] het afgelopen weekend bij de vader verbleef, maakte de moeder zich grote zorgen en kon zij de vader niet bereiken. De moeder heeft een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en heeft in paniek de vader ’s nachts 73 keer gebeld. De vader heeft niet opgenomen. Uiteindelijk heeft zij de politie gebeld, waarna de vader pas in de ochtend reageerde. Duidelijk is dat ouders nog niet goed met elkaar overleggen en afspraken maken over [het kind] . Zij hebben daar hulp bij nodig, zodat de angst bij de moeder afneemt. De moeder is bereid om via een hulpverleningstraject aan de onderlinge communicatie te werken en daar afspraken te maken over de zorgregeling. Zij verzoekt de beslissing aan te houden, zodat ouders bij Curess een traject kunnen volgen. Hierbij dient Curess de regie te krijgen in wat het beste past bij deze ouders en dient Curess te kijken naar welke zorgregeling het meest in het belang van [het kind] is.
Het standpunt van de vader
3.5.
De vader is van mening dat de (gewijzigde) opbouwregeling die hij heeft verzocht, zoals vermeld in de tussenbeschikking van 28 januari 2025, kan worden vastgelegd. Er zijn geen argumenten waardoor die regeling niet nu kan worden vastgesteld. De zorgen die de moeder uit, herkent de vader niet. De vader is in staat om voor [het kind] te zorgen. Zijn woning is volgende maand klaar en hij kan [het kind] bij zich ontvangen. De vader zit momenteel anderhalve maand ziek thuis vanwege zichtproblemen. Hij is gediagnosticeerd met Multiple Sclerose (MS) en weet niet hoe deze ziekte zich gaat ontwikkelen. Hij benadrukt dat hij op dit moment in de beste jaren van zijn leven zit en dat tijd voor hem met [het kind] waardevol is.
De moeder heeft [het kind] afgelopen weekend onaangekondigd bij de vader gebracht, waarna [het kind] is blijven slapen. De vader vond dat heel fijn, maar wil liever de zorgregeling opbouwen, zodat [het kind] maar ook haar ouders daar aan kunnen wennen. De vader heeft de moeder afgelopen zaterdagavond en -nacht via WhatsApp laten weten dat [het kind] slaapt en heeft om 0.11 uur en 2.17 uur twee foto’s van een slapende [het kind] gestuurd. Ook heeft hij de moeder in de avond laten weten hoe het met [het kind] is gegaan en dat hij [het kind] weer terug zou brengen in de ochtend zodra zij wakker is. De vader is bereid om hulpverlening voor de communicatie te aanvaarden, maar wil graag dat de door hem verzochte zorgregeling nu wordt vastgelegd.
Het mondeling advies van de raad tijdens de mondelinge behandeling
3.6.
De raad schrikt wel van hoe het afgelopen weekend is gegaan. [het kind] is nog heel jong en is volledig afhankelijk van hoe de volwassenen de verzorging regelen en wat er wordt afgesproken. Ouders zijn bij BOR geweest, maar dat is gestopt. Daarna hebben zij geen hulpverlening gehad en ineens is [het kind] een hele nacht bij de vader. De raad kan zich voorstellen dat [het kind] daar van geschrokken is. Dit neemt niet weg dat ouders best dicht bij elkaar zitten, maar duidelijk is dat de onderlinge communicatie moeizaam verloopt. Ouders zullen afspraken over [het kind] moeten gaan maken, zoals wanneer zij bereikbaar voor elkaar zijn. Dan hoeft de moeder niet 73 keer te bellen. De raad adviseert ouders om via de wijkcoach een traject bij Curess te volgen, waar zij aan hun communicatie kunnen werken en zij zo spoedig mogelijk afspraken over de zorgregeling kunnen maken. Het is in het belang van [het kind] dat er een rustig en gestructureerd contact met haar vader is. Wat de raad betreft kan de huidige zorgregeling worden uitgebreid en hoeft die regeling niet onder begeleiding plaats te vinden. De raad adviseert om de beslissing aan te houden, omdat er een aantal dingen nog niet duidelijk is.
Het oordeel van de rechtbank
3.7.
De moeder stelt weliswaar dat zij zorgen heeft over het welzijn van [het kind] bij de vader en dat zij onvoldoende vertrouwen in de vader heeft, maar dat blijkt niet uit haar handelen. Uit een WhatsApp gesprek van begin september 2025 blijkt dat [het kind] van de moeder het weekend bij haar vader mocht zijn. De vader reageerde heel blij, maar hij heeft laten weten dat hij het beter voor [het kind] vindt om dit op te bouwen en samen af te spreken hoe zij dat als ouders willen vormgeven. Hij heeft voorgesteld dat [het kind] eerst een hele dag komt van 9.00 uur tot 17.00 uur. De moeder heeft daar uiteindelijk niet mee ingestemd. Verder is gebleken dat de moeder [het kind] in het weekend van 8 en 9 november 2025 onaangekondigd naar de vader heeft gebracht en dat [het kind] daar is blijven slapen.
3.8.
De rechtbank is met de vader van oordeel dat de tijd rijp is om het contact tussen de vader en [het kind] uit te breiden. Gelet op de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken ziet de rechtbank geen reden waarom de vader niet voor [het kind] zou kunnen zorgen en dat het contact onder begeleiding zou moeten plaatsvinden. Uit het verslag van BOR van 6 juni 2025 leidt de rechtbank af dat er vier begeleide omgangscontacten bij BOR zijn geweest, alsmede dat [het kind] en de vader goed op elkaar reageerden en dat zij plezier hadden. Het contact tussen de ouders was ontspannen. Verder schrijft BOR dat na deze vier keer begeleide omgangscontacten de ouders het zelfstandig hebben opgepakt in die zin dat [het kind] en de vader iedere woensdag elkaar een aantal uurtjes zien in het bijzijn van de moeder. De rechtbank stelt vast dat ouders sinds het BOR traject in onderling overleg afspraken hebben gemaakt over de zorgregeling. Sinds een aantal maanden vindt er iedere woensdag op woensdagochtend van 9.00 uur tot ongeveer 12.00 uur contact plaats tussen de vader en [het kind] . In eerste instantie vond het contact plaats in de woning en in het bijzijn van de moeder. Op dit moment zien [het kind] en de vader elkaar wekelijks in het buurthuis.
3.9.
De rechtbank zal de door de vader verzochte regeling met het opbouwschema vaststellen in een eindbeschikking, nu zij deze regeling het in het belang van [het kind] acht en de vader heeft gesteld dat hij die regeling kan waarmaken. De vader werkt in ploegendiensten en zit momenteel ziek thuis, maar wil in de nabije toekomst een baan vinden, waarbij hij niet in ploegen werkt.
3.10.
Het voorgaande doet er niet aan af dat het wenselijk is dat ouders hulp zoeken om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren en samen met de hulpverlening te onderzoeken hoe de zorgregeling verder vorm kan krijgen. Het door de raad genoemde traject bij Curess acht de rechtbank passend. Het is aan ouders om daar in een vrijwillig kader aan deel te nemen en zich bij de wijkcoach aan te melden. Beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling overigens laten weten dat zij bereid zijn om dit traject te volgen. Ouders kunnen (mede) langs deze weg het vertrouwen in elkaar opbouwen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.12.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
De kosten van deze procedure
3.13.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat
dit het uitgangspunt is in familiezaken.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt met ingang van heden als zorgregeling vast dat [het kind] op basis van het 10-daagse werkrooster van de vader:
 in de periode van dag 1 tot en met dag 40 bij de vader verblijft op de dagen 8 en 10 van 8.00 uur tot 18.00 uur;
 in de periode van dag 40 tot en met dag 80 bij de vader verblijft vanaf dag 7 van 12.00 uur tot dag 8 tot 12.00 uur en op dag 10 van 8.00 uur tot 18.00 uur;
 in de periode van dag 80 tot en met 120 bij de vader verblijft vanaf dag 7 van 12.00 uur tot en met dag 9 tot 18.00 uur en
 na deze opbouw van 120 dagen bij de vader verblijft op de dagen waarop hij niet werkt vanaf dag 7 van 12.00 uur tot en met dag 10 tot 18.00 uur;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Hermans, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025 in tegenwoordigheid van mr. A.M. Witkop, griffier.
De rechtbank stuurt een afschrift van deze beschikking naar de raad voor de kinderbescherming. De raad neemt de gegevens uit deze beschikking op in zijn registratie..
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.