ECLI:NL:RBOVE:2025:6791

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
25_1872
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging Ziektewetuitkering wegens arbeidsongeschiktheid

Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering door het UWV. Eiser, een 34-jarige man die als elektromonteur werkte, meldde zich op 15 februari 2023 ziek vanwege rugklachten. Na een periode van ziekte ontving hij vanaf 1 maart 2024 een Ziektewetuitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 18 juni 2024, omdat zij van mening was dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn laatstverdiende loon te verdienen, ondanks zijn beperkingen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten de Ziektewetuitkering te beëindigen, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig had gehandeld en de beperkingen van eiser adequaat had beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om de geduide functies te verrichten en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1872

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. H.A. van der Kleij
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV),
gemachtigde: [gemachtigde].

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over eisers beroep tegen de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering. Eiser is het daar niet mee eens, omdat zijn beperkingen zijn onderschat en hij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. Eiser is een 34-jarige man die sinds 1 september 2022 werkzaam was als elektromonteur voor gemiddeld 40 uur per week. Op 15 februari 2023 heeft hij zich ziekgemeld vanwege rugklachten. Het ziekengeld is tot het einde van zijn dienstverband doorbetaald. Aansluitend daarop is met ingang van 1 maart 2024 uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aan eiser toegekend. In april 2024 heeft de eerstejaars ZW-beoordeling plaatsgevonden.
1.1.
Vervolgens heeft het UWV met het besluit van 17 mei 2024 eisers ZW-uitkering met ingang van 18 juni 2024 beëindigd. Met het bestreden besluit van 3 juni 2025 op het bezwaar van eiser is UWV bij dat besluit gebleven. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft op 15 oktober 2025 evaluaties van de bedrijfsarts overgelegd en een bijbehorende lijst arbeidsmogelijkheden en beperkingen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van UWV.

Standpunt van het UWV

2. Volgens het UWV heeft eiser met ingang van 18 juni 2024 geen recht meer op een
ZW-uitkering, omdat zijn theoretische verdiencapaciteit hoger is dan 65%. Ondanks zijn beperkingen kan hij nog wel in staat worden geacht om de voorbeeldfuncties productiemedewerker industrie, assemblagemedewerker elektronische producten en textielproductenmaker te verrichten. Op basis van het middelste uurloon van deze functies kan eiseres in theorie 77,77% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Hiervoor baseerde het UWV zich op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de bijbehorende functionele mogelijkhedenlijst (FML) en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.

Standpunt eiser

3. Eiser stelt dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord over de verkregen informatie van de huisarts, fysiotherapeut en de orthopeed. Dit is in strijd met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook stel eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn beperkingen heeft onderschat. Hij is volledig arbeidsongeschikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet gemotiveerd waarom beperkingen die de bedrijfsarts had vastgesteld in de lijst arbeidsmogelijkheden en beperkingen niet zijn overgenomen. Zo zijn er helemaal geen beperkingen vastgesteld in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren en zijn in de andere rubrieken geen beperkingen vastgesteld voor de items temperatuur, tocht, reiken, buigen en torderen, statische houdingen en boven schouderhoogte actief zijn. De beperkingen die wel zijn overgenomen, zijn ten onrechte vastgesteld als lichte beperkingen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de ZW-uitkering terecht met ingang van
18 juni 2024 heeft beëindigd en licht dit als volgt toe.
4.1.
Eiseres heeft twee dagen voor de zitting evaluaties van de bedrijfsarts en de lijst arbeidsmogelijkheden en beperkingen overgelegd. Normaal gesproken is dit in strijd met goede procesorde, omdat dat alleen kan tot tien dagen voor de zitting. Toch heeft de rechtbank deze informatie wel bij het onderzoek betrokken, omdat het UWV hiermee heeft ingestemd. De inhoud van de evaluaties was al bekend uit het arbeidskundige rapport.
4.2.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW behoudt een betrokkene na 52 weken van ongeschiktheid tot werken zijn ZW-uitkering, als hij als gevolg van ziekte minder kan verdienen dan 65% van zijn laatstverdiende loon (maatmaninkomen). Het UWV mag zijn besluiten daarover baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten.
Verzekeringsgeneeskundige beoordeling
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 14 april 2025 een spreekuur gehouden. Daarbij was ook een tolk aanwezig. Daarna is informatie opgevraagd over eisers enkelklachten rechts en links, zijn rugklachten en zijn psychische problemen. Bij de verkregen informatie zit ook informatie van de fysiotherapeut en orthopeed. Anders dan eiser ter zitting heeft gesteld, was het UWV vervolgens niet gehouden om hem in de gelegenheid te stellen om daarover te worden gehoord. Hiervoor geldt geen algemene verplichting en de rechtbank ziet daar in dit concrete geval ook geen aanleiding voor, omdat de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet alleen is gebaseerd op de verkregen informatie, maar ook op basis van het eigen onderzoek en het onderzoek van de primaire arts. Bovendien zijn bij de heroverweging op grond van de verkregen informatie meer beperkingen vastgesteld.
4.4.
In het rapport van 21 mei 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat bij eiser sprake is van aspecifieke lage rugpijn en enkelklachten. Eiser is daarom aangewezen op rugsparende en enkelsparende werkzaamheden. De primaire arts had hiervoor verschillende beperkingen vastgesteld, maar op basis van het onderzoek en verkregen informatie in bezwaar is aanleiding gevonden om meer beperkingen vast te stellen. Gezien de aspecifieke lage rugklachten, enthesopathie rechts en de ruimte-innemende laesie subcutaan aan de anterolaterale kant van bovenste spronggewricht links (waarschijnlijk passend bij een ganglion) is eiser verdergaand beperkt geacht. Zo kan eiser ook geen zware persoonlijke beschermingsmiddelen dragen en mag hij niet worden blootgesteld aan grove trillingen, schokken of stoten via een steunvlak zoals een stoel of vloer. Ook gelden lichte beperkingen voor tillen tijdens het werk, dragen tijdens het werk, lopen (tijdens het werk), trappenlopen, klimmen, knielen of hurken, zitten, zitten tijdens het werk, staan (tijdens het werk) en beperkt voor duwen of trekken, gebogen en/of getordeerd actief zijn en geknield of gehurkt actief zijn. Lopen en staan tijdens het werk mag samen niet meer dan 4 uur plaatsvinden. De beperkingen zijn vastgelegd in de FML van 21 mei 2025.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en navolgbaar is. De gezondheidsklachten zijn beoordeeld en de beroepsgronden geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan die beoordeling. Eisers beroepsgrond dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat hij volledig arbeidsongeschikt is, slaagt daarom niet. Bij deze eerstejaars ZW-beoordeling per 18 juni 2024 was de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gehouden om de door de bedrijfsarts vastgestelde beperkingen over te nemen of om te motiveren waarom dat niet is gedaan. De beoordeling van 9 november 2023 van de bedrijfsarts was in het kader van re-integratie. Daarentegen gaat het bij de eerstejaars ZW-beoordeling om de belastbaarheid voor algemeen geaccepteerde arbeid, waar de geselecteerde functies productiemedewerker industrie, assemblagemedewerker elektronische producten en textielproductenmaker voorbeelden van zijn. Verder merkt de rechtbank op dat uit de nog ingediende stukken van de bedrijfsarts onvoldoende concreet blijkt op grond van welke informatie tot de aangenomen beperkingen is gekomen en de ingevulde lijst arbeidsmogelijkheden en beperkingen dateert van ruim een half jaar vóór de datum waarop de uitkering is beëindigd.
4.6.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser in staat moet worden geacht om de geduide functies te verrichten. Eiser heeft hiertegen ook geen specifieke beroepsgronden aangevoerd. Dit betekent dat de ZW-uitkering terecht met ingang van 18 juni 2024 is beëindigd

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Daarom krijgt eiser het griffierecht niet terug een ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.