ECLI:NL:RBOVE:2025:676

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
84.036883.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van mensensmokkel met betrekking tot Chinese nationaliteit

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een controle door de Inspectie SZW op 2 mei 2019 in het restaurant V.O.F. [bedrijf 1], waar de verdachte en zijn vrouw vennoten waren. Tijdens deze controle werd de Chinese werknemer [betrokkene] aangetroffen, die aangifte deed van mensenhandel. De verdachte was beschuldigd van het helpen van [betrokkene] bij het verkrijgen van toegang tot Nederland en het laten verrichten van arbeid, terwijl hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat dit wederrechtelijk was.

De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie, die een bewezenverklaring eiste, verworpen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.P. Kant, pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de wederrechtelijkheid van het verblijf van [betrokkene]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die de Nederlandse taal niet machtig was en geen kennis had van de relevante regelgeving, had vertrouwd op een bemiddelingsbureau voor de aanvraag van de benodigde vergunningen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of had moeten vermoeden dat de toegang of het verblijf van [betrokkene] wederrechtelijk was.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de vergunningsvoorwaarden en de daaraan verbonden verplichtingen. De uitspraak benadrukt het belang van kennis van de regelgeving en de rol van bemiddelingsbureaus in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.036883.23 (P)
Datum vonnis: 6 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] (China),
wonende aan de [woonplaats]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Kant, advocaat in Capelle aan den IJssel, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 12 juli 2018 tot en met 2 mei 2019, tezamen en in vereniging,
een persoon uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van de toegang dan wel het verblijf in Nederland terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
feit 2:in periode van 12 juli 2018 tot en met 2 mei 2019, tezamen en in
vereniging, een persoon, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had verschaft, arbeid heeft doen verrichten, en daar al dan niet een beroep of
gewoonte van heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juli 2018 tot en
met 2 mei 2019 te [plaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) een persoon, te weten
[betrokkene], met de Chinese nationaliteit,
uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang of
doorreis of verblijf in Nederland, dan wel voornoemde persoon (telkens) daartoe
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wisten of ernstige redenen had(den)
om te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, bovengenoemde persoon gehuisvest en arbeid laten
verrichten in het door verdachte en/of zijn mededader(s) gedreven bedrijf de
vennootschap onder firma restaurant [bedrijf 1];√
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juli 2018 tot en
met 2 mei 2019 te [plaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) een persoon, te weten
[betrokkene], met de Chinese nationaliteit,
die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft,
krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den)
om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was,
en hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) aldus van het plegen van dit misdrijf zijn
beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt;√
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 juli 2018 tot en
met 2 mei 2019 te [plaats], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) een persoon, te weten
[betrokkene], met de Chinese nationaliteit,
die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft,
krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den)
om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.√
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van hetgeen onder feit 1 en feit 2, primair, ten laste is gelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet wist en ook geen ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang en/of het verblijf van [betrokkene] wederrechtelijk waren. Verdachte is de Nederlandse taal niet machtig en heeft geen kennis van het vergunningstraject. Verdachte heeft daarom via bemiddelingsbureau [bedrijf 2] [betrokkene] destijds naar Nederland laten overkomen. Verdachte heeft volledig vertrouwd op de kennis en kunde van dit bemiddelingsbureau. Er was een GVVA afgegeven. Verdachte twijfelde dan ook niet aan de rechtmatigheid van het verblijf van [betrokkene].
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en overweegt daartoe als volgt.
Aanleiding onderzoek: controle door Inspectie SZW en aangifte [betrokkene]
De Inspectie SZW heeft op 2 mei 2019 een controle uitgevoerd in het restaurant V.O.F. [bedrijf 1] in [plaats]. Verdachte en zijn vrouw waren destijds vennoten van deze vennootschap onder firma. Bij voornoemde controle werd werknemer [betrokkene] in de keuken aangetroffen. [betrokkene] heeft de Chinese nationaliteit.
[betrokkene] heeft aangifte gedaan van mensenhandel. De aangifte van [betrokkene] heeft geleid tot een strafrechtelijk onderzoek ter zake van mensenhandel en mensensmokkel, onder de naam Latah.
Wederrechtelijk verblijf en wetenschap
Het begrip ‘wederrechtelijk’ in de delictsomschrijvingen van artikel 197a en 197b Sr dient, gelet op de wetsgeschiedenis, te worden uitgelegd als ‘zonder enig subjectief recht of enige
bevoegdheid’.
In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, is bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 (hierna Vw) en dient te worden beoordeeld in samenhang met annexe regelgeving. In artikel 8 Vw staat limitatief vermeld wanneer een vreemdeling verblijfsrecht heeft in Nederland.
Artikel 12, eerste lid, onder c, van de Vw bepaalt - voor zover hier van belang - dat aan de vreemdeling die bij binnenkomst heeft voldaan aan de verplichtingen waaraan een persoon bij grensoverschrijding is onderworpen, is toegestaan in Nederland te verblijven, zolang hij geen arbeid voor een werkgever verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).
Op grond van artikel 2 van de Wav is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning (Twv) of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning verblijf en arbeid (hierna: GVVA).
[betrokkene] is op 11 juli 2018 naar Nederland gekomen onder de Aziatische horecaregeling. Deze regeling houdt – kort gezegd en voor zover relevant – in dat een specialiteitenrestaurant waar overwegend Aziatische gerechten worden bereid, gespecialiseerd opgeleide en ervaren koks in het land van herkomst mag werven als het niet mogelijk is gebleken om in Nederland of de EU een zodanige kok te werven. Als voldaan is aan alle voorwaarden verleent de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een GVVA. Deze bestaat uit een verblijfsdocument en een aanvullend document. In het aanvullend document is vermeld bij welke werkgever en onder welke voorwaarden de vreemdeling mag werken.
[betrokkene] is in dienst getreden van restaurant V.O.F. [bedrijf 1] als specialiteitenkok- niveau 4 nadat hem door de IND een GVVA was verleend. Verdachte is de Nederlandse taal niet machtig, kent de regelgeving niet en heeft naar eigen zeggen daarom bemiddelingsbureau [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) in de arm genomen voor de begeleiding van het traject en het aanvragen van de GVVA.
Verdachte heeft verklaard dat hij al snel merkte dat [betrokkene] bij lange na niet over de vereiste kwaliteiten beschikte om als ‘Specialiteitenkok Chinese keuken niveau 4’ te worden aangemerkt. Verdachte heeft verklaard dat hij niet geweten heeft dat daardoor de vergunningsvoorwaarden overtreden werden en het verblijf van [betrokkene] dientengevolge mogelijk onrechtmatig werd. Verdachte heeft vertrouwd op [bedrijf 2] die hij voor de bemiddeling betaald heeft. Hij heeft er voor gekozen [betrokkene] andere, lager geschoolde werkzaamheden te laten verrichten.
In een proces-verbaal van bevindingen (AMB-003-01) is geverbaliseerd dat op 3 mei 2018
[bedrijf 2]is geïnformeerd middels een brief met bijlage waarin staat dat UWV een positief arbeidsmarkt advies had afgegeven waaraan voor de werkgever voorschriften zijn verbonden. De rechtbank constateert dat de brief, die kennelijk was gericht en verzonden aan [bedrijf 2], alsmede het daarin genoemde advies van het UWV, zich niet in het dossier bevinden. Ook de GVVA zit niet in het dossier. Administratie van vóór 2019 is bij [bedrijf 2] niet meer aanwezig door een computerstoring, zo heeft de eigenaar van [bedrijf 2] ([getuige]) als getuige bij de rechter-commissaris verklaard.
In een proces-verbaal van bevindingen inzake een algemene beschrijving van de zogenaamde Aziatische horecaregeling, gepubliceerd in de Staatscourant 2019, nummer 48234 (AMB-007-01) is beschreven dat normaal gesproken
de werkgevereen kopie ontvangt van het aanvullend document waarin staat onder welke voorwaarden de vreemdeling mag werken. De rechtbank heeft in het dossier niet zo’n (aanvullend) document, noch (anderszins) correspondentie aan V.O.F. [bedrijf 1] hierover aangetroffen.
Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte daadwerkelijk is geïnformeerd over en dus op de hoogte is of moet geacht te zijn geweest van de GVVA en de daaraan verbonden voorwaarden, inclusief zijn verplichtingen als werkgever als een voorwaarde, achteraf, niet vervuld blijkt te zijn en/of niet vervuld blijkt te kunnen worden. Nu bij de hiervoor geschetste stand van zaken naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat verdachte bekend was, noch kon worden geacht met de vergunningsvoorwaarden, kan evenmin worden vastgesteld dat hij wist dan wel ernstige redenen om te vermoeden dat de toegang en/of het verblijf van [betrokkene] wederrechtelijk was, nog los van het antwoord op de vraag of van dat laatste überhaupt sprake was.
Gelet op het voorgaande spreekt de rechtbank verdachte integraal vrij.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem
daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van Inspectie SZW met nummer 6640-2018-1973 (onderzoek Latah). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.