Uitspraak
gedaagde partij in reconventie,
eisende partij in reconventie,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 14,
- conclusie van antwoord in reconventie met producties 1 tot en met 6,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald en
2.De zaak in het kort
3. feiten
- factuur [factuurnummer 1] van 29 maart 2024 van € 4.644,- met als vervaldatum 5 april 2024,
- factuur [factuurnummer 2] van 25 april 2024 van € 5.265,- met als vervaldatum 2 mei 2024 en
- factuur [factuurnummer 3] van 18 juni 2024 van € 3.726,- met als vervaldatum 25 juni 2024.
4.Het geschil
- [partij B] veroordeelt om aan hem te betalen € 13.056,62, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten,
- voorwaardelijk en wel op de voorwaarde dat op [partij A] een verbintenis rust tot het verwijderen van de verfvlekken op de tegelvloeren, voor recht verklaart dat [partij A] van zodanige verbintenis is bevrijd,
met veroordeling van [partij B] in de proces- en nakosten.
5.De beoordeling
De overeenkomst is daarmee een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek (BW).
tegel vloer onder de vloerbedekking zit helemaal onder de verf, als ik ooit weer tegelvloer terug wil kan dat niet omdat deze helemaal onder de verf zit.” en dat [partij A] daarop reageert: “
Ik hoeve niet meer praten op uit telefon. Morgen ik will komm [partij B] , en we kunnen praten door.” Op 2 mei 2024 appt [partij A] naar [partij B] dat hij een afspraak wil maken om de schade te bekijken. Vervolgens maken partijen een afspraak voor overleg bij de woning van [partij B] op 4 mei 2024.
verkeert in schuldeisersverzuim5.13. [partij A] vordert een verklaring voor recht dat hij van zijn verbintenis tot het verwijderen van de verfvlekken op de tegelvloer is bevrijd. Deze vordering wordt toegewezen. Met het leggen van de vloerbedekking op 6 mei 2024 heeft [partij B] de nakoming door [partij A] verhinderd zonder dat hij op dat moment al een redelijke termijn voor herstel van de schade aan [partij A] had gegeven. Hiermee is [partij B] in schuldeisersverzuim geraakt. [partij B] was vanaf dat moment niet gerechtigd om vanwege de verfvlekken de betaling van de facturen op te schorten. [4] In de omstandigheid dat [partij A] als gevolg van het schuldeisersverzuim van [partij B] definitief de overeenkomst niet meer kan nakomen, ziet de kantonrechter aanleiding om [partij A] van zijn nakomingsverplichting te bevrijden. [5]
heeft de op onrechtmatige daad gebaseerde schade onvoldoende onderbouwd5.15. De kantonrechter oordeelt dat [partij A] ook op basis van een onrechtmatig daad geen schadevergoeding voor de verfplekken op de vloer aan [partij B] is verschuldigd. Pas als [partij B] [partij A] in de gelegenheid had gesteld om de verfvlekken van de vloer te verwijderen en [partij A] dit niet had gedaan, zou [partij B] mogelijk schade hebben geleden. Nu [partij B] door vloerbedekking over de vloer te leggen [partij A] de mogelijkheid daartoe heeft ontnomen, kan niet worden geconcludeerd dat [partij B] als gevolg van de onrechtmatige daad van [partij A] schade aan de vloer heeft geleden.
het repareren van u dak na schilder werkzaamheden” en dat € 7.744,- inclusief btw wordt berekend voor “
pannen herstellen” en “
herstellen rieten dak”. Wat er aan het dak mankeert, staat in de offerte niet. Het oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden van [partij A] en mogelijke schade aan het dak is in de offerte niet gespecificeerd en blijkt daaruit dan ook niet.
Conclusie, nevenvorderingen en proceskostenIn conventie5.19. Uit het voorgaande volgt dat [partij B] aan [partij A] € 13.056,62 is verschuldigd voor de werkzaamheden die [partij A] in opdracht van [partij B] heeft verricht en dat [partij A] geen schadevergoeding voor de vloer en het dak aan [partij B] hoeft te betalen. Dit betekent dat de door [partij A] gevorderde hoofdsom van € 13.056,62 wordt toegewezen en het beroep van [partij B] op verrekening met schade wordt verworpen.
29 januari 2025 van mr. Visser aan [partij B] . Op grond van artikel 6:96 BW in combinatie met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten heeft [partij A] voor het verrichten van deze handeling recht op € 905,57 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.25. [partij B] is in de procedure in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op: