ECLI:NL:RBOVE:2025:6664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
AK_25_651
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek op grond van de Wet open overheid

Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarbij Civerz B.V. (h.o.d.n. Convad) beroep heeft ingesteld tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wegens het niet tijdig beslissen op een aanvraag op grond van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep ontvankelijk en gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om uiterlijk 15 januari 2026 een besluit op de aanvraag van Civerz bekend te maken. Tevens is bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Civerz heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, waaronder reiskosten van € 50,34. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/651
Proces-verbaal van het onderzoek ter zitting in het openbaar gehouden op 4 november 2025 te Zwolle, met een mondelinge uitspraak:
1. Zitting hebben:
- mr. F. Koster, rechter in de enkelvoudige kamer van de rechtbank;
- mr. H. Richart, griffier.
2. De namen van partijen en hun gemachtigde(n) luiden als volgt.
Eisende partij
- Civerz B.V. (h.o.d.n. Convad)gevestigd in Dronten (hierna: Civerz), verschenen bij gemachtigde [gemachtigde 1] (mede-bestuurder Civerz).
Verwerende partij
- de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sporthierna: de minister), verschenen bij gemachtigden [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3].
3. De rechtbank opent het onderzoek ter zitting.
4. Civerz heeft beroep ingesteld bij de rechtbank Overijssel. De rechtbank heeft pas in een laat stadium van de procedure onderkend dat niet zij, maar de rechtbank Midden-Nederland, bevoegd is in deze procedure. De rechtbank heeft daarom partijen gevraagd of zij instemmen met de behandeling van het beroep door de rechtbank Overijssel als ware zij bevoegd. Partijen hebben hier mee ingestemd. Nu partijen dat ook wensen, zal de rechtbank in deze zaak daarom uitspraak doen als ware zij bevoegd, waarbij ook artikel 8:117 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is betrokken.
5. De rechter bespreekt met partijen het ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek van Civerz op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo) en de stand van zaken met betrekking tot het besluitvormingsproces door de minister. Partijen hebben vragen van de rechter beantwoord. De griffier heeft hiervan aantekeningen bijgehouden.
6. De rechter sluit hierna het onderzoek ter zitting en bepaalt dat hij onmiddellijk uitspraak zal doen.
7. De rechter doet de volgende uitspraak:

8.De gronden van de beslissing

8.1.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
8.2.
Niet in geschil is dat de termijn waarbinnen de minister moet beslissen inmiddels ruimschoots voorbij is. Civerz heeft de minister op 7 januari 2025 in gebreke gesteld en daarna zijn twee weken voorbij gegaan. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.
8.3.
Omdat de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen.
8.4.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn bepalen. Op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo bepaalt de bestuursrechter, in geval van een gegrond beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op grond van deze wet of een beslissing op bezwaar tegen een dergelijk besluit, waarbij nog geen besluit is bekendgemaakt, indien de omvang van het verzoek hiertoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekendmaakt.
8.5.
De minister heeft ter zitting de verwachting geuit dat op 15 januari 2026 volledig op het Woo-verzoek van Civerz zal zijn beslist. Gelet hierop gunt de rechtbank de minister een termijn tot en met 15 januari 2026 om alsnog een besluit bekend te maken.
8.6.
De rechtbank bepaalt, in overeenstemming met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover [2] , dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de gestelde termijn door de minister wordt overschreden. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8.7.
Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht aan Civerz vergoeden en krijgt Civerz een vergoeding voor haar proceskosten. Civerz heeft op 4 november 2025 een formulier proceskosten bij de rechtbank ingediend en hierin verzocht om vergoeding van reiskosten van € 50,34. Dit verzoek wordt toegewezen.
8.8.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog dat, anders dan aanvankelijk door de rechtbank werd aangenomen, zich bij de indiening van onderhavig beroep geen advocaat heeft gesteld.

9.De beslissing

9.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit.
9.2.
De rechtbank draagt de minister op om uiterlijk 15 januari 2026 een besluit op de aanvraag van Civerz bekend te maken.
9.3.
De rechtbank bepaalt dat de minister aan Civerz een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
9.4.
De rechtbank bepaalt dat de minister het griffierecht van € 385,- aan Civerz moet vergoeden.
9.5.
De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van € 50,34 aan proceskosten aan Civerz.
9.6.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken na vandaag tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. Dat kan op de hieronder omschreven wijze.
Waarvan proces-verbaal.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit is het “Beleid extra dwangsom”, te vinden op www.rechtspraak.nl.