ECLI:NL:RBOVE:2025:6634

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11736508 \ CV EXPL 25-1836
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor een scholingstraject en de verplichtingen van de gedaagde

In deze civiele zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, gedaagde ingeschreven voor een scholingstraject tegen betaling. Gedaagde heeft de facturen voor de verrichte werkzaamheden niet betaald en stelt dat zij alleen hoeft te betalen als zij de cursus volgt. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde gehouden is tot nakoming van de overeenkomst en de facturen moet betalen, ongeacht haar deelname aan de cursus. De procedure omvat een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst van opdracht is gesloten en dat de algemene voorwaarden van eiseres van toepassing zijn. Gedaagde heeft de facturen ontvangen, maar is niet verschenen op de cursusdagen. Eiseres vordert betaling van de hoofdsom, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de hoofdsom en de wettelijke handelsrente toe, maar wijst de buitengerechtelijke incassokosten af. Gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 4 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11736508 \ CV EXPL 25-1836
Vonnis van 4 november 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: Janssen en Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
procederend in persoon,

2.2. [gedaagde 2] ,

wonende in [woonplaats 1] ,
procederend in persoon,

3.3. [gedaagde 3] ,

wonende in [woonplaats 2] ,
niet verschenen,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] .

1.Waar deze zaak over gaat

Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten waarbij [eiseres] [gedaagde 1] voor een scholingstraject heeft ingeschreven tegen betaling. [gedaagde 1] heeft de facturen voor de verrichte werkzaamheden van [eiseres] niet betaald. [eiseres] vordert in deze procedure betaling van de facturen. Volgens [gedaagde 1] hoeft zij de facturen alleen te betalen als zij de cursus volgt. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde 1] gehouden is tot nakoming van de overeenkomst door de facturen te betalen, ongeacht of zij de cursus volgt.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 28 mei 2025,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 7 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Voor of op 3 januari 2025 hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten waarbij [eiseres] [gedaagde 1] voor een scholingstraject heeft ingeschreven tegen betaling. [gedaagde 1] heeft op 3 januari 2025 de facturen voor de werkzaamheden van [eiseres] ontvangen.
3.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing. In artikel 5 van deze algemene voorwaarden is, voor zover van belang, opgenomen dat bij annulering van de overeenkomst, de afnemer van de dienst annuleringskosten verschuldigd is ter hoogte van een bepaald percentage van het gefactureerde bedrag.
3.3.
De eerste cursusdag heeft plaatsgevonden op 13 januari 2025. [gedaagde 1] is niet verschenen.
3.4.
Op 16 januari 2025 heeft [gedaagde 1] per e-mail een herinnering van [eiseres] ontvangen voor betaling van de facturen. [gedaagde 1] heeft vervolgens aan [eiseres] teruggemaild dat zij de facturen in deze periode niet kan betalen en dat zij ook niet aan de cursus kan deelnemen en heeft aan [eiseres] gevraagd of zij zich kan uitschrijven en zich later weer kan inschrijven. [eiseres] heeft [gedaagde 1] teruggemaild dat zij het opleidingspakket kan annuleren, maar dat zij dan wel annuleringskosten verschuldigd zal zijn. [gedaagde 1] heeft hierop aangegeven dat zij niet wil annuleren. [eiseres] heeft vervolgens de cursus verzet.
3.5.
De eerstvolgende cursusdagen hebben plaatsgevonden op 22 januari en 28 januari 2025. [gedaagde 1] is op beide cursusdagen niet verschenen. De facturen van [eiseres] zijn onbetaald gebleven.

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert (samengevat) veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van een hoofdsom van € 4.055,50, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente tot aan de dag van volledige betaling, tot 28 mei 2025 begroot op € 84,63, met veroordeling in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde 1] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde 1] de hoofdsom aan [eiseres] moet betalen. [eiseres] heeft werkzaamheden verricht om [gedaagde 1] in te schrijven voor de cursus en het examen en is daarmee haar kant van de overeenkomst nagekomen. [eiseres] is op grond van de overeenkomst niet gehouden ervoor te zorgen dat [gedaagde 1] de cursus volgt. Dat is aan [gedaagde 1] . Als [gedaagde 1] de cursus niet volgt, betekent dit ook niet dat zij enkel de annuleringskosten, in plaats van de facturen, hoeft te betalen. [gedaagde 1] is immers slechts de annuleringskosten verschuldigd als zij de cursus annuleert. [gedaagde 1] heeft echter aangegeven dat zij de cursus niet wil annuleren. [gedaagde 1] is dus gehouden om haar kant van de overeenkomst, de betaling van de facturen, na te komen.
5.2.
De gevorderde wettelijke handelsrente is door [gedaagde 1] onvoldoende gemotiveerd betwist. [gedaagde 1] is de wettelijke handelsrente verschuldigd, ongeacht of zij de cursus wel of niet volgt. De wettelijke handelsrente is immers op de wet gegrond. De kantonrechter zal de wettelijke handelsrente dus toewijzen.
5.3.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat [gedaagde 1] in verzuim is met betaling van deze kosten. Dat [gedaagde 1] geen consument is betekent niet dat zij helemaal geen ingebrekestelling hoeft te ontvangen. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten dus afwijzen.
5.4. 5.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- wettelijke handelsrente tot 28 mei 2025
4.055,50
84,63
+
Totaal
4.140,13
5.6.
[gedaagde 1] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,71
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.340,71
5.7.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.140,13, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 28 mei 2025 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.340,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025. (hg)