ECLI:NL:RBOVE:2025:6629

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
11907181 \ CV EXPL 25-3020
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en ontruiming van een woning in kort geding

In deze zaak vordert eiser, een besloten vennootschap, betaling van een huurachterstand en ontruiming van een woning die door gedaagden wordt gehuurd. Gedaagden, die een aanzienlijke huurachterstand hebben opgebouwd, zijn in deze procedure betrokken. De kantonrechter heeft op 4 november 2025 uitspraak gedaan in kort geding. Eiser heeft gesteld dat gedaagden een huurachterstand van € 10.210,26 hebben, wat door gedaagde 2 niet is betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat en dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen om de huur tijdig te betalen. Eiser heeft een spoedeisend belang bij de vordering tot ontruiming, omdat de huurachterstand verder kan oplopen en eiser vreest dat gedaagden geen verhaal zullen bieden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontruiming gerechtvaardigd is, ondanks de aanwezigheid van een minderjarig kind in de woning. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11907181 \ CV EXPL 25-3020
Vonnis in kort geding van 4 november 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M.L. Dijkstra-Olijhoek,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats 1],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 1],
niet verschenen,

2.[gedaagde 2],

wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde 2],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 28 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de verstekverlening tegen [gedaagde 1].
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.2. Samenvatting

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren een woning van [eiser]. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een forse huurachterstand laten ontstaan. [eiser] vordert betaling van de achterstallige huur en ontruiming van de woning. De kantonrechter wijst de vorderingen toe. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] huren van [eiser] de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde of de woning). De huurprijs bedraagt € 747,48 per maand.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben een huurachterstand laten ontstaan.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert samengevat - ontruiming van het gehuurde aan de [adres], veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.
4.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Vonnis op tegenspraak
5.1.
[gedaagde 1] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in deze procedure verschenen. Tegen [gedaagde 1] zal daarom verstek worden verleend. Nu [gedaagde 2] wel is verschenen, zal dit vonnis op grond van artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook jegens [gedaagde 1] worden aangemerkt als een vonnis op tegenspraak.
Spoedeisend belang
5.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van het gehuurde. [eiser] heeft toegelicht dat zij vreest dat de huurachterstand alleen nog maar verder zal oplopen zolang [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het gehuurde niet hoeven te ontruimen en dat zij daarvoor geen verhaal zullen bieden.
Huurachterstand en ontruiming gehuurde
5.4.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst. Op grond van deze huurovereenkomst rust op [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de verplichting om de huur (tijdig) te betalen. [eiser] heeft op zitting verklaard dat de huurachterstand op 28 oktober 2025 € 10.210,26 bedraagt. [gedaagde 2] heeft dat niet betwist. Dit betekent dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn tekortgeschoten in de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting om de huur (tijdig) te betalen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn beiden huurders en hoofdelijk aansprakelijk voor de huurschuld. Zij zullen daarom hoofdelijk worden veroordeeld om de openstaande huurachterstand betalen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen ook worden veroordeeld tot betaling van de maandelijkse huurprijs (€ 747,48) voor iedere maand of gedeelte daarvan welke zij vanaf 1 november 2025 in de woning verblijven.
1.3
Er is sprake van een forse huurachterstand van ruim dertien maanden. De omvang van de huurachterstand is zodanig dat deze in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal rechtvaardigen. Hierop vooruitlopend is een ontruiming gerechtvaardigd. De ontruiming van de woning is weliswaar ingrijpend, maar dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hierdoor in zodanige problemen zullen raken dat ontruiming niet kan worden verlangd, is onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd. Bovendien heeft [gedaagde 2] ter zitting verklaard dat [gedaagde 1] sinds september 2025 de woning heeft verlaten omdat hun relatie is beëindigd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiser] meer belang heeft bij ontruiming van de woning dan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij behoud daarvan. Bij afweging van de wederzijdse belangen betrekt de kantonrechter dat een minderjarig kind in de woning woont, maar dat leidt niet ertoe dat de gevorderde ontruiming zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,39
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.369,39
5.6.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eiser] zijn, de sleutels af te geven aan [eiser], en de woning ontruimd aan [eiser] ter beschikking te stellen;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om te betalen aan [eiser]:
a. a) € 10.210,26 aan achterstallige huur berekend tot en met 28 oktober 2025,
b) € 747,48 per maand vanaf 1 november 2025 tot de dag van de ontruiming,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.369,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2025.