ECLI:NL:RBOVE:2025:6549

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
08-046412-24 en 08-085736-25 (gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor straatroof met geweld en bedreiging

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 55-jarige man, die werd beschuldigd van straatroof en bedreiging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het geweld tegen een slachtoffer bij een pinautomaat op 6 november 2023, waarbij hij bankbiljetten ter waarde van € 100,- heeft weggenomen. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging en het voorhanden hebben van wapens. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 100,- aan het slachtoffer, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-046412-24 en 08-085736-25 (gev.) (P)
Datum vonnis: 11 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Stam, advocaat in Borne naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08-046412-24:een straatroof heeft gepleegd en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1] ;
08-085736-25, feit 1:[slachtoffer 2] heeft bedreigd;
08-085736-25, feit 2:twee (speelgoed)pistolen, die echte vuurwapens lijken, voorhanden heeft gehad.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
08-046412-24
hij op of omstreeks 6 november 2023 te Enschede, althans in Nederland, een of meerdere bankbiljetten (met een waarde van totaal 100 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] :
- eenmaal met de vuist tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, tegen het lichaam te duwen en/of
- de bankbiljetten vervolgens uit de pinautomaat te pakken;
08-085736-25
1
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Enschede [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan die [slachtoffer 2] , althans zichtbaar voor die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voorhanden te hebben;
2
hij op of omstreeks 8 februari 2025 te Enschede twee wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen en/of die zodanig op een wapen geleken dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt waren, namelijk een veerdrukpistool van het merk Wuyutoys gelijkend op een pistool van het merk/type Walther PPQ en/of een pistool van het merk Y&P gelijkend op een pistool van het merk/type
Beretta, type 92F, voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit onder parketnummer 08-046412-24 wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder parketnummer 08-085736-25 ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de bewezenverklaring van het onder parketnummer 08-046412-24 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de onder parketnummer 08-085736-25 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
08-046412-24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 oktober 2025, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 24 november 2023, pagina 9-11.
08-085736-25
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste is gelegd, zodat zij hem van deze feiten vrijspreekt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 november 2023 te Enschede bankbiljetten (met een waarde van totaal 100 euro), die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht
mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren door die [slachtoffer 1] :
- met de vuist tegen het gezicht te slaan en
- tegen het lichaam te duwen en
- de bankbiljetten vervolgens uit de pinautomaat te pakken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd dient te worden. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met het tijdverloop in de zaak. Er is geen wapen gebruikt en er is geen sprake geweest van letsel. Voorts kampt verdachte met gezondheidsproblematiek en raakt hij zijn woning kwijt als er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan hem wordt opgelegd. Bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is het bovendien nog maar de vraag wanneer verdachte zijn straf kan ondergaan.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Verdachte heeft het slachtoffer, dat nietsvermoedend stond te pinnen bij de pinautomaat, met geweld beroofd van de gepinde bankbiljetten. Het slachtoffer heeft zich dapper proberen te weren tegen de aanval van verdachte. Verdachte was onder invloed van alcohol en heeft zich laten leiden
door een zucht naar snel en makkelijk geld, zonder zich daarbij te bekommeren om de impact van zijn handelen op het slachtoffer. Het moet voor het slachtoffer een angstaanjagende situatie zijn geweest. Uit zijn toelichting bij het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat hij na het incident steeds op zijn hoede is als hij bij een pinautomaat is. Dit soort feiten brengt daarnaast in het algemeen ook in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 30 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in 2005 voor het laatst is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een brief van de reclassering van 14 november 2024. Hieruit blijkt dat de reclassering de opdracht tot het opstellen van een reclasseringsadvies retour heeft gezonden, omdat het de reclassering niet is gelukt om met verdachte af te spreken.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het NIFP-trajectconsult, opgesteld door GZ-psycholoog F. Scholten, van 24 mei 2024. Hierin staat het volgende vermeld. Uit een Pro Justitia onderzoek uit 2004 komt naar voren dat er bij verdachte (destijds) sprake was van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken en een afhankelijkheid van verschillende middelen. In 2003 is verdachte veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De tbs-maatregel is in 2014 voor het laatst verlengd. De justitiële en hulpverleningsgeschiedenis van verdachte, in combinatie met de nieuwe verdenkingen (waarbij de eerder gediagnostiseerde problematiek van verdachte mogelijk een rol speelt), maken dat er volgens de GZ-psycholoog sprake is van een zorgelijke situatie. De inschatting is echter dat ambulant onderzoek niet haalbaar is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard geen behoefte te hebben aan reclasseringsbemoeienis of andere hulpverlening.
De op te leggen straf of maatregel
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt vooreen straatroof met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt van denken genoemd. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden in dit geval ook passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding (een deel van) de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 100,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde vergoeding van de materiële schade bestaat uit de schadepost “het gepinde bedrag”.
De benadeelde partij heeft het verzoek tot schadevergoeding per e-mailbericht van 11 september 2024 aangevuld met de vordering van een bedrag van € 12,88 aan reiskosten voor het bijwonen van de zitting en een bedrag van € 184,24 voor – kort samengevat – gederfde inkomsten in verband met het bijwonen van de zitting. Ter terechtzitting van 19 juni 2025 heeft de benadeelde partij mondeling verzocht de vordering te verhogen met € 197,12 (bestaande uit voornoemde reiskosten en gederfde inkomsten), omdat hij aanwezig is geweest bij twee terechtzittingen. De aanvullende vergoeding die door de benadeelde partij per e-mailbericht en ter terechtzitting is gevorderd (in totaal een bedrag van € 394,24), dient te worden opgevat als een verzoek om vergoeding van proceskosten.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde proceskosten onvoldoende zijn onderbouwd. Verdachte is bereid om het gepinde bedrag van € 100,-- te vergoeden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering zal worden toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij ter zake van de vordering heeft gemaakt, te weten het gevorderde bedrag aan reiskosten van € 25,76 en gederfde inkomsten van € 368,48. De omvang van het gevorderde schadebedrag acht de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank acht het op grond van de overgelegde stukken aannemelijk dat de benadeelde partij twee dagen vrij heeft moeten nemen van zijn werk als vrachtwagenchauffeur en dat hij reiskosten heeft gemaakt om vanaf zijn woonplaats, in [plaats] , naar de rechtbank in Almelo af te reizen om de zittingen op 24 maart 2025 en 19 juni 2025 bij te wonen. De rechtbank zal het gevorderde daarom geheel toewijzen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met twee dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-085736-25 feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-046412-24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
schadevergoeding (parketnummer 08-046412-24)
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 100,-- (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 100,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 november 2023);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 394,24, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 100,--, (zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 november 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 2 (twee) dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. E. Venekatte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023515356. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.