ECLI:NL:RBOVE:2025:6503

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
08-020602-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en zonder rijbewijs

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 mei 2024 in Zwolle een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die geen rijbewijs had en onder invloed van alcohol verkeerde, bestuurde een personenauto en raakte met het voertuig van de weg, waarbij zij tegen een boom botste. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bijrijder, die onder andere een hersenbloeding en een beenbreuk opliep. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het veroorzaken van dit ongeval en heeft haar veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, een geldboete van € 430,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat leidde tot het ongeval. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat zij een ernstige fout heeft gemaakt en heeft zich schuldbewust getoond. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar eerdere schone strafblad en de mentale gevolgen van het ongeval voor haar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-020602-25 (P)
Datum vonnis: 10 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig weergeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 20 mei 2024 in Zwolle als bestuurder van een personenauto zonder enig rijbewijs te hebben en terwijl zij onder invloed was van alcohol een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
(primair),dan wel dat zij als bestuurder van een personenauto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd
(subsidiair),dan wel dat zij als bestuurder van een personenauto haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was haar auto tijdig tot stilstand te brengen
(meer subsidiair).
feit 2:op genoemde datum zonder enig rijbewijs te hebben en terwijl zij onder invloed was van 1,53 milligram alcohol per milliliter bloed een personenauto heeft bestuurd
(primair),dan wel onder invloed van alcohol (al dan niet in combinatie met een andere stof die de rijvaardigheid vermindert) een personenauto heeft bestuurd
(subsidiair);
feit 3:op genoemde datum zonder enig rijbewijs te hebben een personenauto heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1 primairzij op of omstreeks 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Bankastraat, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij niet in het bezit was van enig rijbewijs,- het door haar bestuurde voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd/bediend en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of- bij het naderen en/of het op/over rijden van een rotonde in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van haar voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat door haar bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg en/of voornoemde rotonde kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of- het verloop van die weg (de Bankastraat) niet heeft gevolgd en/of in strijd met artikel 10 van voornoemd reglement niet over de rijbaan is blijven rijden en/of- (vervolgens) is zij met het door haar bestuurde voertuig (rechts) van de weg geraakt/gereden en/of tegen een boom gebotst,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 vierde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiairzij op of omstreeks 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Bankastraat,- het door haar bestuurde voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd/bediend en/of onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en/of- bij het naderen en/of het op/over rijden van een rotonde in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van haar voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat door haar bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg en/of voornoemde rotonde kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of- het verloop van die weg (de Bankastraat) niet heeft gevolgd en/of in strijd met artikel 10 van voornoemd reglement niet over de rijbaan is blijven rijden en/of- (vervolgens) is zij met het door haar bestuurde voertuig (rechts) van de weg geraakt/gereden en/of tegen een boom gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiairzij op of omstreeks 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Bankastraat, haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om haar voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,immers is zij met het door haar bestuurde voertuig (rechts) van de weg geraakt/gereden en/of tegen een boom gebotst;
feit 2 primairzij op of omstreeks 20 mei 2024 te Zwolle, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,53 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan haar een rijbewijs was afgegeven;
subsidiairzij op of omstreeks 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl zij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
feit 3zij op of omstreeks 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Bankastraat, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, met dien verstande dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair zeer onvoorzichtig heeft gereden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat verdachte van het onder feit 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen, dan stelt de verdediging wat betreft de mate van schuld dat sprake is van aanmerkelijke schuld. De verdediging refereert zich ten aanzien van het overige ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] en de hierna weergegeven overwegingen over de mate van schuld en de aard van het letsel, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde.
Verdachte heeft bekend dat zij op 20 mei 2024 in Zwolle als bestuurder van een personenauto zonder enig rijbewijs te hebben en terwijl zij onder invloed was van alcohol een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Door verdachte of haar raadsman is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal om die reden overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering in dit vonnis volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
feit 1 primair:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2024 (pagina 12 tot en met 13);
het proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2024 (pagina 15);het proces-verbaal van overtreding van 20 mei 2024 (pagina 27 tot en met 28);
het (aanvullend) proces-verbaal van rijden onder invloed van 25 december 2024, met proces-verbaalnummer PL0600-2024229652-1;
een schriftelijk bescheid, inhoudende een rapport van het Maasstad Ziekenhuis van
4 juni 2024 met het resultaat van het bloedonderzoek (pagina 52 tot en met 53);
6. een schriftelijk bescheid, inhoudende de letselrapportage van de forensisch arts
T. Gelderman van 30 december 2024 (pagina 57 tot en met 59);
feit 2 primair:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van overtreding van 20 mei 2024 (pagina 27 tot en met 28);
het (aanvullend) proces-verbaal van rijden onder invloed van 25 december 2024, met proces-verbaalnummer PL0600-2024229652-1;
een schriftelijk bescheid, inhoudende een rapport van het Maasstad Ziekenhuis van
4 juni 2024 met het resultaat van het bloedonderzoek (pagina 52 tot en met 53);
feit 3:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van overtreding van 20 mei 2024 (pagina 27).
Overwegingen en oordeel over de mate van schuld en de aard van het letsel
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde over de mate van schuld en de aard van het letsel het volgende.
De mate van schuld
In de nacht van 20 mei 2024 bestuurt verdachte de personenauto van [slachtoffer]. [slachtoffer] zelf zit als bijrijder in zijn auto en geeft verdachte gedurende de rit instructies. Omstreeks 03:53 uur rijdt verdachte ter hoogte van de kruising met de Bankastraat en de Ambonstraat in Zwolle. In dit gebied geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, maar verdachte rijdt volgens de bevindingen van de politie ongeveer 60 kilometer per uur. Verdachte blijkt niet in staat te zijn de personenauto met de nodige voorzichtigheid te besturen en onder controle te houden. Bij het naderen van een rotonde is zij niet in staat de personenauto op de rijbaan te houden en hier tot stilstand te brengen. In plaats daarvan rijdt verdachte zonder te remmen rechtdoor over een voetpad en is zij met de personenauto rechts van de weg tegen een boom gebotst. Verdachte heeft met haar verkeersgedrag niet alleen meerdere overtredingen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 begaan, ook was zij niet in het bezit van enig rijbewijs en heeft zij de personenauto bestuurd terwijl zij fors onder invloed van alcohol was. Uit het bloedonderzoek dat enkele uren na het ongeval plaatsvond, volgt dat verdachte een alcoholpromillage van 1,53 promille had. Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het verkeersongeval dan ook aan haar schuld te wijten is. Het verkeersgedrag van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank zodanig ernstig dat sprake is van ernstige schuld.
De aard van het letsel
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] naast schaaf-/krasletsel in het aangezicht en een wond op zijn rechterknie ook hoofdletsel en een breuk in zijn linker bovenbeen opgelopen. De forensisch arts constateert met betrekking tot het hoofdletsel dat het gaat om kritiek letsel, omdat [slachtoffer] zich het ongeval (twee dagen later) niet kan herinneren en er ook sprake is van een hersenbloeding tussen het spinnenwebvlies en het zachte hersenvlies. De beenbreuk heeft tot een operatie geleid; het plaatsen van een pen in het bot. De genezingsduur van het linkerbeen is door de forensisch arts geschat op circa acht tot twaalf weken, met littekenvorming van de operaties. De genezing van de neurologische verschijnselen na een hersenbloeding is volgens de forensisch arts per individu verschillend en niet in te schatten. Gelet op het vorenstaande is het letsel aan de zijde van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank van dien aard dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primairzij op 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Bankastraat, zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,terwijl zij niet in het bezit was van enig rijbewijs,- het door haar bestuurde voertuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en onvoldoende onder controle heeft gehouden dan wel kunnen houden en- bij het naderen en het op/over rijden van een rotonde in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van haar voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat door haar bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg en voornoemde rotonde kon overzien en waarover deze vrij waren en- het verloop van die weg (de Bankastraat) niet heeft gevolgd en in strijd met artikel 10 van voornoemd reglement niet over de rijbaan is blijven rijden en- (vervolgens) met het door haar bestuurde voertuig (rechts) van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 derde en vierde lid van de Wegenverkeerswet 1994;feit 2 primairzij op 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,53 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist enverdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan haar een rijbewijs was afgegeven;
feit 3zij op 20 mei 2024 te Zwolle als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Bankastraat, zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175, 176 en 177 WVW 1994.
De verdediging heeft betoogd dat ten aanzien van de feiten sprake is van eendaadse samenloop zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Stafrecht (Sr). De rechtbank is van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop. Het antwoord op de vraag of sprake is van eendaadse samenloop wordt mede bepaald door de strekking van de toepasselijke strafbepalingen. Hoewel de artikelen 6 en 8 van de WVW 1994 allebei het belang van de verkeersveiligheid beogen te beschermen, heeft artikel 6 WVW 1994 ook als doel het menselijk leven en de lichamelijke gezondheid te beschermen. De strafbaarstelling van rijden zonder rijbewijs in artikel 107 WVW 1994 kent als directe doelstelling de handhaving van de rijbewijsplicht en daarmee, indirect, de bescherming van de verkeersveiligheid. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de strafbepalingen een uiteenlopende strekking kennen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 derde lid, onderdeel b, en vierde lid, van deze wet;
feit 2 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 (1,53 milligram alcohol per milliliter bloed);
feit 3
de overtreding:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
5.
De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor het onder feit 1 primair en feit 2 primair bewezen verklaarde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren. Ten aanzien van het onder feit 3 bewezen verklaarde eist de officier van justitie dat aan verdachte een geldboete van
€ 430,-- wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat ten aanzien van het onder feit 1 primair en feit 2 primair bewezen verklaarde moet worden volstaan met de oplegging van een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Wat betreft het onder feit 3 bewezen verklaarde kan de verdediging zich vinden in de strafeis van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft in de nacht van 20 mei 2024 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Het ongeval is aan haar schuld te wijten. Verdachte is, terwijl zij geen rijbewijs had en onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol, een auto gaan besturen. De bijrijder, van wie de auto was en die zelf ook onder invloed was van alcohol, gaf verdachte al rijdend instructies. Verdachte bleek niet in staat de auto met de nodige voorzichtigheid te besturen en onder controle te houden en overtrad meerdere verkeersregels. Op enig moment is zij met de auto van de rijbaan geraakt en tegen een boom gebotst. Als gevolg van het ongeval hebben zowel verdachte als de bijrijder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De bijrijder liep onder meer een hersenbloeding en een beenbreuk op. Bij verdachte zelf is een scheur in de lever (levensbedreigend) en in de milt ontstaan. Verdachte mag van geluk spreken dat zij en de bijrijder het verkeersongeval hebben overleefd en dat andere weggebruikers niet het slachtoffer zijn geworden van haar verkeersgedrag.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op wat verdachte over haar persoonlijke omstandigheden heeft verklaard. Verdachte heeft uitvoerig en open over het ongeval en de gevolgen ervan verklaard en zich schuldbewust getoond. Hoewel verdachte lichamelijk is hersteld, ervaart zij mentaal nog steeds de gevolgen van het verkeersongeval. Zij ervaart nog spanning en angst als zij in een auto zit, in het bijzonder als er wordt geremd. Verdachte is op dit moment niet van plan om haar rijbewijs te behalen en opnieuw een motorvoertuig te besturen. Verdachte is werkzaam bij een hotelketen. Haar werkgever is op de hoogte van de strafzaak. Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal verdachte haar baan verliezen. Er is sprake van bewindvoering, maar verdachte kan rondkomen van haar inkomen.
De strafoplegging
Hoewel de aard en de ernst van de feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte aanleiding om tot een andere strafoplegging te komen. De rechtbank houdt er in het bijzonder rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en haar leven op orde heeft, dat verdachte als gevolg van het verkeersongeval zelf ook zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en dat zij vandaag de dag nog kampt met de mentale gevolgen daarvan. Verdachte heeft laten zien dat zij zich ervan bewust is dat zij een zeer domme fout heeft gemaakt met ernstige gevolgen, die nog erger hadden kunnen zijn.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan verdachte ten aanzien van de misdrijven op te leggen: een taakstraf van 240 uren (te vervangen door 120 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet naar behoren uitvoert), een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren. Daarnaast zal de rechtbank ten aanzien van de overtreding aan verdachte opleggen: een geldboete van € 430,--.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de wetsartikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 57 en 62 Sr en de artikelen 6, 8, 107, 175, 176, 177 en 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 derde lid, onderdeel b, en vierde lid, van deze wet;
feit 2 primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 8, vierde lid, juncto artikel 8 derde lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994 (1,53 milligram alcohol per milliliter bloed);
feit 3
de overtreding:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
feit 1 primair en feit 2 primair
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen: de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (drie) jaren;
feit 3
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 430,-- (vierhonderddertig euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
8 (acht) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. P.A.M. Miltenburg en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder en mr. C.L. Struik, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2025.
Buiten staat
Mr. Miltenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 16 januari 2025, met dossiernummer PL0600-2024229666. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.