ECLI:NL:RBOVE:2025:6502

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
08-027690-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag van een beginnend bestuurder

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die op 11 augustus 2024 in Staphorst een ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een personenauto en maakte tijdens het rijden veelvuldig gebruik van zijn mobiele telefoon. Hierdoor heeft hij een voetganger, [slachtoffer], aangereden, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-027690-25 (P)
Datum vonnis: 10 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Horstink, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig weergeven, op neer dat verdachte op
11 augustus 2024 in Staphorst als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (
primair), dan wel dat hij als bestuurder van een personenauto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd (
subsidiair), dan wel dat hij als bestuurder van een personenauto zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn auto tijdig tot stilstand kon brengen (
meer subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op 11 augustus 2024 te Staphorst in de gemeente Staphorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van [adres 2] , gaande in de richting van de [adres 3] , daarmede rijdende over het [adres 4] , zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/ofterwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/ofterwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en/ofterwijl hij tijdens het rijden reeds (veelvuldig) gebruik had gemaakt van een mobiele telefoon,- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiel elektronisch apparaat (een mobiele telefoon) heeft vastgehouden en/of de mobiele telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte(n) van die weg (het [adres 4] ) en/of het verloop van die weg (het [adres 4] ) en/of- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voetganger, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op 11 augustus 2024 te Staphorst in de gemeente Staphorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van [adres 2] , gaande in de richting van de [adres 3] , daarmede rijdende over het [adres 4] ,terwijl verdachte een beginnend bestuurder was en/ofterwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/ofterwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en/ofterwijl hij tijdens het rijden reeds (veelvuldig) gebruik had gemaakt van een mobiele telefoon,- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiel elektronisch apparaat (een mobiele telefoon) heeft vastgehouden en/of de mobiele telefoon meerdere keren heeft gebruikt en/of bediend en/of- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte(n) van die weg (het [adres 4] ) en/of het verloop van die weg (het [adres 4] ) en/of- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voetganger,en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiairhij op of omstreeks 11 augustus 2024 te Staphorst als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [adres 4] , zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is verdachte gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voetganger.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling van wat verdachte wordt verweten uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 11 augustus 2024 omstreeks 21:50 uur rijdt verdachte als (beginnend) bestuurder van een personenauto buiten de bebouwde kom op het [adres 4] in [plaats] , komend uit de richting van de [adres 2] en rijdend in de richting van de [adres 3] . [slachtoffer] loopt op dat moment aan de rechterzijde van deze weg. Verdachte ziet [slachtoffer] niet lopen en rijdt tegen hem aan. Door deze botsing komt [slachtoffer] in een naastgelegen sloot terecht. [2]
Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op het [adres 4] , vlak voor de kruising met de [adres 3] . Het [adres 4] betreft een geasfalteerde voor het openbaar verkeer bestemde weg. Er is geen straatverlichting aanwezig. De maximumsnelheid ter plaatse is 60 kilometer per uur. Ten tijde van het verkeersongeval was sprake van helder en droog weer en een ondergaande zon. De verlichting aan de voorzijde van de auto van verdachte was (zeer) goed en verdachte had [slachtoffer] , die volgens zijn telefoongegevens in dezelfde richting liep als dat verdachte reed, ruim van te voren kunnen zien. [3]
Verdachte is goed bekend met de verkeerssituatie op het [adres 4] , omdat hij aan deze weg woont en (bijna) dagelijks over deze weg rijdt. Hij weet dat er wel eens mensen op of naast de weg kunnen lopen. Zijn zicht ter plaatse werd niet belemmerd, beperkt of gehinderd. [4]
Op de telefoon van verdachte zijn tussen 21:43 uur en 21:50 uur meerdere applicaties geopend en gesloten: Instagram, Whatsapp, Snapchat, Facebook en TikTok. Daarnaast is het telefoonscherm op meerdere momenten aangezet en weer uitgezet. Om 21:50:14 uur is een uitgaand gesprek gestart naar “112”. [5] Verdachte heeft alleen in zijn auto gezeten en voorafgaand aan het ongeval tijdens het rijden verschillende keren op zijn telefoon gekeken. [6]
Ten gevolge van het verkeersongeval is [slachtoffer] van 12 augustus tot en met 16 augustus 2024 opgenomen geweest in het Isala Ziekenhuis, afdeling Neurologie. Er is onder meer sprake van hoofdtrauma, een contusie van de linkerschouder en enkelletsel. In het bijzonder kampt [slachtoffer] na de aanrijding met een gestoorde linkerhandfunctie, gestoorde stafunctie, gestoorde loopfunctie en is sprake van cognitief disfunctioneren waardoor er beperkingen zijn op het gebied van mobiliteit en arbeid. [slachtoffer] is aangemeld voor poliklinische revalidatie. [7] Vanwege een fractuur in de linkerenkel heeft hij een gipsspalk gekregen. [8] [slachtoffer] kan zich niks meer van het verkeersongeval herinneren. Eind november 2024 zijn er nog zorgen over het herstel van zijn arm vanwege verminderde kracht. [9]
Het wettelijk kader
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 van de WVW 1994 is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Om tot dit oordeel te komen, moet op basis van de bewijsmiddelen ten minste worden vastgesteld dat sprake was van een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding daar voldoende voor kan zijn. Gelet op vaste rechtspraak van de Hoge Raad zijn verschillende factoren van belang, zoals het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de avond van
11 augustus 2024 in [plaats] in zijn personenauto over het [adres 4] in de richting van de [adres 3] rijdt. Hij is een beginnend bestuurder. Verdachte is goed bekend met de verkeerssituatie en weet dat er weleens voetgangers lopen. Het zicht van verdachte vanuit de auto op de weg wordt niet belemmerd, beperkt of gehinderd. De rechtbank stelt daarnaast vast dat verdachte tijdens het rijden tussen 21:43 uur en 21:50 uur (veelvuldig) gebruik maakt van zijn mobiele telefoon. Omdat verdachte de enige inzittende van de auto is en uit de gegevens van zijn telefoon volgt dat het startscherm van deze telefoon en ook diverse apps op deze telefoon in genoemd tijdsbestek meerdere keren worden geopend en gesloten, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte actieve handelingen met zijn telefoon heeft verricht en dus tijdens het rijden veelvuldig gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon door deze vast te houden en te bedienen. Het vasthouden en gebruiken van een telefoon in een personenauto tijdens het rijden betreft een verkeersovertreding op grond van artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte (kennelijk) ten gevolge daarvan in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte van het [adres 4] en zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij de auto tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en omstreeks 21:50 uur [slachtoffer] heeft aangereden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn rijgedrag aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is. Of verdachte al dan niet op het precieze moment van het ongeval gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, is niet relevant. Verdachte heeft [slachtoffer] niet tijdig waargenomen, terwijl hij hem wel tijdig had kunnen waarnemen. Een bestuurder van een personenauto moet altijd op een voetganger kunnen anticiperen. Dit is niet gebeurd, omdat verdachte gedurende de rit en vlak voor het ongeval bewust met zijn telefoon bezig was en dus onvoldoende heeft opgelet. Gelet hierop is niet slechts sprake van een enkel moment van onoplettendheid. Verdachte heeft niet de voorzichtigheid betracht die hij als bestuurder van een personenauto had behoren te betrachten. Naar aanleiding van die aanmerkelijke onvoorzichtigheid van verdachte heeft het verkeersongeval plaatsgevonden en heeft [slachtoffer] , gelet op de aard van het letsel, de noodzaak van medisch ingrijpen, de lange herstelperiode en ook de onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van algeheel herstel, zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Daarom is sprake van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het primair ten laste gelegde is dus wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 11 augustus 2024 te [plaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van [adres 2] , gaande in de richting van de [adres 3] , daarmede rijdende over het [adres 4] ,aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte een beginnend bestuurder was enterwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie enterwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd enterwijl hij tijdens het rijden reeds veelvuldig gebruik had gemaakt van een mobiele telefoon,- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiel elektronisch apparaat (een mobiele telefoon) heeft vastgehouden en de mobiele telefoon meerdere keren heeft gebruikt en bediend en- in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (het [adres 4] ) en het verloop van die weg (het [adres 4] ) en- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en- in aanrijding is gekomen met een voetganger,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het primair bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat bij een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde aan verdachte een geldboete moet worden opgelegd. Als de rechtbank tot een veroordeling van het primair ten laste gelegde komt, verzoekt de verdediging aan verdachte een lagere taakstraf en een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft in de avond van 11 augustus 2024 door zijn rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hoewel verdachte dit niet heeft gewild, zijn het ongeval en de gevolgen ervan aan zijn schuld te wijten. Verdachte, een beginnend bestuurder, was goed bekend met de verkeerssituatie en zijn zicht werd niet belemmerd. Hij heeft echter tijdens de autorit en vlak voor het verkeersongeval veelvuldig gebruikgemaakt van zijn telefoon en daarmee in onvoldoende mate op de weg gelet. Hierdoor heeft hij een voetganger te laat opgemerkt en aangereden, waardoor [slachtoffer] in de naastgelegen sloot met water terecht is gekomen. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hij kan zich niks meer van het ongeval herinneren en maanden na het ongeval was van een volledig herstel nog geen sprake.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte op 15 mei 2024 wegens een snelheidsovertreding een geldboete van € 540,-- opgelegd heeft gekregen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op wat verdachte ter terechtzitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij het betreurt dat hij dit ongeval en het daaruit voortkomende letsel heeft veroorzaakt. Sinds het ongeval heeft verdachte minder plezier in het autorijden en ervaart hij meer spanning achter het stuur. De auto heeft hij verkocht, omdat hij er niet meer in wil rijden. Na het ongeval heeft verdachte contact gezocht met [slachtoffer] om na te gaan hoe het met hem gaat en heeft hij hem ook een paar keer bezocht. Dit heeft verdachte zelf als prettig ervaren. Verdachte woont bij zijn ouders. Hij is vijf dagen per week werkzaam als loonwerker en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
De strafoplegging
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten zijn in het leven geroepen om te komen tot een consistent landelijk straftoemetingsbeleid. Omdat sprake is van aanmerkelijke schuld en verdachte niet onder invloed was van alcohol, geldt voor een overtreding van artikel 6 WVW 1994 onder deze omstandigheden als oriëntatiepunt: een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte, op een snelheidsovertreding na, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte na de aanrijding direct hulp heeft verleend aan [slachtoffer] door hem uit de sloot te halen en 112 te bellen. Ook nadien heeft verdachte op eigen initiatief contact met hem gezocht. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte zich schuldbewust heeft getoond en zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. De rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke rijontzegging aan verdachte opleggen.
De rechtbank acht, alles afwegend, de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een taakstraf van 120 uren (te vervangen door 60 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet naar behoren uitvoert) en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de wetsartikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze ontzegging
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen: de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder en
mr. C.L. Struik, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2025.
Buiten staat
Mr. Miltenburg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 26 januari 2025, met dossiernummer PL0600-2024373782. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 20 januari 2025, pagina’s 5 tot en met 8.
3.Het proces-verbaal forensische opsporing verkeer van 9 september 2024, pagina’s 11 tot en met 35.
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2024, pagina’s 40 en 41.
6.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 oktober 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte
7.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een medische verklaring over [slachtoffer] , opgemaakt door de physician assistent revalidatie [naam] van het Isala Ziekenhuis, pagina’s 61 tot en met 66.
8.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van 20 januari 2025, pagina’s 5 tot en met 8.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2025, pagina 2.