Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De bewijsmotivering
- feit 1, onderdeel a, b en c;
- feit 2, onderdeel a en b;
- feit 3;
- feit 4;
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
- feit 1: artikel 21 van de Visserijwet 1963, in combinatie met artikel 8 van het Reglement Binnenvisserij 1985, artikel 33 van de Uitvoeringsregeling visserij en de artikel 1a sub 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- feit 2: artikel 5.3 lid 4 van de Wet natuurbescherming (oud), in combinatie met de artikelen 1a sub 2, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- feit 3: artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
- feit 4: artikel 16 van de Visserijwet 1963, in combinatie met artikel 6 lid 4 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, artikel 29 lid 2 van de Uitvoeringsregeling visserij en de artikelen 1a sub 3, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De toegepaste wettelijke voorschriften
8.De beslissing
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
40 (veertig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
een geldboete van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro);
10 (tien) dagen.