ECLI:NL:RBOVE:2025:6485

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
81.090612.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke leidinggeven aan het opzettelijk handelen in strijd met de Visserijwet 1963

Op 10 november 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijke leiding heeft gegeven aan het opzettelijk handelen in strijd met de Visserijwet 1963. De verdachte werd vrijgesproken van het geven van feitelijke leiding aan het opzettelijk handelen in strijd met de Wet natuurbescherming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bestuurder van [bedrijf 1] B.V., verantwoordelijk was voor het vissen met staande netten die waren voorzien van vismerken die in reductie waren. De feiten vonden plaats op 18 oktober 2022, nabij [bedrijf 2] en het windmolenpark tussen [woonplaats] en [plaats 1]. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de overtredingen van de Visserijwet, terwijl de Staat der Nederlanden rechthebbende was op het visrecht van het water. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 55 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lagere straf dan door de officier van justitie was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 81.090612.23 (P)
Datum vonnis: 10 november 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsman mr. M.A.I. Witlox, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht. Verdachte is niet ter zitting aanwezig geweest.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 27 oktober 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. met een ander opzettelijk vissen in een water terwijl een ander rechthebbende was op het visrecht van dat water, door in strijd met de vergunning te vissen met staande netten die waren voorzien van vismerken die in reductie waren;
feit 2:feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. met een ander opzettelijk handelen in strijd met de vergunning, door te vissen met staande netten terwijl de voorafgaande schriftelijke melding niet tijdig of onvolledig was gedaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[bedrijf 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15
oktober 2022 tot en met 18 oktober 2022 te op het [viswater 1] en/of [viswater 2] , althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(telkens) met de [schip] heeft gevist in een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid,
onderdeel d, Visserijwet 1963 terwijl de Staat der Nederlanden, althans een ander,
rechthebbende was op het visrecht van dat water,
immers heeft [bedrijf 1] BV en/of hebben haar mededader(s):
a. op of omstreeks 18 oktober 2022 nabij de [bedrijf 2] op het [viswater 1] met
staande netten gevist die waren voorzien van de vismerken [vismerk 1] en/of [vismerk 2]
en/of [vismerk 3] terwijl die merken in reductie waren,
en/of
b. op of omstreeks 18 oktober 2022 nabij het windmolen park gelegen tussen [woonplaats] en
[plaats 1] , op het [viswater 1] gevist met staande netten die waren voorzien van de
vismerken [vismerk 4] en/of [vismerk 5] en/of [vismerk 6] en/of [vismerk 7] terwijl die merken in
reductie waren,
zulks terwijl zij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 1] BV, toen en daar
(telkens) tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die
verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 1] BV op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5
oktober 2022 tot en met 6 oktober 2022 op het [viswater 2] , gelegen binnen de gemeente
[plaats 2] en/of in [woonplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met één of meer voorschriften
gesteld bij de wijzigingsvergunning met kenmerk [kenmerk] verleend door
Gedeputeerde Staten van Flevoland op 17 december 2021,
immers heeft [bedrijf 1] BV en/of hebben haar mededader(s)
a. op of omstreeks 6 oktober 2022 in strijd met voorschrift 17 van genoemde
vergunning met de [schip] gevist met staande netten terwijl de voorafgaande
schriftelijke melding niet tijdig was gedaan, immers was deze niet voor vrijdag 12:00 uur voorafgaand aan de visweek gedaan, althans onvolledig was, immers ontbraken in de melding gegevens over het aantal netten en/of de lengte van de netten en/of de maaswijdte en/of de diepte waarop de netten werden geplaatst,
zulks terwijl zij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 1] BV, toen en daar
(telkens) tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of (telkens) aan die
verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte in de tenlastegelegde periode slechts op papier bestuurder van [bedrijf 1] B.V. was en feitelijk geen bijdrage aan de tenlastegelegde feiten heeft geleverd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Inleiding
[bedrijf 1] B.V. is op 1 december 2015 opgericht en drijft een groothandel in vis, schaal- en weekdieren. [bedrijf 3] B.V. is de enig aandeelhouder. Verdachte was de bestuurder van [bedrijf 1] B.V. [2]
Op 24 juni 2022 is door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan [bedrijf 1] B.V. de vergunning met documentnummer [vergunningnummer] verleend (hierna: de [vergunning] ). Op basis van deze vergunning mocht [bedrijf 1] B.V. in de periode van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 met het vissersvaartuig [schip] in het [viswater 1] vissen. Aan deze vergunning zijn voorwaarden en beperkingen verbonden. Zo mocht met niet meer dan zestien staande visnetten gevist worden. Deze visnetten mochten een lengte hebben van ten hoogste 100 meter en moesten worden voorzien van een zwart merk met een nummer uit de serie zoals vermeld in de bijlage bij de vergunning. [3]
In de periode van 1 tot en met 18 oktober 2022 werd de [schip] door [zwager] gebruikt om mee te vissen. [4] [zwager] is de zwager van de verdachte.
Aan verdachte zijn verschillende feiten ten laste gelegd, die zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 1 oktober tot en met 18 oktober 2022. De rechtbank zal de feiten in chronologische volgorde bespreken en per datum de tenlastegelegde feiten beoordelen.
3.3.2 - 6
oktober 2022
Op 17 december 2021 is door de Gedeputeerde Staten van Flevoland een (wijzigings)vergunning afgegeven aan de Coöperatieve Producentenorganisatie [viswater 1] (hierna: CPO [viswater 1] ), voor de visserij met staande netten in het [viswater 1] , [viswater 3] en [viswater 2] . Op basis van voorschrift 17 uit deze vergunning moeten vissers uiterlijk vrijdag 12:00 uur voorafgaand aan de visweek aan de provincie Flevoland, de Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) en de CPO [viswater 1] melden wanneer ze hun netten willen uitzetten, vergezeld van een beschrijving van het aantal netten, de lengte van de netten, de maaswijdte en de diepte waarop de netten worden geplaatst.
Op 5 oktober 2022 heeft een verbalisant van de OFGV gecontroleerd welke beroepsvissers zich hadden gemeld voor week 40 van 2022. Hierbij kwam naar voren dat verdachte op
5 oktober 2022 een melding had verzonden, inhoudende dat met de [schip] bij Muiden zou worden gevist. Hierop is gereageerd dat de melding niet volledig was en is gevraagd om de ontbrekende gegevens te verstrekken. Vervolgens is geconstateerd dat de [schip] op
6 oktober 2022 heeft gevist in de diepe delen van het [viswater 2] . Verdachte heeft in de avond van 6 oktober 2022 per e-mail de ontbrekende gegevens verstrekt.
Beoordeling
Om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit moet vast komen te staan dat tot vrijdag 30 september 2022 om 12:00 uur, zijnde de vrijdag voorafgaand aan 6 oktober 2022, door [bedrijf 1] B.V. geen of een onvolledige melding is gedaan dat zou worden gevist met de [schip] .
Uit het terzake opgemaakte proces-verbaal van bevindingen blijkt echter alleen dat is geconstateerd dat op 5 oktober 2022 een (onvolledige) melding is gedaan ten aanzien van de [schip] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze enkele constatering niet kan worden bewezen verklaard dat op de vrijdag voorafgaand aan 6 oktober 2022 door [bedrijf 1] B.V. geen of een onvolledige melding is gedaan. Deze constatering op 5 oktober 2022 laat immers de mogelijkheid open dat eerder en tijdig een melding is gedaan voor week 40 van 2022. Dat dit niet het geval is blijkt niet uit genoemd proces-verbaal.
De rechtbank heeft [bedrijf 1] B.V. hiervan vrijgesproken en zal verdachte derhalve eveneens van het onder 2 tenlastegelegde feit vrijspreken.
3.3.3 – 18
oktober 2022
Op 13 oktober 2022 zijn op het [viswater 2] [5] door de OFGV staande netten, zwarte vismerken en jonen, die toebehoren aan vissersvaartuig [schip] , uit het water gehaald. [6] In totaal zijn 40 visnetten en 37 zwarte vismerken in beslag genomen. Deze netten en vismerken zijn opgenomen in een genummerde lijst (bijlage 1 bij proces-verbaal 138462). [7]
Op 15 oktober 2022 heeft verdachte de op 13 oktober 2022 in beslag genomen vismerken als vermist opgegeven en verzocht om deze te mogen vervangen door andere vismerken, waaronder de vismerken [vismerk 4] , [vismerk 5] , [vismerk 7] , [vismerk 6] , [vismerk 1] , [vismerk 2] en [vismerk 3] . [8]
Op 18 oktober 2022 is vanaf de dijk, nabij de t-splitsing IJsselmeerdijk en Klokbekerweg in Lelystad gezien dat de [schip] in de vaargeul voorbij de [bedrijf 2] voer. [9] Tussen 11:45 uur en 12:00 uur werden vanaf de [schip] drie jonen in het water geplaatst. [10]
Even later werd ten westen van het windmolenpark tussen [woonplaats] en [plaats 1] vanaf de [schip] een joon in het water geplaatst. [11]
In de middag van 18 oktober 2022 werden door verbalisanten van de OFGV drie jonen met de vaartuigcode [schip] uit het water gehaald. Aan de jonen waren staande netten bevestigd, voorzien van zwarte vismerken met de nummers [vismerk 1] , [vismerk 2] en [vismerk 3] . [12]
Ook bij het windmolenpark tussen [woonplaats] en [plaats 1] werden jonen met vaartuigcode ‘ [schip] ’ uit het water gehaald. Aan deze jonen waren staande netten bevestigd, voorzien van zwarte vismerken met de nummers [vismerk 4] , [vismerk 5] , [vismerk 6] en [vismerk 7] . [13]
De hiervoor genoemde vismerken waren in reductie en mochten niet worden gebruikt. [14]
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 21 van de Visserijwet 1963, in combinatie met artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is het verboden zonder vergunning in het [viswater 1] te vissen. Op grond van artikel 33 van de Uitvoeringsregeling visserij wordt het niet naleven van een vergunning aangemerkt als handelen zonder vergunning.
Op grond van de vergunning met nummer [vergunningnummer] dient ter vervanging van een vermist vismerk een aanvraag te worden gedaan bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Nieuw verstrekte merken zijn pas geldig en inzetbaar, indien de Minister hier schriftelijk bevestiging van heeft gegeven.
De rechtbank overweegt dat verdachte op 15 oktober 2022 heeft verzocht om andere vismerken te mogen gebruiken. Uit het dossier volgt dat op 18 oktober 2022 niet de vereiste toestemming van de Minister was ontvangen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat op 18 oktober 2022 in strijd met de aan [bedrijf 1] B.V. verleende vergunning is gehandeld, door nabij de [bedrijf 2] op het [viswater 1] te vissen met staande netten die waren voorzien van de vismerken [vismerk 1] , [vismerk 2] en [vismerk 3] , terwijl deze merken in reductie waren. Op 18 oktober 2022 is eveneens in strijd met de aan [bedrijf 1] B.V. verleende vergunning gehandeld, door nabij het windmolenpark gelegen tussen [woonplaats] en [plaats 1] op het [viswater 1] te vissen met staande netten die waren voorzien van de vismerken [vismerk 4] , [vismerk 5] , [vismerk 6] en [vismerk 7] , terwijl ook deze merken in reductie waren. Dit moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als vissen zonder vergunning, terwijl een ander, namelijk de Staat der Nederlanden, rechthebbende was op het visrecht van dat water.
De rechtbank acht bewezen dat [bedrijf 1] B.V. het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
3.3.4
Daderschap van de rechtspersoon
De rechtbank is van oordeel dat de feiten redelijkerwijs aan [bedrijf 1] B.V. kunnen worden toegerekend, omdat deze hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. [bedrijf 1] B.V. was houder van de vergunning met documentnummer [vergunningnummer] , waarin de voorwaarden zijn opgenomen die golden bij het vissen met de [schip] . Op [bedrijf 1] B.V. rustte de verplichting om zorg te dragen voor naleving van de vergunningsvoorwaar-den. Op grond van de vergunning moet de vergunninghouder tijdens de uitoefening van de visserij aan boord zijn van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend. Nu [bedrijf 1] B.V. de [schip] aan [zwager] ter beschikking heeft gesteld, houdt de rechtbank het ervoor dat deze namens [bedrijf 1] B.V. aan boord was. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat [zwager] werkzaam was ten behoeve van de rechtspersoon.
3.3.5
Opzet
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan.
Uit het bovenstaande volgt dat [bedrijf 1] B.V. tekort is geschoten in het treffen van maatregelen die redelijkerwijs van haar mochten worden gevergd om zich ervan te vergewissen dat de vergunningsvoorwaarden zouden worden nageleefd. In het nalaten van het treffen van benodigde maatregelen, ligt het opzet op de verweten gedragingen besloten. De rechtbank is daarom van oordeel dat [bedrijf 1] B.V. de ten laste gelegde feiten opzettelijk heeft begaan.
3.3.6
Medeplegen
Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [bedrijf 1] B.V. en [zwager] .
3.3.7
Feitelijke leidinggeven door verdachte
De rechtbank acht bewezen dat [bedrijf 1] B.V. strafbare feiten heeft gepleegd. De vraag is of verdachte terzake als feitelijk leidinggevende kan worden aangemerkt. De verdediging heeft in dat verband aangevoerd dat de verdachte in september 2022 een wijzigingsformulier bij de Kamer van Koophandel heeft ingediend, waarin zij heeft verzocht om uitschrijving als bestuurder van [bedrijf 1] B.V. Deze wijziging is pas op 21 oktober 2022 doorgevoerd, maar materieel was de verdachte volgens de verdediging in oktober 2022 geen bestuurder meer van [bedrijf 1] B.V.
De rechtbank overweegt dat, zo lang de verdachte bij de Kamer van Koophandel was ingeschreven als bestuurder van [bedrijf 1] B.V., op haar de daarbij behorende verplichtingen rustten. Daarnaast blijkt uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden dat verdachte in oktober 2022 nog meerdere handelingen namens [bedrijf 1] B.V. heeft verricht.
Als bestuurder was zij bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te treffen om te voorkomen dat [bedrijf 1] B.V. strafbare feiten zou plegen, zeker nu zij ervan op de hoogte was dat [zwager] vaker (met de [schip] ) in strijd met de aan [bedrijf 1] B.V. verleende vergunningen had gehandeld. Verder overweegt de rechtbank dat de verdachte een actieve rol heeft gehad bij het als vermist opgeven van de vismerken en het verzoek om gebruik te mogen maken van andere vismerken, wetende dat de vismerken strafrechtelijk in beslag waren genomen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de door [bedrijf 1] B.V. gepleegde strafbare feiten.
3.3.8
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder 1 tenlastegelegde strafbare gedraging.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[bedrijf 1] B.V. op tijdstippen in de periode van 15 oktober 2022 tot en met 18 oktober 2022 op het [viswater 1] en [viswater 2] ,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk,
telkens met de [schip] heeft gevist in een water als bedoeld in artikel 1, vierde lid,
onderdeel d, Visserijwet 1963 terwijl de Staat der Nederlanden rechthebbende was op het visrecht van dat water,
immers hebben [bedrijf 1] B.V. en haar mededader:
a. op 18 oktober 2022 nabij de [bedrijf 2] op het [viswater 1] met staande netten gevist die waren voorzien van de vismerken [vismerk 1] en [vismerk 2] en [vismerk 3] terwijl die merken in reductie waren,
en
b. op 18 oktober 2022 nabij het windmolen park gelegen tussen [woonplaats] en [plaats 1] , op het [viswater 1] gevist met staande netten die waren voorzien van de vismerken [vismerk 4] en [vismerk 5] en [vismerk 6] en [vismerk 7] terwijl die merken in reductie waren,
zulks terwijl zij, verdachte, als bestuurder van [bedrijf 1] B.V., toen en daar telkens aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezen-verklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 21 van de Visserijwet 1963, in combinatie met artikel 8 van het Reglement Binnenvisserij 1985, artikel 33 van de Uitvoeringsregeling visserij en de artikel 1a sub 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: feitelijke leiding geven aan het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21 Visserijwet 1963, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf. Zij heeft feitelijke leiding gegeven aan het vissen met staande netten die waren voorzien van vismerken die in reductie waren en dus niet gebruikt mochten worden. Zij wist dat de vergunde vismerken strafrechtelijk in beslag genomen waren en heeft niet alleen ten onrechte gemeld dat deze vismerken ‘vermist’ waren, maar vervolgens ook niet gewacht tot haar verzoek om andere vismerken te mogen gebruiken gehonoreerd was.
Met haar handelen heeft de verdachte het systeem van vergunningverlening en vangstquota ondermijnd. Dit systeem dient ertoe de visserij duurzaam te beheren, overbevissing te voorkomen en het ecosysteem te beschermen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gezien de ernst van het gepleegde misdrijf acht de rechtbank in beginsel een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. De rechtbank houdt echter rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en overweegt in dit verband als volgt.
Verdachte is op 22 november 2022 als bestuurder van [bedrijf 1] B.V. verhoord. In dit geval is de redelijke termijn op die datum gaan lopen. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. Verdachte had daarom uiterlijk in november 2024 een vonnis mogen verwachten. Gelet op de overschrijding van de termijn met ongeveer een jaar, zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 55 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, opleggen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf: feitelijke leiding geven aan het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21 Visserijwet 1963, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
55 (vijfenvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
27 (zevenentwintig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
30 (dertig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. D. van den Berg en
mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2025.
Buiten staat
Mr. ‘t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Eenheid Midden-Nederland, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek, met nummer MDRBA22006 (Onderzoek Visarend). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 14 september 2022, betreffende [bedrijf 1] B.V., p. 20 en 21.
3.Een geschrift, te weten de vergunning met documentnummer [vergunningnummer] , p. 207 t/m 213.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [zwager] , documentcode [documentcode], p. 79, tweede alinea.
5.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.11), p. 243, eerste alinea.
6.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.11), p. 245, eerste alinea.
7.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 138462 (Pvb.00.19), p. 385 en 386.
8.Een geschrift, te weten een aanvraag nieuwe merken van 15 oktober 2022, p. 427.
9.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 199, vijfde alinea.
10.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 199, zesde en zevende alinea.
11.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 200, eerste alinea.
12.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 200, laatste alinea en p. 201, eerste en tweede alinea.
13.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 201, zesde alinea en p. 202, eerste en tweede alinea.
14.Het proces-verbaal van bevindingen nr. 174685 (Pvb.00.08), p. 202, vierde alinea.