ECLI:NL:RBOVE:2025:6302

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
11676247 \ CV EXPL 25-723
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldlening met bijkomende kosten na stopzetting van onderneming

In deze zaak heeft BridgeFund B.V. een geldleningsovereenkomst gesloten met gedaagde, die een eenmanszaak had onder de naam [bedrijf]. Gedaagde is gestopt met betalen en BridgeFund vordert nu betaling van de hoofdsom van € 6.671,28, bijkomende kosten en rente. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde zijn onderneming heeft gestaakt, waardoor het volledige bedrag opeisbaar is geworden. Gedaagde erkent de hoofdsom, maar betwist de hoogte van de rente en incassokosten. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de hoofdsom moet betalen, maar matigt de gevorderde rente tot de wettelijke handelsrente. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de gevorderde leges voor het handelsregister worden afgewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 28 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11676247 \ CV EXPL 25-723
Vonnis van 28 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
BRIDGEFUND B.V.,
kantoorhoudend te Amsterdam,
eisende partij, hierna te noemen: BridgeFund,
gemachtigde: mr. H.H.M. Meijroos,
tegen
[gedaagde],
voorheen handelend onder de naam [bedrijf],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling van 1 oktober 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Namens BridgeFund verscheen [naam], bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Meijroos. [gedaagde] is niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

BridgeFund en [gedaagde] hebben een geldleningsovereenkomst gesloten. [gedaagde] is op enig moment gestopt met betalen. BridgeFund stelt dat het volledige bedrag opeisbaar is en vordert betaling van de hoofdsom en bijkomende kosten. De kantonrechter wijst het gevorderde gedeeltelijk toe.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] had een bouwbedrijf. Zijn eenmanszaak stond ingeschreven onder de naam [bedrijf].
3.2.
Op 10 augustus 2022 heeft [gedaagde] – zowel privé als handelend onder de naam [bedrijf] – een geldleningsovereenkomst met BridgeFund gesloten voor de financiering van zijn bedrijsactiviteiten.
3.3.
Op de geldleningsovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van BridgeFund van toepassing. Hierin is onder meer het volgende bepaald:
‘(…)
7. Vervroegde opeisbaarheid
7.1
Alle vorderingen van BridgeFund op de Leningnemer uit hoofde van een Overeenkomst zijn ineens opeisbaar, zonder dat daarvoor een schriftelijke mededeling aan de Leningnemer nodig is, indien:
a. de Leningnemer haar onderneming staakt, de rechtsvorm wijzigt of overdraagt (daaronder begrepen de overdracht van een aanzienlijk deel van de activa van de onderneming) zonder BridgeFund daarover vooraf te informeren;

8.Buitengerechtelijke kosten en boeterente

8.1.
Indien de Leningnemer een verplichting uit de Overeenkomst niet, of niet op tijd of niet behoorlijk nakomt, dan zal het op de eerste dag van het verzuim resterende saldo van de Lening worden verhoogd met een percentage van 15% ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten, met een minimum van EUR 250.
8.2.
Over het bedrag van de Lening ten aanzien waarvan de Leningnemer in verzuim is, is de Leningnemer een boeterente verschuldigd van 2% per maand, naast de overeengekomen rente/premie/opnamevergoeding.
(…)’
3.4.
Per 8 februari 2023 is de eenmanszaak van [bedrijf] opgeheven en uitgeschreven uit de Kamer van Koophandel.

4.Het geschil

De vordering
4.1.
BridgeFund vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.671,28, de contractuele buitengerechtelijke incassokosten van € 1.210,83 en (primair [1] ) de contractuele rente van € 4.555,87. Dit met veroordeling van
[gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
BridgeFund legt aan het gevorderde ten grondslag dat zij en [gedaagde] zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag zou lenen, tegen terugbetaling en vergoeding van rente. [gedaagde] heeft de lening afgesloten voor het financieren van zijn onderneming. Nu [gedaagde] zijn onderneming heeft gestaakt, is de lening op grond van de algemene voorwaarden ineens opeisbaar en moet [gedaagde] het hele bedrag aan BridgeFund betalen.
Het verweer
4.3.
[gedaagde] erkent dat hij het bedrag van € 6.671,28 en enkele bijkomende kosten moet betalen, maar is het niet eens met de hoogte van de rente en incassokosten.

5.De beoordeling

Hoofdsom
5.1.
De kantonrechter moet in deze zaak ten eerste beoordelen of [gedaagde] de hoofdsom van € 6.671,28 aan BridgeFund moet betalen. BridgeFund heeft voldoende gesteld dat partijen een geldleningsovereenkomst hebben gesloten en dat [gedaagde] op grond van deze overeenkomst nog een bedrag van € 6.671,28 moet betalen. [gedaagde] erkent dat hij dit bedrag aan BridgeFund moet betalen.
5.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Aangezien [gedaagde] zijn onderneming heeft gestaakt, is het openstaande bedrag van € 6.671,28 opeisbaar geworden op grond van
artikel 7.1 sub a van de algemene voorwaarden. Nu [gedaagde] erkent dat hij dit bedrag heeft geleend en dit opeisbaar is, moet [gedaagde] dit bedrag terugbetalen. De gemachtigde van BridgeFund heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat [gedaagde] contact kan opnemen om de mogelijkheden tot het treffen van een betalingsregeling te bespreken.
Contractuele (boete)rente
5.3.
BridgeFund vordert (primair) dat [gedaagde] een maandelijkse contractuele boeterente van 2% moet betalen over de hoofdsom, gerekend vanaf 8 februari 2023. [gedaagde] vindt de gevorderde bijkomende kosten te hoog. De kantonrechter oordeelt hierna in hoeverre [gedaagde] rente moet betalen.
5.4.
[gedaagde] is rente verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is geraakt. Volgens BridgeFund is [gedaagde] in verzuim vanaf het moment dat hij zijn onderneming heeft uitgeschreven bij het Handelsregister. De kantonrechter overweegt dat de enkele uitschrijving uit het Handelsregister onvoldoende is om te concluderen dat [gedaagde] de overeenkomst niet zou nakomen. De overeenkomst was immers gesloten met [gedaagde] in privé én ten behoeve van zijn eenmanszaak (die geen rechtspersoonlijkheid heeft). Hoewel onbetwist is gesteld dat BridgeFund [gedaagde] heeft aangeschreven, is er geen concrete verzuimdatum genoemd. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om aan te sluiten bij de brief van 31 januari 2025, waarbij [gedaagde] nog drie dagen de gelegenheid kreeg om te betalen. Nu [gedaagde] op 3 februari 2025 niet heeft betaald is hij vanaf dat moment in verzuim en dus rente verschuldigd.
5.5.
De kantonrechter zal de gevorderde contractuele rente op grond van artikel 6:94 BW matigen tot de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW. De hoogte van de bedongen rente is 2% per maand, wat effectief neerkomt op bijna 27% op jaarbasis. Dat overstijgt de wettelijke handelsrente aanzienlijk, welke op dit moment (sinds 1 juli 2025) 10,15% is. Niet is gebleken dat BridgeFund schade heeft geleden die hoger is dan die wettelijke handelsrente. [gedaagde] moet dus wettelijke handelsrente betalen over het bedrag van € 6.671,28 vanaf 3 februari 2025.
Incassokosten
5.6.
BridgeFund vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Partijen zijn een vergoeding overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. Omdat [gedaagde] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, mag van de wettelijke regeling worden afgeweken. In artikel 8.1 van de algemene voorwaarden staat vermeld dat, indien de leningnemer een verplichting uit de overeenkomst niet nakomt, het resterende saldo van de lening verhoogd zal worden met een percentage van 15% ter vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. Dit betreft een bedrag van € 1.000,69 (15% van € 6.671,28 ). De kantonrechter ziet geen aanleiding dit bedrag te vermeerderen met de btw die eiseres stelt niet te kunnen verrekenen, nu dat niet is opgenomen in de algemene voorwaarden en ook [gedaagde] de btw niet kan verrekenen nu hij zijn onderneming heeft gestaakt. Dit betekent dat een bedrag van € 1.000,69 zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat het volledige bedrag is betaald.
Proceskosten
5.7.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BridgeFund worden begroot op:
- dagvaarding € 146,14
- griffierecht € 543,00
- salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten x tarief € 406,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.636,14
5.8.
Het door BridgeFund gevorderde bedrag van € 11,00 voor leges handelsregister wordt afgewezen, omdat deze worden geacht inbegrepen te zijn in de proceskosten.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan BridgeFund te betalen het bedrag van € 6.671,28, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 3 februari 2025;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan BridgeFund te betalen een bedrag van € 1.000,69 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente conform artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.636,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025.

Voetnoten

1.Subsidiair, meer subsidiair en nog meer subsidiair worden andere rentevorderingen geformuleerd waarvoor kortheidshalve naar de dagvaarding wordt verwezen.