ECLI:NL:RBOVE:2025:6276

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
11298264 \ CV EXPL 24-3229
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een huurovereenkomst tussen de besloten vennootschap VIVADA PROPERTIES 3 B.V. (verhuurder) en twee gedaagden, waarvan één als bewindvoerder optreedt voor de andere. De verhuurder heeft een huurachterstand van € 3.235,13 geconstateerd en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd. De procedure begon met een akte van de verhuurder op 16 oktober 2024, waarin de huurachterstand werd verminderd. Gedurende de procedure zijn er verschillende e-mails en stukken ingediend door beide partijen, waaronder betalingsbewijzen van de gedaagden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst, ondanks dat één van hen niet meer op het adres woont. De rechter oordeelde dat de huurachterstand van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 14 dagen en de huurders hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de huur voor de periode na de uitspraak, en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De kantonrechter heeft in zijn beslissing ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, en de totale proceskosten aan de zijde van de verhuurder begroot op € 1.604,14. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders in een huurovereenkomst, zelfs als één van hen niet meer op het adres woont.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 11298264 \ CV EXPL 24-3229
Vonnis van 28 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIVADA PROPERTIES 3 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij, hierna te noemen: verhuurder,
gemachtigde: mr. E. Doornbos,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
procederend in persoon,
2. [gedaagde 2] B.V.,
in zijn/haar hoedanigheid van bewindvoerder in het uitgesproken bewind d.d. 27 juni 2025 over de goederen, die toebehoren aan [betrokkene] wonende te [woonplaats 2],
te [vestigingsplaats],
verschenen: [naam],
gedaagde partijen, hierna te noemen: [gedaagde 2], huurders, [gedaagde 1] of [betrokkene].

1.De procedure

1.1.
Verhuurder heeft op 16 oktober 2024 een akte met de actuele huurachterstand overgelegd, zij heeft hierbij haar eis met betrekking tot de huurachterstand verminderd naar een bedrag van € 3.235,13.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 mei 2025
- de e-mail van [gedaagde 1] van 3 juni 2025 met betalingsbewijzen
- de akte zijdens [gedaagde 1] van 24 juni 2025
- de dagvaarding van 30 juni 2025
- de e-mail van mr. E. Doornbos van 4 juli 2025
- de e-mail van [gedaagde 1] van 7 juli 2025 met een betalingsbewijs
- de e-mail van [gedaagde 2] van 7 juli 2025
- de e-mail van [gedaagde 2] van 15 juli 2025 (conclusie van antwoord van [betrokkene])
- de e-mail van de rechtbank van 17 juli 2025
- de e-mail van [gedaagde 2] van 4 augustus 2025
- de e-mail van [gedaagde 1] van 6 augustus 2025 met betalingsbewijzen
- de akte van verhuurder van 1 september 2025
- de brief van [gedaagde 2] van 26 september 2025
- de e-mail van [gedaagde 1] van 29 september 2025 met betalingsbewijzen
- de antwoordakte van [gedaagde 1] van 30 september 2025
- de e-mail van [gedaagde 2] van 3 oktober 2025
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenvonnis is verhuurder in de gelegenheid gesteld om [betrokkene] op te roepen in deze procedure.
2.2.
Verhuurder heeft [betrokkene] opgeroepen bij dagvaarding van 30 juni 2025. [betrokkene] heeft verhuurder per mail van 4 juli 2025 laten weten niet naar de rolzitting te komen vanwege haar gezondheidssituatie.
2.3.
Bij e-mail van 7 juli 2025 is [gedaagde 2] in de procedure verschenen als formele procespartij in zijn/haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene]. [betrokkene] is namelijk bij beschikking van 27 juni 2025 (opnieuw) onder bewind gesteld.
2.4.
[gedaagde 2] heeft verweer gevoerd. Samengevat heeft zij gesteld dat verhuurder geen belang heeft bij de gevorderde ontruiming omdat [betrokkene] sinds november 2024 niet meer op dit adres woont en daar ook niet meer staat ingeschreven. Volgens [betrokkene] zijn de schulden veroorzaakt door [gedaagde 1]. Dat [betrokkene] aansprakelijk is voor haar deel van de niet betaalde huurpenningen tot 8 november 2024 lijkt aannemelijk. [gedaagde 2] heeft zich verweerd tegen de kosten die gemaakt gaan worden sinds 8 november 2024, waar het de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruimingskosten en overige executiemaatregelen betreft. [betrokkene] is vanwege haar gezondheidsproblemen niet bij machte geweest om hier adequaat mee om te gaan, en dit kan haar in redelijkheid niet tegengeworpen worden. Zij is niet in staat enige invloed uit te oefenen op opzegging van de huur of ontruiming van het gehuurde door de huidige bewoner, daar zij er niet meer woont.
2.5.
Verhuurder heeft bij akte van 1 september 2025 gereageerd. Volgens verhuurder is [betrokkene] aansprakelijk voor de huurachterstand omdat zij als huurder heeft te gelden. Indien zij een en ander aangepast wenst te zien, dienen de daarvoor geldende regels te worden gevolgd. Zolang deze niet zijn gevolgd, heeft [betrokkene] (ook) als huurder te gelden en liggen de ingestelde vorderingen ook jegens haar voor toewijzing gereed.
2.6.
[gedaagde 1] heeft per e-mail en antwoordakte gereageerd. [gedaagde 1] wil graag in de woning blijven wonen. Hij betaalt de lopende huur en hij doet zijn best om de huurachterstand in te lopen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij meerdere betalingsbewijzen overgelegd.
De huurachterstand en de ontbinding en ontruiming
2.7.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
2.8.
Vaststaat dat huurders gezamenlijk de huurovereenkomst zijn aangegaan met verhuurder en dus beiden contractuele huurders zijn. [gedaagde 1] en [betrokkene] zijn dan ook hoofdelijk verbonden om de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen, waaronder het betalen van de maandelijkse huurprijs. De door [betrokkene] aangevoerde omstandigheden dat zij sinds 8 november 2024 niet in het gehuurde woont en dat de schulden zijn ontstaan door [gedaagde 1], kunnen haar niet baten. Zolang zij contractspartij is, is zij gebonden aan de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen waaronder de betaling van de huur.
Haar bewindvoerder kan de huurovereenkomst wat [betrokkene] aangaat opzeggen.
2.9.
Huurders hebben de huurachterstand van € 3.235,13 niet weersproken, daarom zal dit deel van de vordering worden toegewezen, met dien verstande dat eventuele nadien door huurders verrichte betalingen, zoals de door [gedaagde 1] gestelde betalingen, daarop in mindering strekken.
2.10.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat de betalingsachterstand, waarvan in deze zaak op het moment van dagvaarden en de mondelinge behandeling sprake is, van zodanige omvang is, dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel rechtvaardigt. Ook weegt mee dat de herhaalde wanbetaling en het structureel te laat betalen van de huur tekortkomingen van voldoende gewicht zijn die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Huurders zijn namelijk bij vonnis van 23 augustus 2022 al veroordeeld tot betaling van de huur. De betalingen die zijn verricht nadat de huurachterstand was ontstaan, nemen de tekortkoming op dit punt niet weg, al is het goed dat de huurachterstand is of wordt ingelopen. De kantonrechter acht het gerechtvaardigd dat verhuurder over een ontruimingstitel wenst te beschikken. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
2.12.
Verhuurder vordert betaling van de huurpenningen voor iedere maand of een gedeelte daarvan dat huurders het gehuurde in gebruik hebben of mochten hebben op of na 1 september 2024. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
De bijkomende kosten
2.13.
De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen, zoals in de beslissing is vermeld.
2.14.
Verhuurder heeft een bedrag van € 198,39 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Verhuurder heeft aan huurster een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De proceskosten
2.15.
Huurders zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op:
- dagvaarding € 267,14
- griffierecht € 524,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten x tarief € 339,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.604,14.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan de Tolgaarderstraat 60 te Zwolle;
3.2.
veroordeelt huurders om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege huurders bevinden binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van verhuurder te stellen:
3.3.
veroordeelt huurders hoofdelijk, met dien verstande dat als de één heeft betaald de ander ook is bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan verhuurder te betalen:
€ 3.235,13 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met 12 oktober 2024, met dien verstande dat eventuele nadien door huurders verrichte betalingen daarop in mindering strekken, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in art. 6:119 BW hierover vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende huurtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 september 2024 en de daadwerkelijke ontruiming, berekend tegen € 1.093,04 per maand,
een bedrag van € 198,39 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.4.
veroordeelt huurders hoofdelijk, met dien verstande dat als de één heeft betaald de ander ook is bevrijd, in de kosten van de procedure aan de zijde van verhuurder tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.604,14, te betalen binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025. (jm)