ECLI:NL:RBOVE:2025:6266

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
08/144594-23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie (OM) tegen de verdachte, die eerder was vrijgesproken van de strafbare feiten. De vordering van het OM was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat geschat werd op € 31.251,21, en het opleggen van een betalingsverplichting aan de Staat. De behandeling van de vordering vond plaats tijdens openbare terechtzittingen op 11 en 18 september 2025, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. van Vliet. Tijdens deze zittingen hebben zowel de officier van justitie als de raadsman hun standpunten over de vordering gepresenteerd. De rechtbank heeft op 16 oktober 2025 het onderzoek gesloten. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat, aangezien de verdachte op dezelfde datum met parketnummer 08/144594-23 was vrijgesproken van de betrokkenheid bij de feiten, het OM niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering tot ontneming. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. P.M.F. Schreurs en de rechters mr. D. van den Berg en mr. D.K. ten Cate, in aanwezigheid van griffier M.M. Greven-Diepenmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/144594-23
Datum vonnis: 30 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de verdachte de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 31.251,21.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 11 en 18 september 2025. De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de hoofdzaak. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. van Vliet, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht, is op die terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten over de vordering kenbaar gemaakt.
Op de terechtzitting van 16 oktober 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ter terechtzitting van 18 september 2025 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd en verzocht het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op
€ 31.251,21.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tot ontneming af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak in de strafzaak.

3.De beoordeling van de vordering

Nu verdachte bij vonnis van 30 oktober 2025 met parketnummer 08/144594-23 is vrijgesproken van betrokkenheid bij de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, wordt het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. D. van den Berg en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.