ECLI:NL:RBOVE:2025:6218

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
C/08/335009 / FA RK 25-1651
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het recht op inzage van stukken in een gezagskwestie met internationale aspecten

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 8 oktober 2025, wordt de beperking van het recht op inzage van stukken in een gezagskwestie behandeld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een raadsrapport over een gezagsbeëindigende maatregel niet gedeeld met de vader, die het gezag uitoefent. De rechtbank oordeelt dat de raad een aangepast raadsrapport moet sturen naar de vader, waarin de verblijfplaats van het kind wordt weggelaten. De rechtbank overweegt dat de vader, ondanks zijn strafrechtelijk verleden, recht heeft op inzage in de processtukken, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat dit de persoonlijke levenssfeer van het kind zou schaden. De rechtbank stelt vast dat de vader niet betrokken is in het leven van het kind en dat er onvoldoende bewijs is dat het verstrekken van het rapport schadelijk zou zijn. De rechtbank houdt iedere inhoudelijke beslissing over het verzoek van de raad met betrekking tot het gezag van zowel de vader als de moeder aan, en verzoekt de advocaten om hun verhinderdata door te geven voor een toekomstige mondelinge behandeling. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/335009 / FA RK 25-1651
beschikking van 8 oktober 2025
inzake
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Zwolle,
verzoeker,
verder te noemen: de raad,
en
[De moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] (België),
belanghebbende,
advocaat: mr. Ph.J.N. Aarnoudse,
en
[de vader] ,
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] (België),
verblijvende in de PI te [locatie] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. K. Kok.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
  • de heer en mevrouw
  • de gecertificeerde instelling

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 24 juni 2025;
- de op 9 juli 2025 binnengekomen brief van de raad;
- de op 21 juli 2025 binnengekomen brief van de raad.
1.2.
[kind] heeft per brief laten weten wat zij van het verzoek vindt.
1.3.
Op 18 september 2025 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de advocaat van de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de pleegouders,
- [naam 1], [naam 2] en [naam 3], namens de raad,
- [naam 4] en [naam 5], namens de GI.
1.4.
De moeder is niet in persoon verschenen.
1.5.
Aan de begeleider van de vader, [naam 6], heeft de rechtbank bijzondere
toegang verleend.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben samen een kind:
-
[kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (België).
2.2.
[kind] , de vader en de moeder hebben de Belgische nationaliteit.
2.3.
De vader heeft [kind] in België erkend en oefent samen met de moeder het ouderlijk gezag uit.
2.4.
[kind] verblijft sinds mei 2023 bij de pleegouders.
2.5.
Bij beschikking van 4 maart 2025 heeft de rechtbank Overijssel bevoegdheid aanvaard overeenkomstig artikel 12 Brussel II-ter ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid over [kind] .
2.6.
Bij beschikking van 14 april 2025 heeft de rechtbank de ouders geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [kind] en de GI belast met de voorlopige voogdij.

3.Het verzoek

3.1.
De raad verzoekt de rechtbank om het ouderlijk gezag van de moeder en de
vader over [kind] te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. De raad verzoekt de rechtbank om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank en het toe te passen recht
4.1.
Deze zaak heeft internationale aspecten, omdat de ouders in België wonen, zij
de Belgische nationaliteit hebben en [kind] ook de Belgische nationaliteit heeft.
4.2.
De rechtbank Overijssel heeft bij beschikking van 4 maart 2025 de bevoegdheid
aanvaard in zaken over de ouderlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van [kind] . Nu het verzoek van de raad een verzoek is over de ouderlijke verantwoordelijkheid, staat de bevoegdheid van de rechtbank Overijssel in deze zaak vast.
4.3.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de verzoeken, is
Nederlands recht van toepassing (artikel 15, lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Beperking van het recht op inzage stukken
4.4.
Voordat de rechtbank toekomt aan de inhoudelijke beoordeling, moet zij eerst
beoordelen of de vader op goede gronden geen afschrift heeft gekregen van het (gehele) raadsrapport.
4.5.
Hoewel de vader belanghebbende is in deze procedure en dus recht heeft op
inzage van de processtukken, heeft de raad besloten om niet het gehele rapport met de vader te delen. De raad heeft de vader alleen het verzoek en het raadsbesluit verstrekt. De raad heeft de vader geen inzage in het volledige rapport gegeven, omdat de vader niet betrokken is in het leven van [kind] , zij geen herinnering aan hem heeft, hij zijn gezag niet heeft uitgeoefend en vanwege de mogelijke (emotionele) veiligheid van [kind] . De vader zit momenteel een straf uit wegens verkrachting van een meisje (in de leeftijdscategorie 10-14 jaar) en mishandeling (fysiek en psychisch) van een minderjarige. De raad ziet daarin aanknopingspunten dat de vader niet de belangen van anderen kan afwegen. Daardoor kan de raad niet inschatten of de vader de belangen van [kind] voorop kan stellen. De raad vreest onder meer dat de vader contact gaat zoeken met [kind] , terwijl dat op dit moment nog niet in haar belang is. Het is in het belang van [kind] dat zij eerst hulp krijgt.
Het standpunt van de belanghebbenden
4.6.
De vader is het niet eens met het besluit van de raad om hem geen inzage te
geven in het raadsrapport. De vader stelt zich op het standpunt dat de raad onvoldoende concreet heeft gemaakt dat met inzage van het rapport door de vader, er dreiging zou ontstaan richting [kind] . De vader heeft geen slechte bedoelingen richting [kind] en wil alleen weten hoe het met haar gaat.
4.7.
De moeder is het eens met het besluit van de raad. De vader heeft geen
betrokkenheid in het leven van [kind] . Zij heeft geen herinneringen aan hem. De vader heeft het gezag nooit uitgeoefend. De moeder stelt zich op het standpunt dat het delen van informatie schadelijk kan zijn voor [kind] vanwege het strafrechtelijk verleden van de vader.
4.8.
De pleegouders zijn het eens met het besluit van de raad.
4.9.
De GI is het eens met het besluit van de raad. [kind] zit in een intensief
hulpverleningsproces. Het risico dat de vader dit proces verstoort door contact te zoeken met [kind] , mag niet genomen worden. De GI wil op een rustige en voor [kind] passende manier bekijken wat de mogelijkheden zijn in het contact met de vader.
De beslissing van de rechtbank
4.10.
De rechtbank zal bepalen dat de raad een aangepast raadsrapport moet sturen
naar de vader, waarin de gegevens over de verblijfplaats van [kind] weggelaten moeten worden. De rechtbank zal iedere inhoudelijke beslissing op het verzoek aanhouden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat de informatie waar de rechtbank kennis van
neemt in beginsel kenbaar moet zijn voor alle belanghebbenden in de procedure. De rechtbank kan inzage in de processtukken in uitzonderlijke gevallen weigeren voor zover het verstrekken daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en/of als het verstrekken onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang. [1]
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat het verstrekken
van het raadsrapport aan de vader ertoe zal leiden dat [kind] wordt geraakt in haar persoonlijke levenssfeer of dat dit haar onevenredig nadeel toebrengt. Dat de vader voor het overgrote deel niet betrokken is geweest in het leven van [kind] , zij geen herinneringen aan hem heeft en hij zijn gezag niet heeft uitgeoefend, is onvoldoende (uitzonderlijk) en weegt niet op tegen het belang en het recht van de vader om inzage te krijgen in het raadsrapport.
4.13.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de veroordeling van de vader wegens
verkrachting en voor fysieke en emotionele mishandeling van een minderjarige een rol speelt in een eventueel contactherstel, maar niet (direct) bij het recht op inzage in het raadsrapport. De raad heeft onvoldoende onderbouwd dat de emotionele veiligheid van [kind] in het geding is als de vader inzage krijgt in het rapport. De raad zegt niet te kunnen inschatten hoe de vader reageert als hij inzage krijgt. Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om inzage in het rapport te weigeren. Er zijn geen concrete voorbeelden genoemd waaruit blijkt dat de vader op een negatieve manier gebruik gaat maken van de informatie over [kind] .
4.14.
Daarnaast zit de vader op dit moment in detentie in België, zodat hij niet in staat
is om [kind] op eigen initiatief te bezoeken. De vader heeft wel de wens geuit om een kaartje te sturen naar [kind] . De rechtbank volgt de GI dat gelet op het intensieve hulpverleningstraject waarin [kind] zit, voorkomen moet worden dat zij onverwachts en onvoorbereid geconfronteerd wordt met de vader. Om die reden zullen gegevens die leiden tot de verblijfplaats van [kind] uit het rapport moeten worden weggelaten.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de raad een aangepast raadsrapport moet sturen naar de vader,
waarin de gegevens over de verblijfplaats van [kind] weggelaten moeten worden;
5.2.
houdt iedere beslissing over het verzoek van de raad met betrekking tot
het
gezagvan zowel de vader als de moeder aan;
5.3.
verzoekt de advocaten om uiterlijk binnen twee weken na heden hun
verhinderdata voor de maanden
november en december 2025 en januari 2026aan de rechtbank door te geven voor de mondelinge behandeling die zal plaatsvinden op een nog nader door de rechtbank te bepalen datum en tijdstip waarvoor de belanghebbenden en de raad bij afzonderlijke brief van de griffier zullen worden opgeroepen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W. Couperus-van Kooten (voorzitter), mr. M. van Bruggen en mr. J.A.M. Egberink en is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025 in tegenwoordigheid van mr. K.J. de Jong, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet (artikel 811, lid 3, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Voetnoten

1.Artikel 811, lid 2, Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in combinatie met artikel 5.1, lid 2, onder e en lid 5 van de Wet open overheid.