ECLI:NL:RBOVE:2025:6214

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
ak_25_2208
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek inzake recreatievaartuigen in Zwartsluis

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 24 oktober 2025, wordt het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun handhavingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. Eisers, bestaande uit [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4], hadden op 18 mei 2025 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland om handhavend op te treden tegen diverse overtredingen met betrekking tot recreatievaartuigen in de haven van Zwartsluis. De rechtbank oordeelt dat het verzoek te weinig concreet is om als een aanvraag te worden aangemerkt, waardoor het college niet verplicht was om hierop te beslissen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukt dat het handhavingsverzoek van eisers geen specifieke overtredingen benoemt, wat essentieel is voor de ontvankelijkheid van een aanvraag. De uitspraak heeft gevolgen voor de proceskosten en het griffierecht, dat niet wordt teruggegeven aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/2208
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

[eiser 1]

[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
allen uit [woonplaats], eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland

(gemachtigde: mr. L.F. Miltenburg).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het niet tijdig beslissen op een door eisers [eiser 1] [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4] (hierna samen: [eisers]) bij het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland (hierna: het college) ingediend handhavingsverzoek.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het door eisers gedane verzoek om handhavend op te treden tegen diverse overtredingen te weinig concreet is om dit te kunnen aanmerken als een aanvraag. Het college hoefde hierop dan ook niet te beslissen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het handhavingsverzoek is daarom niet-ontvankelijk.

Procesverloop

2.1.
[eisers] hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het door op 18 mei 2025 ingediende handhavingsverzoek.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- eisers [eiser 1] [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4];
- namens het college [naam], bijgestaan door mr. L.F. Miltenburg.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3.1.
Bij besluit van 16 oktober 2024 heeft het college aan een (niet bij deze procedure betrokken) derde een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van ligplaatsen voor recreatievaartuigen in de haven van Zwartsluis, aan de [adres]. Naar aanleiding hiervan hebben [eisers] bezwaar gemaakt. Deze procedure loopt nog.
3.2.
Op 21 februari 2025 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan de vergunninghouder wegens handelen in strijd het Omgevingsplan van de gemeente Zwartewaterland. De vergunninghouder heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3.3.
Op 18 mei 2025 hebben [eisers], naar aanleiding van een e-mailwisseling met een medewerker van de gemeente Zwartewaterland, een verzoek ingediend om handhaving van de voorschriften voor recreatievaartuigen in de haven van Zwartsluis. De tekst van dit handhavingsverzoek luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Zoals u in uw eigen besluit tot handhaving stelt, bent u verplicht op te treden tegen illegale activiteiten en/of overtredingen. Daarvoor is feitelijk niet eens een handhavingsverzoek nodig, laat staan een gedetailleerde omschrijving van welke voorschriften worden overtreden.
Wij verzoeken u dan ook nogmaals om daadwerkelijk handhavend op te treden tegen de aanhoudende overtredingen van welk voorschrift dan ook uit de verleende omgevingsvergunning.”
Namens het college is, behalve met een algemene ontvangstbevestiging, niet inhoudelijk gereageerd op dit verzoek.
3.4.
[eisers] hebben het college bij e-mail van 15 juli 2025 in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op hun handhavingsverzoek. Vervolgens hebben zij op 2 augustus 2025 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen.
Inhoudelijke beoordeling
4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager van een beschikking een dwangsom indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt genomen.
4.2.
Artikel 1:3, tweede lid, van de Awb bepaalt dat onder een beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Onder een besluit wordt op grond van het eerste lid van artikel 1:3 van de Awb verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudelijke een publiekrechtelijke rechtshandeling. Onder een aanvraag wordt op grond van het derde lid van artikel 1:3 van de Awb verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het op 18 mei 2025 door [eisers] ingediende handhavingsverzoek niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Hiervoor is van belang dat het door [eisers] gedane verzoek in hoge mate onbepaald is. Zo worden geen concrete overtredingen van wettelijke voorschriften genoemd waartegen het college handhavend zou moeten optreden. De algemene verwijzing naar “aanhoudende overtredingen van welk voorschrift dan ook uit de verleende omgevingsvergunning” in het verzoek van 18 mei 2025 is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet. Nu geen sprake is van een aanvraag, was het college dan ook niet gehouden om op dit verzoek te beslissen.
4.4.
Omdat geen sprake was van een aanvraag waarop het college diende te beslissen, konden [eisers] dan ook geen beroep instellen tegen het niet tijdig beslissen op hun verzoek.
4.5.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet gehouden was om te beslissen op het door [eisers] ingediende handhavingsverzoek. [eisers] krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Ides, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.