ECLI:NL:RBOVE:2025:6213

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
ak_25_661
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor tijdelijke opvanglocatie asielzoekers

Deze uitspraak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiser tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers aan de Parkweg 155 te Enschede. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Enschede zich terecht op het standpunt stelt dat eiser geen belanghebbende is bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning. Eiser, die in een woonwijk woont op ongeveer 300 meter afstand van de opvanglocatie, vreest overlast door de komst van de opvanglocatie. De rechtbank concludeert dat de afstand en de scheiding door een drukke weg tussen de woonwijk en het bedrijventerrein waar de opvanglocatie is gerealiseerd, betekenen dat eiser niet rechtstreeks betrokken is bij het besluit. Hierdoor is zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank behandelt de inhoudelijke gronden van eiser niet, omdat deze niet relevant zijn voor de beoordeling van de ontvankelijkheid. De uitspraak bevestigt dat het beroep van eiser ongegrond is, wat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/661
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede

(gemachtigde: mr. A.D. Haja).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiser [eiser] (hierna: [eiser]) tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een tijdelijke opvanglocatie voor asielzoekers aan de Parkweg 155 te Enschede. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat [eiser] geen belanghebbende is bij het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van de opvanglocatie aan de Parkweg 155 in Enschede. Het bezwaar van [eiser] is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. [eiser] krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 19 december 2024 op het bezwaar van [eiser] heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens het college deelgenomen mr. A.D. Haja en [naam]. [eiser] is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3.1.
Bij besluit van 28 juni 2024 heeft het college aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) een omgevingsvergunning verleend voor een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan, tot uiterlijk 24 juli 2028, voor het realiseren van een opvanglocatie voor asielzoekers aan de Parkweg 155 in Enschede. Deze locatie bevindt zich op een bedrijventerrein. De opvanglocatie is bedoeld voor de huisvesting van maximaal 550 personen.
3.2.
[eiser] woont aan de [adres]. De woning van [eiser] ligt in een woonwijk. De afstand tussen de woning van [eiser] en de opvanglocatie aan de Parkweg bedraagt hemelsbreed ongeveer 300 meter. [eiser] vreest dat de komst van de opvanglocatie zal leiden tot overlast.
Inhoudelijke beoordeling
4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Awb, kan een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit. Onder een belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Hiervoor is vereist dat sprake is van gevolgen van enige betekenis.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het belang van [eiser] niet rechtstreeks betrokken is bij het besluit waarbij de omgevingsvergunning voor de opvanglocatie aan de Parkweg in Enschede is verleend. In dit verband is van belang dat de afstand tussen de woning van [eiser] en de opvanglocatie hemelsbreed ongeveer 300 meter bedraagt en dat er vanuit zijn woning geen zicht is op de opvanglocatie. Over de weg is de afstand tussen zijn woning en de opvanglocatie nog aanzienlijk langer. Hierbij komt dat de woonwijk waar [eiser] woont en het bedrijventerrein waar de opvanglocatie wordt gerealiseerd van elkaar gescheiden zijn door de Westerval, een drukke, doorgaande weg. Ook zijn de gevolgen van de komst van de opvanglocatie voor de verkeersintensiteit in de directe omgeving van de woning van [eiser] zeer beperkt. Van gevolgen van enige betekenis is voor hem dan ook geen sprake. [eiser] heeft bovendien niet concreet aangegeven waarin zijn situatie verschilt van die van andere bewoners van Enschede. [eiser] is dan ook geen belanghebbende en kon daarom geen bezwaar maken tegen het besluit van 28 juni 2024. Zijn bezwaar is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.
[eiser] heeft in de gronden van zijn beroep gewezen op het gevaar van verdere zogeheten opstapeling, escalatie en extra onnodige druk op de veiligheid en veiligheidsdiensten, stikstofproblematiek en het gebruik van de zogeheten ‘kruimelgevallenregeling’. Dergelijke gronden kunnen aan de orde komen in het kader van de inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van een besluit. Nu het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk is verklaard omdat [eiser] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, komt de rechtbank aan de beoordeling van deze inhoudelijke gronden niet toe.
4.4.
Het beroep is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van [eiser] in stand blijft. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Ides, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op .
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage met relevante wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2, eerste lid:
Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 7:1:
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
b. het besluit aan goedkeuring is onderworpen,
c. het besluit een goedkeuring of een weigering daarvan inhoudt,
d. het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4,
e. het besluit is genomen op basis van een uitspraak waarin de bestuursrechter met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onderdeel a, heeft bepaald dat afdeling 3.4 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijft,
f. het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
g. het besluit is genomen op grond van een voorschrift als genoemd in de bij deze wet behorende Regeling rechtstreeks beroep dan wel het besluit anderszins in die regeling is omschreven.
2. Tegen de beslissing op het bezwaar kan beroep worden ingesteld met toepassing van de voorschriften die gelden voor het instellen van beroep tegen het besluit waartegen bezwaar is gemaakt.

Artikel 8:1:

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.