ECLI:NL:RBOVE:2025:6177

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
11692611 \ CV EXPL 25-793
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van aankoopbedrag voor hond na ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak heeft partij A samen met zijn partner een hond gekocht van partij B voor € 1.500,00. Na enkele dagen heeft partij A de hond teruggebracht en verzocht om terugbetaling van het aankoopbedrag. Partij B weigerde dit, met het argument dat de hond niets meer waard was. De kantonrechter heeft de vorderingen van partij A toegewezen. De rechter oordeelde dat er sprake was van een consumentenkoop en dat de koopovereenkomst buiten de verkoopruimte was gesloten. Hierdoor had partij A het recht om de overeenkomst binnen veertien dagen te ontbinden. De rechter stelde vast dat partij A de hond op 2 januari 2025 had opgehaald en op 9 januari 2025 de ontbinding had aangegeven. De kantonrechter oordeelde dat partij B het bedrag van € 1.500,00 aan partij A moest terugbetalen, en dat de opvangkosten die partij B had gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Daarnaast werd partij B veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden ook aan partij B opgelegd, die in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11692611 \ CV EXPL 25-793
Vonnis van 21 oktober 2025
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. L.M. Scherphof,
tegen
[partij B],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij B],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- het bericht van 10 juni 2025 met productie van [partij B];
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het bericht van 5 september 2025 met producties van [partij A];
- de mondelinge behandeling van 23 september 2025, waarbij alleen [partij A] (samen met zijn partner) is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft de standpunten van [partij A] toegelicht, onder meer met gebruik van spreekaantekeningen. [partij B] is niet verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

2.1.
[partij A] heeft samen met zijn partner een hond van [partij B] gekocht voor € 1.500,00. Een aantal dagen nadat hij de hond had opgehaald, heeft hij de hond teruggebracht. [partij A] wil graag zijn geld terug, maar daar is [partij B] het niet mee eens. Volgens [partij B] is de hond niets meer waard, dus hoeft zij niets terug te betalen.
2.2.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [partij A] toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De feiten

3.1.
[partij B] heeft een hondenfokkerij en fokt al twintig jaar Mechelse herders. De afgelopen jaren (in 2021, 2022, 2024 en 2025) heeft [partij B] verschillende nestjes gehad. De stamboom draagt de naam: ‘
[naam 1]’.
3.2.
[partij B] heeft op de website ‘
[website]’ een profiel, waarop staat dat [partij B] actief is in de branche ‘
Breeding’. Onder kennelinformatie staat vermeld dat zij 20 nestjes heeft gehad met in totaal 150 puppy’s, waarvan 83 reuen en 67 teven. Bij firma staat ‘
[naam 1]’ en ‘
[naam 2]’.
3.3.
Daarnaast heeft [partij B] een Facebookaccount genaamd: ‘
[naam 1] – [naam 3]’ en een Facebookpagina met dezelfde naam waar 103 leden actief zijn.
3.4.
Verder heeft [partij B] een eenmanszaak genaamd ‘
[bedrijf]’, met als handelsnaam (onder meer) ‘
[naam 2]’. [bedrijf] is gevestigd aan de [adres]. In het handelsregister staat onder activiteiten het volgende: “
Veterinaire dienstverlening” en “
Oefentherapie & Revalidatie van honden; sportmassage voor honden; opvang honden in huiselijke kring”. Op de website van [bedrijf] is in het logo het woord ‘
FOK’ te lezen.
3.5.
[partij A] en zijn partner waren op zoek naar een hond. Zij hebben vernomen dat [partij B] een nestje met puppy’s verwachtte. Daarom hebben zij in oktober 2024 via Facebook contact opgenomen met [partij B] en kennis met haar gemaakt.
3.6.
Nadat het nestje was geboren, zijn [partij A] en zijn partner vanaf 1 december 2024 een aantal keren bij [partij B] geweest om samen met [partij B] te bekijken of er voor hen een geschikte puppy in het nestje zat.
3.7.
Kort voor de kerst van 2024 hebben partijen afgesproken bij de Intratuin in Apeldoorn. Daar heeft [partij B] een puppy (hierna: de hond) toegewezen aan [partij A] en zijn partner.
3.8.
Vervolgens heeft [partij B] een koopovereenkomst opgemaakt en naar [partij A] gestuurd.
3.9.
Op 27 december 2024 heeft de partner van [partij A] een bedrag van € 1.500,00 overgemaakt naar de privérekening van [partij B].
3.10.
[partij A] heeft de koopovereenkomst op 30 december 2024 ondertekend teruggestuurd naar [partij B]. In de kop van de overeenkomst staan de contactgegevens van [partij B]:

[naam 1]
[partij B]
[adres]
[e-mailadres]
hierna te noemen fokker;
3.11.
In artikel VIII van de koopovereenkomst staat (onder meer) het volgende:
“[…]
Koper verplicht zich om bij eventuele verkoop van de hond deze eerst (schriftelijk) aan de fokker aan te bieden.
Fokker betaald bij terugname van de hond een marktconforme prijs aan de koper.[…]”
3.12.
[partij A] en zijn partner hebben de hond op 2 januari 2025 opgehaald.
3.13.
Op 9 januari 2025 heeft de partner van [partij A] een Whatsappbericht naar [partij B] gestuurd:

Goedemorgen [partij B],
Heel vervelend nieuws, [partij A] en ik gaan uit elkaar.
Het is voor ons beiden niet mogelijk om [hond] alleen te houden ivm werk.
Uiteraard brengen we hem het liefst terug naar jou zodat er een goed thuis voor hem gevonden kan worden.
Sorry, zag het zelf absoluut niet aankomen.
3.14.
Op dezelfde dag heeft [partij B] een bericht teruggestuurd:

Hey. Wat onwijs vervelend voor jullie en ja inderdaad zie ik hem heel graag terugkomen. Lukt het wel dat we dit na maandag oppakken als wij terug zijn?
3.15.
Op 10 januari 2025 hebben [partij A] en zijn partner de hond teruggebracht naar [partij B].
3.16.
De partner van [partij A] heeft op 26 januari 2025 [partij B] via Whatsapp verzocht om het geld terug te storten op haar rekening, waarop [partij B] het volgende antwoordde:

Hoi [naam 4], ik kom hier later op terug, ik dacht namelijk dat hij zo weg zou zijn omdat ik in de nestperiode veel aanvragen af heb gezegd, maar dat is helaas niet zo omdat hij dus toch een rugzakje heeft in de ogen van velen. Het volledige aankoopbedrag zal ik dus niet terugbetalen, dat hangt er volledig vanaf of hij voor de pupprijs weg kan of niet
op dit moment ben ik aan het werk en zal dus niet direct kunnen reageren
3.17.
De gemachtigde van [partij A] heeft [partij B] bij brieven van 10 februari 2025 en 10 maart 2025 gesommeerd om de aankoopsom van € 1.500,00 binnen veertien dagen terug te betalen. Daar heeft [partij B] niet op gereageerd.

4.Het geschil

in conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.1.
[partij A] vordert – samengevat – veroordeling van [partij B] tot (terug)betaling van € 1.500,00, vermeerderd met rente en kosten. Hij voert verweer tegen de voorwaardelijke reconventionele vordering.
4.2.
[partij B] voert verweer. Verder stelt [partij B] dat zij kosten heeft moeten maken voor de opvang van de hond over de periode nadat [partij A] de hond bij haar had teruggebracht. De opvangkosten bedragen € 1.280,00 en die wil zij verrekenen met het bedrag van € 1.500,00. Voor zover [partij B] de opvangkosten niet kan verrekenen, vordert zij in reconventie het bedrag van € 1.280,00 van [partij A].

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
In deze zaak gaat het er – kort gezegd – om of [partij A] de koopovereenkomst mocht ontbinden met als gevolg dat [partij B] het bedrag van € 1.500,00 aan [partij A] moet terugbetalen, of dat [partij B] de hond via de weg van artikel VIII van de koopovereenkomst van [partij A] heeft teruggekocht en daarvoor een marktconforme prijs moet betalen.
Ontbinding
5.2.
Voor de vraag of [partij A] de koopovereenkomst volgens artikel 6:230o BW mocht ontbinden, moet sprake zijn van een consumentenkoop [1] , moet de koopovereenkomst op afstand [2] of buiten de verkoopruimte [3] zijn gesloten, en moet [partij A] binnen veertien dagen een ontbindingsverklaring hebben uitgebracht.
Er is sprake van een consumentenkoop
5.3.
De kantonrechter oordeelt dat sprake is van een consumentenkoop. Het staat (als onweersproken) vast dat [partij A] als consument heeft gehandeld.
5.4.
Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat [partij B], gelet op de omstandigheden genoemd in rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.4, als handelaar (of beroepsmatig) heeft gehandeld. Daarbij is verder is van belang dat:
  • in de koopovereenkomst de naam ‘
  • de fokactiviteiten van ‘
  • in het logo van [bedrijf] staat (onder andere) het woord ‘
  • (de partner van) [partij A] verschillende keren via Whatsapp contact heeft gehad met het bedrijfsaccount van [bedrijf] over de hond en de totstandkoming/afwikkeling van de koopovereenkomst.
5.5.
De kantonrechter vindt dat [partij A] in de gegeven omstandigheden ervan uit mocht gaan dat [partij B] de koopovereenkomst heeft gesloten in haar hoedanigheid van handelaar, dan wel als beroepsmatige activiteit.
5.6.
[partij B] heeft de stelling dat zij als handelaar heeft gehandeld om meerdere redenen betwist, maar dat kan niet tot een andere conclusie leiden. Dat zij al 20 jaar honden fokt, 20 nestjes heeft gehad met in totaal 150 puppy’s én de afgelopen jaren (2021, 2022, 2024 en 2025) meerdere nestjes heeft gehad, komt niet overeen met haar stelling dat zij af en toe en hobbymatig een nestje met puppy’s heeft. Dat (de partner van) [partij A] de koopsom naar de privérekening van [partij B] heeft overgemaakt en dat er in het handelsregister van [bedrijf] niet iets concreets over fokactiviteiten vermeld staat, kunnen ook niet tot een andere conclusie leiden. Kortom, [partij B] is een handelaar.
De koopovereenkomst is buiten de verkoopruimte gesloten
5.7.
Verder oordeelt de kantonrechter dat de koopovereenkomst buiten de verkoopruimte [4] is gesloten. Hoewel (de partner van [partij A]) meerdere keren bij [partij B] is geweest om het nestje te bekijken, was het toen nog niet duidelijk of [partij B] hem een puppy zou toewijzen en zo ja, welke. Juridisch gezien kan dan nog niet gesproken worden van een overeenkomst, omdat het ‘object’ van de overeenkomst nog niet (voldoende) ‘bepaalbaar’ was.
5.8.
[partij A] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat partijen bij de Intratuin in Apeldoorn hadden afgesproken. Daar heeft [partij B] een voor [partij A] geschikte puppy uitgekozen. Die puppy heeft [partij B] aan [partij A] toegewezen. Dat heeft [partij A] aanvaard, zodat pas op dat moment gesproken kon worden van een overeenkomst. Die overeenkomst was bij de Intratuin te Apeldoorn gesloten, dus buiten de verkoopruimte van [partij B]. [partij B] heeft deze lezing van de feiten over de totstandkoming van de overeenkomst niet weersproken, omdat zij niet op de mondelinge behandeling is verschenen. De kantonrechter neemt deze toelichting als vaststaand aan en stelt vast dat de koopovereenkomst buiten de verkoopruimte is gesloten.
[partij A] heeft de koopovereenkomst binnen veertien dagen ontbonden
5.9.
Volgens artikel 6:230o lid 1 sub b onder 1 BW mocht [partij A] de koopovereenkomst binnen veertien dagen ontbinden na de dag waarop hij de hond had opgehaald. Dat was op 2 januari 2025. (De partner van) [partij A] heeft bij Whatsappbericht van 9 januari 2025 duidelijk aangegeven de hond terug te willen brengen naar [partij B], waarop zij heeft gereageerd dat zij hem graag terug zag komen. Het was voor [partij B] dus voldoende duidelijk dat [partij A] de koopovereenkomst wilde ontbinden. De reden waarom [partij A] wilde ontbinden doet er juridisch niet toe, als dat maar binnen veertien dagen is gebeurd.
Tussenconclusie
5.10.
Op grond van voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [partij A] de koopovereenkomst binnen veertien dagen mocht ontbinden en dat ook heeft gedaan. Dat betekent dat [partij B] het bedrag van € 1.500,00 in beginsel moet terugbetalen. Daarmee komt de kantonrechter niet toe aan de stellingen van partijen over de (terug)koopoptie uit artikel VIII van de overeenkomst en de marktconforme prijs.
Verrekeningsverweer en voorwaardelijke vordering in verband met de opvangkosten
5.11.
[partij B] stelt dat zij opvangkosten van € 1.280,00 heeft gemaakt gedurende de maand nadat zij de hond heeft moeten opvangen. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat [partij A] de koop mocht ontbinden. Als gevolg daarvan is [partij B] weer eigenaresse van de hond geworden. Niet valt in te zien waarom [partij A] de opvangkosten van de hond van [partij B] moet betalen. Het verrekeningsverweer wordt daarom afgewezen. Dat heeft tot gevolg dat de vordering in conventie van [partij A] tot (terug)betaling van € 1.500,00 wordt toegewezen en dat de reconventionele vordering van [partij B] wordt afgewezen.
Wettelijke rente
5.12.
[partij A] vordert wettelijke rente over het bedrag van € 1.500,00 te rekenen vanaf 26 februari 2025, omdat [partij B] het bedrag niet binnen vijftien dagen na de brief van 10 februari 2025 heeft terugbetaald. [partij B] heeft hier geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd, zodat de wettelijke rente zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.13.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De gevorderde vergoeding is in overeenstemming met het tarief in het Besluit en is daarom redelijk. [partij A] heeft verder voldoende gesteld dat hij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Die stelling heeft [partij B] niet weersproken. Daarom zal een bedrag van € 225,00 worden toegewezen.
Proceskosten
5.14.
[partij B] wordt in conventie en in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
612,00
(3 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.116,45
5.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 26 februari 2025, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [partij B] om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 225,00 aan buitengerechtelijke kosten,
6.3.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 912,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.4.
veroordeelt [partij B] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in voorwaardelijke reconventie
6.6.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
6.7.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten van € 204,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
6.8.
veroordeelt [partij B] tot betaling van de betekeningskosten als [partij B] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.9.
verklaart de onderdelen 6.1., 6.2., 6.3., 6.4., 6.7. en 6.8. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:5 lid 1 sub a BW.
2.Artikel 6:230g sub e BW.
3.Artikel 6:230g sub f BW.
4.Zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub f BW.