4.5.A. Algemeen.
[partij B] heeft de ruwbouw van de woning gedaan tot aan de dakplaten. Zijn laatste werkdag was 20 april 2020. TOP-expertise heeft op 28 april 2020 de stand van zaken opgenomen. De deskundige heeft gebruik gemaakt van de feitelijke informatie uit het rapport van TOP-expertise, waaronder de foto’s die op 28 april 2020 zijn genomen.
Ten aanzien van de kelder en de vraag wie die heeft aangebracht (partijen zijn hierover verdeeld), concludeert de deskundige dat de verklaring van [partij B] , dat de kelder er later door hem onder is aangebracht toen het storten van de begane grondvloer reeds gereed was, niet klopt. Het is niet in overeenstemming met een foto die de deskundige heeft ontvangen. [partij A] heeft de kelder zelf gerealiseerd.
B. Constructietekeningen/berekeningen.
De eerste constructietekeningen ten behoeve van het ontwerp van architect [naam 1] zijn gemaakt door [naam 2] op 8 november 2016. Daarna is een nieuw ontwerp gemaakt door architect [naam 3] , en zijn nieuwe constructieberekeningen gemaakt door [naam 4] .
Ten behoeve van het rapport van TOP-expertise is een constructie-onderzoek gedaan door [naam 5] (6 juli 2020). Er zijn door [naam 5] enkele wijzigingen en/of afwijkingen met bouwfouten geconstateerd.
De deskundige constateert dat, voor zover tijdens de schouw kon worden waargenomen, de fouten met betrekking tot de gordinglassen en de oplegging van de gordingen met een afmeting van ca 69 – 220 mm inmiddels door of in opdracht van [partij A] zijn hersteld.
Met betrekking tot de staalconstructie constateert de deskundige dat niet is vast te stellen hoe de constructie boven de schuifpui in de achtergevel is uitgevoerd. Wel is het standpunt van [partij B] , dat [partij A] een doorgaande stalen hoeklijn heeft geleverd, door hem met een foto onderbouwd. Volgens TOP-expertise is gezamenlijk besloten om de stalen ligger boven de schuifpui te vervangen door een betonnen ligger. Of dit is nagerekend en hoe dit is uitgevoerd, is uit de stukken niet af te leiden. Wel blijkt dat de stalen hoeklijn boven de schuifpuien in de achtergevel doorloopt en er geen gebruik is gemaakt van twee losse hoeklijnen. Uit de stukken en facturen die [partij A] heeft aangeleverd is af te leiden dat hij de staalconstructie/lateien heeft ingekocht en toegeleverd.
Door [naam 2] berekende stalen kokerkolom 80.80.4 heeft een afmeting van hoogstens 40.40.4. Of dit constructief voldoet, valt uit de stukken niet af te leiden.
C. Stukadoorswerk.
Tijdens de schouw is vastgesteld dat op diverse locaties het stukadoorswerk dikker is aangebracht dan de gemiddelde dikte van 8-10 mm. Hieruit en op basis van foto’s van TOP-expertise is te concluderen dat het vuil metselwerk van de binnenwanden niet deugdelijk conform de geldende richtlijnen en gebruiken binnen de branche is uitgevoerd.
D. Metselwerk gevel.
Omdat er tussen partijen geen afspraken zijn gemaakt over beoordeling hiervan, gelden de algemene criteria, die onder andere inhouden dat een visuele inspectie plaatsvindt op een afstand van 3 - 5 meter. Op die afstand zijn er niet direct onvolkomenheden zichtbaar. Bij een nauwkeuriger controle en metingen is echter geconstateerd dat het door [partij B] gerealiseerde gevelmetselwerk niet overal even consequent, conform de regels van goed gebruik, is uitgevoerd. Met een waterpas zijn wel afwijkingen te constateren.
Ook blijkt uit foto’s dat [partij B] de metselprofielen niet heeft aangebracht/opgetopt zoals dat in de branche gebruikelijk is.
Verder is er geen gebruik gemaakt van houten stelkozijnen ten behoeve van de later aan te brengen kunststofkozijnen.
De deskundige merkt op dat de woning van [partij A] is afgebouwd en van voegwerk voorzien en de buitenkozijnen zijn ingemeten en gemonteerd, zonder daarbij vooraf de door TOP-expertise geconstateerde afwijkingen/onvolkomenheden te vervangen. Door [partij A] is ook geen dilatatieadvies ingewonnen en het gevelwerk is niet voorzien van de nodige dilataties.
E. Houten constructie (gordingen, houten balklaag en gootconstructie).
1. Gordingen. De deskundige onderschrijft de conclusies van TOP-expertise waaruit volgt dat deze niet juist zijn aangebracht. [partij A] heeft dit inmiddels hersteld.
2. Houten balklaag garage. Tijdens de schouw bleek dat de balklaag is aangebracht met een tussenruimte van 655 mm h.o.h. (hart op hart), in plaats van de door [naam 2] gehanteerde 610 mm. Dit leidt volgens de deskundige echter niet tot constructieve problemen.
De deskundige merkt op dat [partij A] is begonnen met de afwerking van het plafond van de garage en dat hij de boeiboorden aan de betreffende balklagen heeft bevestigd, terwijl hij wist dat diverse werkzaamheden volgens TOP-expertise door [partij B] anders waren uitgevoerd.
Dat de balklaag het isolatiemateriaal in de gevel heeft onderbroken, is niet erg.
3. Gootconstructie. De door [partij A] gerealiseerde gootconstructie wijkt af van de door architect [naam 1] gemaakte detaillering. De door [partij B] gebruikte gootklossen met afmeting van maximaal 50x50 mm zijn te klein, zoals ook TOP-expertise heeft geconstateerd. Of een en ander door [partij A] is aangepast kon tijdens de schouw niet worden geconstateerd.
F. Beoordeling van diverse stukken uit het procesdossier en/of door partijen ingebrachte stukken in relatie tot de door [partij A] uitgevoerde herstelwerkzaamheden.
1. Rapport TOP-Expertise. De diverse technische onvolkomenheden die TOP-expertise heeft geconstateerd kan de deskundige op hoofdlijnen onderschrijven.
Ten aanzien van herstel van het gevelmetselwerk heeft TOP-expertise geadviseerd om dit te amoveren en opnieuw te metselen. [partij A] heeft echter de [naam 6] door derden inmiddels laten uitvoeren waardoor de herstelwerkzaamheden zoals door TOP-expertise geadviseerd nu buitenproportioneel zou zijn.
De financiële onderbouwing van TOP-expertise kan de deskundige niet als zodanig onderschrijven onder meer omdat niet altijd duidelijk is of afwijkende keuzes in onderling overleg zijn gedaan, en [partij A] niet alles heeft hersteld.
2. Rapport [naam 5] d.d. 6 juli 2020. De door [naam 5] beschreven onvolkomenheden/ gebreken kan de deskundige onderschrijven.
[partij A] heeft echter niet met alle adviezen van [naam 5] iets gedaan. Beide partijen nemen het niet zo nauw. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat beide partijen wisten dat de kelder vergunningplichtig was (blijkt uit stukken architect [naam 3] ) en dat hiervoor een constructietekening moest worden gemaakt en bij de gemeente moest worden ingeleverd. Deze is niet gemaakt.
3. Buitenkozijnen/verklaring [bedrijf 1] d.d. 22 maart 2024 (bijlage 4A bij het rapport). [bedrijf 1] stelt dat hij de raammetingen heeft opgenomen en de ramen heeft gemaakt en gemonteerd. Hij had problemen bij het monteren, hij moest alle ramen verder naar binnen schuiven omdat [partij B] de stalen hoeken (lateien) te ver naar binnen had gezet.
Volgens de deskundige had [bedrijf 1] dit echter reeds bij het inmeten kunnen constateren.
Er hadden op dat moment alsnog stellatten/kozijnen met een PVC-slabbe aangebracht kunnen worden. Het is de fabrikant/leverancier van kozijnen die ervoor verantwoordelijk is dat deze geproduceerd/gemonteerd kunnen worden conform de geldende richtlijnen.
De deskundige merkt nog op dat [partij B] € 8.000,00 heeft aanbetaald op de offerte van de kozijnen (ad in totaal € 23.716,00) en [partij A] het resterende bedrag.
4. Verklaring [bedrijf 7] B.V. voegwerk en gevelrenovatie (bijlage 4D bij het rapport).
Met betrekking tot de hoeklijnen kan de deskundige de verklaring van [bedrijf 7], inhoudende dat boven alle ramen in principe de verkeerde hoeklijnen zijn gebruikt, niet onderschrijven. Het is wel degelijk mogelijk om hier een hoeklijn van 4 mm toe te passen. Ook het toepassen van geveldragers is bij een kozijn met “zwevend” metselwerk geen vereiste. Dat blijkt ook uit de tekeningen/berekeningen van [naam 2] en [naam 4] . Of het de bedoeling was zoals het nu is uitgevoerd is echter niet aannemelijk en ook niet gebruikelijk. Hetgeen [bedrijf 7] verder heeft verklaard met betrekking tot het metselwerk dat ter plaatse van het voegwerk onvoldoende uitgekrabd zou zijn geweest en dat [bedrijf 7] het metselwerk heeft moeten zandstralen omdat het door vocht was uitgeslagen, kan de deskundige aan de hand van de stukken onvoldoende beoordelen. Wel merkt de deskundige nog op dat [partij A] zelf de stalen lateien en/of constructie-onderdelen heeft toegeleverd.
G. Waardebepaling uitgevoerde werkzaamheden en bepaling herstelkosten.
Partijen konden het niet eens worden over de door [partij B] uitgevoerde werkzaamheden. Daarom heeft de deskundige zelf een begroting gemaakt (bijlage 8 bij het rapport). De deskundige komt tot een waardebepaling voor het door [partij B] uitgevoerde werk van
€ 91.656,54inclusief BTW.
Op basis van zijn bevindingen komt de deskundige tot de volgende herstelkosten:
a. kapconstructie/nieuw aangepaste gordingen inclusief materiaal € 1.975,00
(reeds hersteld)
b. gootconstructie inclusief materiaal € 2.500,00
c. stelpost leveren en aanbrengen spiraalankers in lintvoeg t.b.v.
lateien (t.p.v. / boven oplegging van stalen hoeklijnen) € 1.500,00
d. constructieberekening om lateiconstructie door te berekenen € 600,00
e. herstelkosten dikkere stuklaag i.v.m. krom metselwerk
(reeds uitgevoerd) € 2.805,99
Ten aanzien van het gevelmetselwerk, dat normtechnisch niet voldoet en met het blote oog op het eerste gezicht nauwelijks waarneembaar is, heeft de deskundige opgemerkt dat het nu nog vervangen buitenproportioneel hoger zal uitvallen dan wanneer [partij A] dat gelijk had gedaan toen TOP-expertise dit constateerde. Vervangen is in de onderhavige situatie volgens de deskundige niet meer realistisch.