ECLI:NL:RBOVE:2025:6117

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
81.287502.20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de verdachte, een B.V., was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De verdachte was beschuldigd van het ontvangen, verwerken en/of injecteren van gevaarlijk afval zonder de vereiste omgevingsvergunning. Het Openbaar Ministerie had een vordering ingediend tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 5.656.713,-- werd gevorderd. De vordering is behandeld op openbare terechtzittingen op 22, 23 en 25 september 2025 en op 16 oktober 2025. Tijdens de zittingen heeft de vertegenwoordiger van de verdachte, bijgestaan door advocaat mr. J.F. Rense, de vordering betwist. De rechtbank heeft geoordeeld dat, nu de verdachte integraal is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft deze beslissing op 16 oktober 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 81.287502.20
Datum vonnis: 16 oktober 2025
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van:
[verdachte] B.V.,
gevestigd aan de [vestigingsplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 5.656.713,--.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 22, 23 en 25 september 2025 en 16 oktober 2025. De vertegenwoordiger van de verdachte, de heer [naam], bijgestaan door mr. J.F. Rense, advocaat in Amsterdam, is op die terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 23 september 2025 heeft de officier van justitie de vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven en onder meer, aangevoerd dat de verdachte bestrijdt dat zij de tenlastegelegde feiten heeft begaan, en dat zonder veroordeling voor een strafbaar feit elke grond voor ontneming ontbreekt.

3.De beoordeling van de vordering

Nu verdachte bij vonnis van 16 oktober 2025 integraal is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond en het ontbreken van een veroordeling wegens een strafbaar feit ingevolge artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr in weg staat aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van voordeel verkregen door middel van of uit de baten van ten laste gelegde en andere feiten, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. H. Stam en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.