In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 oktober 2025 uitspraak gedaan over het wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die schuldig was bevonden aan het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, € 97.800,- bedraagt. Dit bedrag is gebaseerd op de bevindingen van de FIOD, die heeft aangetoond dat de veroordeelde in de periode van 23 maart 2017 tot 1 november 2018 meerdere onterechte subsidieaanvragen heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), waarbij hij valse facturen en bankafschriften heeft overgelegd. De officier van justitie had aanvankelijk een hoger bedrag van € 146.290,- gevorderd, maar de rechtbank heeft dit verlaagd naar € 97.800,- op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de onduidelijkheid in de administratie van de veroordeelde. De verdediging had betoogd dat de ontnemingsvordering ongegrond was en dat het bedrag verlaagd moest worden naar € 19.000,-, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het vastgestelde bedrag van € 97.800,- aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak, maar heeft deze schending niet verder verdisconteerd in de ontnemingszaak.