ECLI:NL:RBOVE:2025:5985
Rechtbank Overijssel
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst
In deze zaak verzoekt de verzoeker, [verzoeker], voor recht te verklaren dat het hem gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat het ontslag rechtsgeldig is. De procedure omvat een verzoekschrift, een verweerschrift met tegenverzoek en een mondelinge behandeling op 3 september 2025. De feiten zijn als volgt: [verzoeker] was sinds 1 februari 2019 in dienst bij [verweerder] en is op 6 mei 2025 op staande voet ontslagen wegens ongewenste fysieke toenadering tot een collega, [naam 1]. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, omdat er sprake is van een dringende reden. De kantonrechter legt uit dat het ontslag op staande voet moet voldoen aan drie vereisten: onverwijlde opzegging, aanwezigheid van een dringende reden en onverwijlde mededeling van die reden. De kantonrechter concludeert dat [verweerder] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan ongewenste aanrakingen. De kantonrechter wijst ook het verzoek van [verzoeker] om een transitievergoeding af, omdat zijn gedrag als ernstig verwijtbaar wordt beschouwd. Het tegenverzoek van [verweerder] om een gefixeerde schadevergoeding wordt toegewezen, omdat [verzoeker] de dringende reden heeft gegeven voor het ontslag. De proceskosten worden toegewezen aan [verweerder].