6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van [slachtoffer 1] (ex-partner), [slachtoffer 4] (dochter), [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daarnaast heeft hij zijn ex-partner ook bedreigd. Het handelen van verdachte heeft weer en nog steeds een grote impact gehad op de slachtoffers, hetgeen onder meer is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring van zijn ex-partner. Ook blijkt uit de verschillende verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dat hun levens al jaren voortdurend ontwricht zijn door de gedragingen van verdachte. Het belagingsgedrag jegens de huidige slachtoffers begon in 2014. Dat de verdachte meerdere keren werd veroordeeld tot verschillende straffen waaronder een terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor het stalken van dezelfde slachtoffers, heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw contact te zoeken, tijdens de op de TBS aansluitende zorgmachtiging. Ondanks de eerdere veroordelingen en de daarin gelegen waarschuwingen blijkt verdachte onvoldoende in staat of bereid om zijn gedrag te veranderen. Hoewel het verdachte inmiddels op alle mogelijke manieren is duidelijk gemaakt dat betrokkenen op geen enkele manier contact met hem wensen, blijft hij hardnekkig volhouden dat hij geen duidelijkheid van de slachtoffers krijgt over het wel of geen contact met hem willen. Met zijn via de raadsman toegezonden eigen beschrijving van de zaak en zijn verklaring ter zitting heeft hij evenmin de indruk gegeven de ernst van zijn handelen in te zien. De rechtbank acht dit buitengewoon zorgwekkend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van
6 september 2025;
- een pro justitia rapport van 14 juli 2025, opgemaakt door drs. E.M. van Engers, GZ-psycholoog;
- een pro justitia rapport van 17 juli 2025, opgemaakt door A.W.M.M. Stevens , psychiater;
- een reclasseringsadvies van 27 augustus 2025, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte vaker voor soortgelijke
strafbare feiten is veroordeeld.
In het pro justitia rapport van de psycholoog is onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdend was aan een schizoaffectieve stoornis met depressieve en manische periodes en moeilijk te corrigeren wanen (als kenmerk van schizofrenie). Daarnaast is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Er is een pedofiele stoornis deels in remissie. De stoornis in het gebruik van alcohol en amfetaminen was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en is nu in gedwongen remissie. Alle stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Behalve de pedofiele stoornis hebben de andere stoornissen doorgewerkt in het ten laste gelegde. Met name de verschillende wanen die deel uitmaken van de schizoaffectieve stoornis en daarnaast de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis werken door in het ten laste gelegde. Het algemeen risico op geweld (gelet op de historie) wordt als verlaagd ingeschat. Er zijn immers geen aanwijzingen voor eerder geweld, vernieling van bezit, noch beschikking over wapens. Er is sprake van een verhoogde aanwezigheid van algemene risicofactoren, waaronder toenaderingsgedrag, impulsiviteit, gebrekkige emotionele controle en middelenmisbruik. Er zijn in hoge mate algemene risicofactoren op het zich voordoen van stalkinggedrag en een hoog risico specifiek voor het type van de afgewezen stalker. Er is een groot risico op volharding en terugval in stalking. Ook de psychosociale schade voor verdachte is groot hetgeen hem motiveert tot recidive. De stoornissen hebben de vrijheid van verdachte in de bepaling van zijn gedrag deels beperkt. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Er zijn geen beschermende factoren anders dan dat verdachte een woonplek had in de [locatie 1] . Verdachte is de afgelopen jaren opgenomen geweest met name voor zijn psychotische ontregeling en heeft vele vormen van psychotherapie gehad, maar in het traject van re-integratie was er toch sprake van recidive. Gezien het hoge risico op terugval in stalking, wordt geadviseerd om een verderstrekkende vorm van behandeling in te zetten. Een klinische opname is onvermijdelijk met als doel de voortzetting van het stabiliseren van de psychotische kwetsbaarheid en daarnaast specifieke behandeling van de obsessief stalkinggedrag. Daarna is er het perspectief van re-integratie en wellicht beschermd wonen gezien zijn mentale beperkingen. Gelet op de hardnekkigheid van de stoornissen samenhangend met het stalkinggedrag en het maatschappelijk gevaar dat daar vanuit gaat wordt geadviseerd om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De responsiviteit van verdachte tijdens de behandeling in de TBS kliniek was na een verlenging tamelijk positief. Als ook een specifieke behandeling van zijn stalkinggedrag wordt ingezet met een strikte en langdurige contactbeperking kan worden volstaan met een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Als voorwaarden kunnen worden genoemd opname in een forensische kliniek met gemiddelde beveiliging, een FPA, gecombineerd met een contactverbod, locatieverbod en medewerking aan de begeleiding en zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Verdachte staat open voor een klinische opname in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
In het pro justitia rapport van de psychiater is onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdende is aan een schizoaffectieve stoornis, bipolair type (met wanen en stemmingsproblematiek), een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en amfetaminen. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De schizoaffectieve stoornis en persoonlijkheidsstoornis hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde. Over de stoornissen in alcohol en amfetaminegebruik is dit niet met zekerheid te zeggen. Met name de verschillende wanen (die deel uitmaken van de schizoaffectieve stoornis) en de persoonlijkheidsstoornis werken door in het ten laste gelegde. Verdachte heeft weinig tot geen ziektebesef en hij verwacht dat contactherstel met de onder feit 1 genoemde personen mogelijk moet zijn. Met betrekking tot de belaging van de onder feit 3 genoemde personen hebben de wanen en persoonlijkheidsstoornis doorgewerkt. Vooralsnog lukt het verdachte niet te realiseren en accepteren dat zij geen contact met hem willen. Hoewel de wanen weliswaar nauwelijks corrigeerbaar blijken, kan niet gezegd worden dat verdachte helemaal geen vrijheid heeft gehad in het bepalen van zijn gedrag. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen. Er is een hoog risico op volharding en terugval in stalking. Feitelijk zijn er nauwelijks tot geen beschermende factoren. Gezien het hoge risico op terugval is een klinische behandeling noodzakelijk en is een ambulante behandeling onvoldoende. Gezien de psychische stoornissen en het als hoog ingeschatte recidiverisico, indien verdachte niet behandeld zou worden, is het van belang dat verdachte behandeling zal blijven krijgen. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt geadviseerd. Een forensische kliniek of een Forensisch Psychiatrische Afdeling zou kunnen worden overwogen, een hoger beveiligingsniveau wordt niet noodzakelijk geacht. Om te borgen dat er langdurend toezicht blijft zou een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) kunnen worden overwogen, die in zou kunnen gaan na afloop van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog op de door hen genoemde gronden over en maakt hun oordeel tot het hare. De rechtbank zal bij de straftoemeting rekening houden met de omstandigheid dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
In het advies van de reclassering is onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte in 2017, 2018 en 2019 werd veroordeeld voor belaging. Daarnaast werd in 2018 een verdenking aangaande stalking geseponeerd wegens reclasseringsbelang. Het toezicht is in de periode van 2016 tot en met 2018 met veel inzet vanuit de reclassering, met meermaals een advies tot tenuitvoerlegging, tumultueus verlopen. Voortdurend was sprake van risico's ten aanzien van de slachtoffers en enkele malen dreigingen. Met een inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang vanwege een floride psychose werd verdachte opgenomen bij [locatie 2] . Nadat er geen mogelijkheden meer waren voor een verlenging, verviel verdachte vrijwel direct in oude gedragspatronen. De reclassering werd ontheven van haar taak om toezicht te houden op verdachte. Verdachte kreeg een voorwaardelijke rechterlijke machtiging waarbij Transfore verantwoordelijk behandelaar was. In 2019 werd verdachte veroordeeld tot een terbeschikkingstelling wegens belaging. Aan het einde van deze maatregel (in 2023) werden voldoende redenen gezien om verdachte verplicht te behandelen met een zorgmachtiging. Deze zorgmachtiging werd na de aanhouding van verdachte in december 2024 niet verlengd. Er is sprake van een hardnekkig delictpatroon. Dit is, in combinatie met het justitiële verleden met recidive, zorgelijk te noemen. Het risico op recidive, letsel en op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Het gebrek aan (voldoende) beschermende factoren en een gebrekkig probleeminzicht in combinatie met de aanwezige risicofactoren, maken een intensief klinisch traject met een ambulant vervolg geïndiceerd, om te trachten dit gedragspatroon te doorbreken. De reclassering ziet een hoog risico op recidive, zeker ook omdat verdachte in het verleden tijdens het reclasseringstoezicht contact bleef zoeken met zijn slachtoffers van belaging. De reclassering adviseert om een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen en heeft daarvoor een aantal algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden geformuleerd. Het toezicht kan door de reclassering worden uitgevoerd. Daarnaast wordt dadelijke uitvoerbaarheid geadviseerd. Er is een indicatie aangevraagd en afgegeven door de Indicatiesteller Forensische Zorg (IFZ) van het NIFP waarna verdachte toegeleid werd naar FPK [locatie 3] . Vanwege de complexiteit van de problematiek en de langdurige behandeling van verdachte in de gemaximeerde terbeschikkingstelling, zien zij geen mogelijkheden voor een nieuwe behandeling. De FPA [locatie 4] heeft vervolgens na toeleiding laten weten geen passend zorgaanbod te hebben. De reclassering is in afwachting van de reactie van FPA [locatie 5] na recente toeleiding naar deze FPA.
Ook wordt geadviseerd om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z Sr.) op te leggen. Gezien de hardnekkigheid van de stalking in combinatie met het moeizame verloop van een behandeling bij stalkers, zeker ook bij verdachte die zo rigide is in zijn denken en ondanks de clozapine niet geheel psychosevrij is. Indien verdachte na afloop van de terbeschikkingstelling nog toezicht heeft en de reguliere ggz onvoldoende blijken te zijn, dan zou de GVM geëffectueerd kunnen worden.
Ter terechtzitting heeft [reclasseringswerker] namens de reclassering een toelichting op het reclasseringsadvies gegeven en het gegeven advies gehandhaafd. Aanvullend heeft de deskundige, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard dat bericht is ontvangen van FPA [locatie 5] dat [locatie 6] in [plaats] mogelijk een behandelaanbod heeft voor verdachte dat passend is voor zijn problematiek. De wachtlijst is momenteel drie maanden. Er bestaat tevens de mogelijkheid om een overbruggingsplek te bieden wanneer verdachte na detentie niet direct geplaatst kan worden. Daarnaast is er de optie voor een artikelplaatsing. Het behandeltraject zal een langdurig proces zijn waarbij het van belang is om een nieuw perspectief te bieden voor verdachte, zodat hij meer geluk ervaart. Eenzaamheid maakt het lastiger voor hem om los te laten. Deze factoren moeten een rol spelen in de behandeling.
Voor de bewezenverklaarde feiten 1, 2 en 3 is het mogelijk om - naast een gevangenisstraf - de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen, als ook aan de overige voorwaarden uit artikel 37a van het Sr is voldaan. Dat is hier het geval. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. De rechtbank baseert dat met name op de adviezen van de psycholoog, de psychiater en reclassering in dat verband. Het is van groot belang dat verdachte in een gedwongen kader wordt behandeld voor zijn complexe problematiek. Duidelijk is dat de klinische behandeling langdurig zal moeten zijn en gevolgd zou moeten worden door een ambulante behandeling. De combinatie van de noodzakelijk geachte langdurige behandeling en de ernst van de problematiek, het hoge recidiverisico en het hoge risico op onttrekking aan voorwaarden maakt dat de rechtbank van oordeel is, dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is, nu dit kader voortzetting van de behandeling garandeert. De rechtbank zal de maatregel van terbeschikkingstelling dan ook opleggen, waarbij de voorwaarden uit het advies van de reclassering worden overgenomen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is de (hierna vermelde) voorwaarden na te leven.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om de bijzondere voorwaarden aan te vullen in die zin dat wordt opgelegd dat verdachte zich – direct en indirect – dient te onthouden van het doen van uitlatingen in welke vorm dan ook over [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op internet, sociale media en klassieke media.
Naast oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk, gelet op de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de aard van de maatregel die wordt opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden.
Maatregel ex artikel 38v Sr
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten. Deze maatregel behelst een contactverbod en een locatieverbod.
Het contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Het locatieverbod houdt in dat verdachte zich niet zal bevinden in Hardenberg, op welk verbod een uitzondering wordt gemaakt in die zin dat verdachte zich niet vaker dan zes keer per jaar mag ophouden op de begraafplaats [adres] . Data, de door verdachte te nemen route, tijdstippen en tijdsduur van de bezoeken aan de begraafplaats worden vastgesteld door de reclassering, na overleg met verdachte.
Met het contact- en locatieverbod beoogt de rechtbank dat voornoemde personen zich veiliger voelen gelet op de impact die de strafbare feiten heeft gehad en nog steeds heeft voor hen. Het contact- en locatieverbod geldt voor de duur van twee (2) jaren. Voor iedere keer dat verdachte het contact- en locatieverbod overtreedt, zal vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. De rechtbank acht een dergelijke situatie thans aan de orde gelet op de problematiek van verdachte, de houding ten opzichte van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en op hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
Maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank zal daarnaast een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan verdachte ook na afloop van de terbeschikkingstelling de nodige maatregelen op te leggen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de ernst en de aard van de door verdachte begane feiten, de persoon van verdachte en het recidiverisico, zoals dit in de hiervoor aangehaalde rapporten naar voren komt. De rechtbank neemt daarbij de hardnekkigheid van de stalking in aanmerking in combinatie met het moeizame verloop van behandeling bij stalkers, zeker ook bij verdachte die zo rigide is in zijn denken en ondanks de clozapine niet geheel psychosevrij is. Indien verdachte na afloop van de terbeschikkingstelling nog behandeling of toezicht heeft en de reguliere ggz onvoldoende blijken te zijn, dan kan de maatregel geeffectueerd worden. Welke vorm van gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking dat moet zijn valt op dit moment niet goed te beoordelen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van deze maatregel.