3.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft bekend dat hij de onder feit 1 ten laste gelegde winkeldiefstallen heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door verdachte of zijn raadsman ten aanzien van deze feiten, met uitzondering van de winkeldiefstal op 8 oktober 2024, geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen met uitzondering van de hierna te bespreken gedeeltelijke vrijspraak tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 22 september 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 19 september 2024 (pagina’s 27 tot en met 29);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 19 september 2024 (pagina’s 35 tot en met 37);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 23 september 2024 (pagina’s 42 tot en met 44);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 26 september 2024 (pagina’s 54 tot en met 56);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 19 september 2024 (pagina’s 67 tot en met 69);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 26 september 2024 (pagina’s 85 tot en met 87);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens Kruidvat van 19 september 2024 (pagina’s 119 tot en met 121);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 26 september 2024 (pagina’s 146 tot en met 148);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 7 oktober 2024 (pagina’s 162 tot en met 163);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 7 oktober 2024 (pagina’s 169 tot en met 171);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 26 september 2024 (pagina’s 176 en 177).
Onder het zevende gedachtestreepje van feit 1 is een diefstal van opzetborstels bij de Kruidvat in Kampen op 8 oktober 2024 ten laste gelegd. De rechtbank stelt vast dat de pleegdatum van dit feit buiten de ten laste gelegde periode valt en dat bovendien, zo blijkt uit de aangifte van [aangever 1] namens Kruidvat van 19 oktober 2024, met name huidverzorgingsproducten en geen opzetborstels zijn weggenomen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder het zevende gedachtestreepje ten laste gelegde winkeldiefstal.
Dit geldt ook voor de onder het negende gedachtestreepje van feit 1 ten laste gelegde diefstal bij de Kruidvat in Doetinchem op 16 september 2024. De rechtbank stelt vast dat een onjuiste pleegdatum is opgenomen, omdat uit de aangifte van [aangever 3] namens Kruidvat van 18 september 2024 volgt dat deze diefstal op 15 september 2024 is gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder het negende gedachtestreepje ten laste gelegde winkeldiefstal.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Verdachte heeft eveneens bekend het onder feit 2 ten laste gelegde feit te hebben gepleegd en door of namens hem is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit. De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 22 september 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] namens [bedrijf 1] B.V. van 24 mei 2025 (pagina’s 192 tot en met 194).