Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlasteleggingen
3.De bewijsmotivering
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
medeplegen van oplichting
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels
medeplegen van oplichting
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid.
5.De strafbaarheid van verdachte
6.De op te leggen straf of maatregel
7.De schade van benadeelden
- [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 4]
- [slachtoffer 5]
Deze heb ik uit een kastje gehaald voor de man. Dit waren vijf a zes enveloppen. (..). Ik weet dat in één van de enveloppen zesduizend (6000,-) euro zat, mogelijk vijfhonderd (500,-) euro meer. In de andere enveloppen zat ongeveer duizend (1000,-) euro per enveloppe. In totaal ging het om ongeveer tienduizend (10.000,-) euro.’. Op basis daarvan is de rechtbank van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat er (in ieder geval) € 10.000,-- contant geld van mevrouw [slachtoffer 1] is weggenomen. Ook de verdachte erkent dat hij contant geld bij haar heeft weggenomen. Uit zijn verklaring volgt niet dat het bedrag van € 10.000,-- niet zou (kunnen) kloppen.
- ten aanzien van [slachtoffer 1] : 123 dagen;
- ten aanzien van [slachtoffer 2] : 32 dagen;
- ten aanzien van [slachtoffer 3] : 134 dagen;
- ten aanzien van [slachtoffer 4] : 32 dagen.
8.De vorderingen tenuitvoerlegging
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
medeplegen van oplichting
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels
medeplegen van oplichting
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid.
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 17.800,-- (zegge: zeventienduizend achthonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2025, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 123 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.237,99 (zegge: tweeduizend tweehonderdzevenendertig euro en negenennegentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2025 (voor een bedrag van € 167,99 voor de aanschaf van een deurbelcamera) en vanaf 3 maart 2025 (voor het overige), ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 32 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 19.872,-- (zegge: negentienduizend achthonderd tweeënzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 april 2025 (voor een bedrag van € 50,-- voor het taxatierapport) en vanaf 3 maart 2025 (voor het overige), ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 134 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
€ 2.015,--) en vanaf 24 mei 2025 (voor het overige), met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.280,58 (zegge: tweeduizend tweehonderdtachtig euro en achtenvijftig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2025 (voor het weggenomen geld, een bedrag van
€ 2.015,--) en vanaf 24 mei 2025 (voor het overige), ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 32 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland van 7 maart 2024 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (waar de zaak is behandeld onder parketnummer 21-000259-23) van 17 juli 2023 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
mr. M.J.E. Vink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2025.