ECLI:NL:RBOVE:2025:571

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
08.171881.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door groepsgeweld

Op 3 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die samen met drie anderen betrokken was bij de zware mishandeling van een buurman op 8 juli 2023 in Hardenberg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaren en een meldplicht bij de reclassering. De mishandeling vond plaats tijdens een afstudeerfeestje, waar de verdachte en zijn medeverdachten de buurman, die hen aansprak op het lawaai, tegen een schutting duwden en hem meermalen in het gezicht en op het hoofd sloegen. Het slachtoffer liep hierdoor zwaar lichamelijk letsel op, waaronder meerdere breuken in het gezicht en een hersenbloeding, wat leidde tot blijvende invaliditeit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 23.013,42 aan het slachtoffer toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.171881.23 (P)
Datum vonnis: 3 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M. Mulderij-Anker, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de slachtofferverklaring die namens de heer [slachtoffer] is voorgedragen en van wat door mr. [naam 1] namens de heer [slachtoffer] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt verdachte van het plegen van een strafbaar feit. De verdenking komt er op neer dat hij op 8 juli 2023 in Hardenberg, alleen of samen met anderen, de heer [slachtoffer] ernstig heeft mishandeld.
In juridische bewoordingen wordt verdachte er primair van beschuldigd dat hij, alleen of samen met anderen, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan de heer [slachtoffer] door hem te mishandelen. Subsidiair wordt hij beschuldigd van het in het openbaar geweld plegen tegen de heer [slachtoffer] .
De volledige beschuldiging staat in de tenlastelegging en daarin staat dat:
hij op of omstreeks 8 juli 2023 te omstreeks 00:00 uur te Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere breuken (en/of verwondingen) in
het gezicht en/of aan de kaak en/of een scheur in een nekwervel en/of een bloeding
in de hersenen, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer]
- als groep in te sluiten en/of (daarbij)
- op/tegen een schutting (en/of muur) te duwen/drukken en/of (vervolgens)
- één of meermalen krachtig met de (gebalde) vuisten in/tegen het gezicht en/of
op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of (vervolgens)
- één of meermalen op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen
en/of te schoppen;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 juli 2023 te omstreeks 12:00 uur te Hardenberg openlijk, te weten, in een steeg, gelegen op/aan/nabij de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer]
- als groep in te sluiten en/of (daarbij)
- op/tegen een schutting (en/of muur) te duwen/drukken en/of (vervolgens)
- één of meermalen krachtig met de (gebalde) vuisten in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of (vervolgens)
- één of meermalen op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen
en/of te schoppen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op 8 juli 2023 is verdachte aanwezig bij een afstudeerfeestje. Het feest wordt georganiseerd door [naam 2] en vindt plaats in haar tuin in [plaats] . Er wordt door de aanwezigen alcohol gedronken en door sommigen (buiten de tuin) geblowd. Rond 00.00 uur loopt een aantal aanwezigen de tuin uit en valt één van de verdachten verderop in de steeg in de bosjes. Rond hetzelfde moment komt de buurman naar buiten omdat hij iets wil zeggen van het lawaai. Hij wil de jongen uit de bosjes halen, maar op dat moment gaat het mis. De buurman wordt tegen de schutting geduwd en wordt in elkaar geslagen door meerdere jongens. Nadat het geweld stopt, loopt de buurman zwaargewond terug naar huis waar de hulpdiensten ingeschakeld worden. De politie houdt een paar dagen later in totaal vier verdachten aan voor betrokkenheid bij de mishandeling.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat feit 1 primair bewezen kan worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt dat verdachte vrijgesproken moet worden van het primair ten laste gelegde. Verdachte had geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft samen met anderen de heer [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank zal hieronder de bewijsmiddelen weergeven en deze nader motiveren.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat uit van de volgende bewijsmiddelen. [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte van 8 juli 2023, pagina 25-27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 8 juli 2023 ergens tussen 00:00 en 00:30 zag ik twee personen in de bosjes in het steegje liggen. Ik zag dat er nog meer jeugd in het steegje stond, een stuk of 7 personen. Ik kreeg de kans niet om wat te zeggen, meteen riep de jongen die in de bosjes lag "rustig rustig" tegen mij. Ook een jongen uit de groep riep dit. Vervolgens duwde één van de jongens mij vrij hard weg en meteen kreeg ik de hele groep over mij heen. Ze begonnen direct te slaan. Ik probeerde me te verweren door ze van me af te duwen, maar dat lukte niet. Op enig moment verloor ik mijn evenwicht. Bij dat steegje zitten garageboxen, en daar kwam ik tegenaan te vallen. Ik zag en voelde dat ik flink harde vuistslagen in mijn gezicht en op mijn borstkas kreeg. De hele groep stond dicht om mij heen en daardoor kon ik geen kant meer op. Volgens mij stond er inmiddels een groep van tien jongeren bij, waarvan enkele op iets meer afstand. Ik zakte tijdens het ontvangen van de klappen ineen en voorover. Toen hielden ze op met slaan, maar ze bleven wel om mij heen staan.
U vraagt mij om te beschrijven hoe de jongeren er uitzagen en wat hun rol was.
De jongen die in eerste instantie de duw gaf, beschrijf ik als volgt:
- vrij lange jongen, 1.80 tot 1.90 lang
- krullend donker haar
- bril met ronde glazen met donker montuur
- tenger postuur
Deze jongen gaf mij als eerste een duw. Hij stond er ook nog bij toen ik tegen de garage de klappen kreeg.
De volgende jongen kan ik als volgt beschrijven:
- getinte jongen met buitenlands uiterlijk, licht getint. Ik schat Noord Afrikaans.
- donker sluik haar, niet echt strak gekamd
Deze jongen jutte de boel echt op. Hij had een hele grote mond naar mij en vuurde de groep echt aan. Ik zag dat hij ook één van de jongens was die mij heeft geslagen toen de groep op mij insloeg.
De volgende jongen kan ik als volgt beschrijven:
- potige sterke jongen, getraind lichaam
- ongeveer 1,70 lang
- blond kort haar, beetje krullend
- wat lichtere kleding
De jongen was het meest agressief van de hele groep en ook de jongen die mij het meest en het hardst geslagen heeft. Hij was helemaal door het dolle heen en sloeg vol op mij in. Ik zag en voelde dat hij mij met zijn vuist echt vol en met kracht in mijn gezicht sloeg. Hij bleef mij maar slaan en heeft mij zeker tien keer vol in het gezicht geslagen. Ik voelde door die klappen direct een enorme pijn aan mijn hoofd en mijn gezicht.
Ik ben ook nog enkele keren in mijn buik geslagen.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 9 juli 2023, pagina 75-79, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Zaterdag 8 juli 2023 tussen 00.15 en 00.30 uur was ik op het feestje bij [naam 2] . [medeverdachte 1] viel in de bosjes van een voortuin. Ik zag een man de steeg in lopen. Ik zag dat de man [medeverdachte 1] uit de bosjes pakte. De man pakte [medeverdachte 1] vast bij zijn shirt. Ik zag dat de rest, iedereen die ook op het feestje was, bij de man stond. Ze stonden eromheen en iedereen bemoeide zich ermee. [medeverdachte 1] sloeg de man en toen ging [medeverdachte 2] ook slaan en toen bemoeiden de anderen zich er ook mee. Ik zag dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op de man insloegen. Ik zag de vier jongens echt op hem inslaan. Ik zag dat een vuist heel hard de man raakte in zijn gezicht. Volgens mij de linkerkant. Ik hoorde een harde holle klap. Daar schrok ik zo van. Het ging echt zo hard dat ik er misselijk van werd. Ik was helemaal overstuur.
Ik ben even later weer de steeg ingegaan om te kijken. Ik zag dat [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] nog steeds bij de man stonden. Ze sloegen samen op de man in. Later zaten wij weer in de tuin bij [naam 2] . Toen zat [medeverdachte 3] daar met ijs op zijn rechterhand. Ik hoorde hem zeggen "ja ik heb hem geslagen".
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 12 juli 2023, pagina’s 248-259, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik viel in de bosjes. Toen kwam er een meneer aanlopen. Ik pakte die man bij de armen vast en vroeg hem : "Meneer wat is er nou aan de hand?". Ik heb de man ook tegen de schutting aangedrukt. Toen rukte hij zichzelf los. Daarna sloeg hij mij op de linkerkant van mijn gezicht. Toen heb ik hem 2 of 3 tikken gegeven. Ik heb de man met mijn vuist geslagen.
De jongens sloegen die man helemaal in elkaar. Ze stonden om de man heen.
Ik gaf de man die 3 klappen omdat hij mij sloeg. Toen was die man nog steeds boos en toen kwam die man terug en toen ging de rest op die man. [medeverdachte 2] , [verdachte] , en [medeverdachte 3] .
We stopten omdat hij bloed had.
In het door aangever beschreven signalement:
- vrij lange jongen, 1.80 tot 1.90 lang;
- krullend donker haar;
- bril met ronde glazen met donker montuur;
- tenger postuur;
herken ik [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft een bril en de rest van de omschrijving komt ook overeen.
In het door aangever beschreven signalement:
- getinte jongen met buitenlands uiterlijk, licht getint. Ik schat Noord-Afrikaans;
- donker sluik haar, niet echt strak gekamd;
- wat kleiner dan de rest, ik schat zo 1.70;
- tenger postuur;
herken ik [verdachte] .
In het door aangever beschreven signalement van de jongen die het meest agressief was en het hardst geslagen heeft:
- potige sterke jongen, getraind lichaam;
- ongeveer 1,70 lang;
- blond kort haar, beetje krullend;
- wat lichtere kleding;
herken ik mijzelf.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 juli 2023, pagina’s 190-196, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [medeverdachte 1] en ik de man tegen de schutting geduwd hebben.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen deurbelcamera, opgemaakt op 15 augustus 2023, pagina 121, voor zover inhoudende:
Op de geluidsfragmenten zijn twee mannenstemmen te horen.
Man 1: "Wat een mafketel joh. Ik heb hem kankerhard gestompt." of woorden van gelijke strekking.
Man 2: Ja, ik ook.
Man 1: Ik heb bloed op mijn handen.
Man 2: Ja, ik ook man.
Hierna zegt een van hen nog "What the fuck".
(…)
De verdachte [medeverdachte 1] had zichzelf op de camerabeelden herkend. De andere jongen zou [verdachte] zijn.
De verdachte [verdachte] bevestigde dat hij zichzelf op de camerabeelden herkende.
6.
Een geschrift, een letselrapportage opgemaakt door forensisch arts L. Dijkhuizen van 7 juni 2024, voor zover inhoudende:
Betrokkene: [slachtoffer]
(…)
4C Het letsel en beloop in casu
(…)
Inwendig werden de volgende letsels op CT-scan gezien; meerdere breuken aan de rechter zijde van het aangezicht (jukbeen, blow-out breuk en breuk van de oogkas en breuken rond de kaakbijholte),(…) acute subdurale en subarachnoïdale bloeding links, een terugkerende chronische subdurale bloeding en een gebroken nekwervel. (…) BE is aan de aangezichtsbreuken geopereerd. (…) Later kreeg BE tweemaal uitvalsverschijnselen en vermindering van coördinatie en kracht van de rechter lichaamshelft, bleek beide keren te berusten op een terugkerende (recidief) chronische subdurale bloeding rechts. BE is hier tweemaal aan geopereerd. Na de eerste operatie heeft BE tweemaal een insult gehad, waarvoor hij minimaal 3 maanden medicijnen tegen epilepsie heeft voorgeschreven gekregen.(…)
4D. Bespiegeling op de ernst van het letsel en gevaarzetting
(…)
De botbreuken van de oogkas (blow-out breuk) betreffen een AIS van 2 (matig).
De botbreuken van het jukbeen (verplaatste breuk) betreft een AIS van 1 (licht).(…)
De acute subdurale en subarachnoïdale bloeding betreffen een AIS van 3 (ernstig).
Het chronisch subdurale bloeding (…) resulteert in een AIS van 5 (kritiek).
De breuk van de nekwervel (…) betreft een AIS van 2 (matig). (…)
5. Hoe gevaarlijk is het letsel dat daadwerkelijk is opgetreden?(…)De chronische subdurale hersenbloeding met (kortdurend) verdrukking van de hersenen heeft in casu geleid tot levensgevaar. Door tijdig medisch ingrijpen en gezien er nog geen schade aan het bewustzijn was de prognose van de hersenbloeding goed. Indien niet tijdig was ingegrepen had de patiënt kunnen overlijden.
(…)
Bijlage A. AIS/ISS methode
De AIS is een gevalideerde methode door artsen gebruikt om de ernst van het letsel vast te stellen.(…) De score loopt van 1 (licht), 2 (matig), 3 (ernstig), 4 (levensbedreigend), tot 5 (kritiek).
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank, kort samengevat, dat aangever (de heer [slachtoffer] ) [medeverdachte 1] uit de bosjes wilde helpen. Dat [medeverdachte 1] en [verdachte] aangever vervolgens tegen de schutting duwden. Dat er meerdere mensen om [medeverdachte 1] en aangever heen stonden, waaronder [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . Dat deze jongens zich ermee bemoeiden. Dat [medeverdachte 1] aangever sloeg en dat kort daarop ook [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] aangever sloegen. De verdachten hebben met hun vuist in het gezicht of tegen het hoofd van aangever geslagen.
Aangever heeft meerdere breuken opgelopen in zijn gezicht, kaak en nekwervel en er is een hersenbloeding ontstaan. De rechtbank merkt het letsel van aangever aan als ‘zwaar lichamelijk letsel’. De ernst van het letsel is door de forensisch arts vastgesteld. De breuken in het gezicht en van de nekwervel worden beoordeeld van licht tot matige ernst, maar de bloeding in de hersenen krijgt de hoogste score ‘kritiek’. De hersenbloeding heeft tot een voor de heer [slachtoffer] levensgevaarlijke situatie geleid. Aangever is vanwege zijn letsel meerdere keren geopereerd. Tijdens de inhoudelijke zitting is gebleken dat aangever gedeeltelijk invalide zal blijven. De invaliditeit wordt ingeschat tussen de 5% en 10%.
Opzet
De juridische vraag ligt voor of verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het bewijs niet is vast te stellen dat bij verdachte sprake is geweest van ‘vol opzet’, maar wel van ‘voorwaardelijk opzet’. Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg – in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij aangever - heeft aanvaard.
De verdachten hebben onder andere met hun vuisten en met flinke kracht tegen het hoofd van aangever geslagen. Aangever werd ingesloten en kon zich niet verweren of uitwijken. Dat de verdachten hard sloegen volgt onder meer uit de verklaring van aangever. Hij voelde flink harde vuistslagen in zijn gezicht. Getuige [getuige] verklaart ook dat er hard met de vuist geslagen werd. De jongens sloegen allemaal op aangever in. Het ging zo hard dat ze er misselijk van werd en overstuur raakte. Daarnaast volgt uit een opname van een cameradeurbel dat na de mishandeling in een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] wordt gezegd
“Ik heb hem kankerhard gestompt.”waarop de ander zegt
“Ja, ik ook.”.
Zoals hiervoor al uiteengezet is, heeft aangever aan de vuistslagen verschillende breuken en een hersenbloeding overgehouden. De rechtbank overweegt dat fors geweld tegen het hoofd, een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Nu het algemene ervaringsregels betreffen, hadden de verdachten wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans. Het geven van harde vuistslagen tegen het hoofd, waarbij verdachte één van de vier jongens was die óók sloeg, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit volgt dat verdachte die aanmerkelijke kans op dit gevolg ook heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is niet gebleken. De rechtbank acht bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Medeplegen
Verdachte wordt verweten dat hij dit feit samen met anderen pleegde. In het geval van ‘medeplegen’ moet vaststaan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die was gericht op het zwaar mishandelen van aangever. De rechtbank is van oordeel dat deze nauwe en bewuste samenwerking voldoende volgt uit de bewijsmiddelen. Verdachte en de medeverdachten waren in elkaars aanwezigheid voor en tijdens het incident. Verdachte heeft samen met de medeverdachten een aandeel gehad in het geweld. Door zelf ook geweld uit te oefenen en betrokken te zijn - en te blijven - bij de geweldshandelingen die op aangever werden uitgeoefend, is naar het oordeel van de rechtbank de bijdrage van verdachte aan de gezamenlijk uitgevoerde mishandeling van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. De lezing van verdachte dat hij een hand bij zijn nek voelde, als (verkeerde) reactie daarop aangever twee keer op zijn hoofd heeft geslagen, vervolgens naar achteren is gestapt waarna de anderen aangever sloegen, is in strijd met de bewijsmiddelen. De rechtbank gaat aan die lezing voorbij.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 juli 2023 omstreeks 00:00 uur te Hardenberg tezamen en in vereniging met anderen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere breuken (en verwondingen) in het gezicht en de kaak en in een nekwervel en een bloeding in de hersenen, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer]
- als groep in te sluiten en
- tegen een schutting te duwen en vervolgens
- meermalen krachtig met gebalde vuisten tegen het gezicht en tegen het hoofd te slaan/stompen en
- tegen het lichaam te slaan/stompen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. Met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is het eens met de eis van de officier van justitie. Het belangrijkste voor verdachte is dat hij het contact met de reclassering behoudt.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft samen met drie anderen de heer [slachtoffer] zwaar mishandeld. De mishandeling vond plaats in een steeg bij een woning waar een feestje gevierd werd. Omdat het feestje enige overlast veroorzaakte, wilde aangever daarover het gesprek aangaan, maar in plaats daarvan werd hij geconfronteerd met een golf van agressie en geweld tegen hem, welke eruit bestond dat hij veelvuldig en hard is geslagen onder andere in zijn gezicht en op zijn hoofd.
Aangever heeft door de mishandeling zwaar lichamelijk letsel opgelopen: breuken in zijn gezicht, kaak en nekwervel en een hersenbloeding. Aangever heeft blijvend letsel overgehouden aan het gebeuren. De blijvende invaliditeit wordt geschat tussen de 5% tot 10%. Uit de slachtofferverklaring volgt dat aangever elke dag geconfronteerd wordt met beperkingen van zijn lichaam. De energie die hij voorheen had voor zijn hobby’s of vrijwilligerswerk is sterk afgenomen. Ook de emotionele impact is groot. Hij worstelt met angstgevoelens en voelt zich snel onveilig. Het ergst vindt hij dat de mishandeling zijn levenslust en zelfstandigheid heeft aangetast. Zijn toekomstperspectief is voorgoed veranderd.
Aangever en verdachte zijn samen een mediationtraject aangegaan. In het gesprek dat ze hebben gehad heeft verdachte zijn excuses aangeboden en geluisterd naar wat voor gevolgen zijn gedrag heeft gehad voor aangever. Het traject is voor beide partijen positief afgesloten.
Het is aan het oordeel van de rechtbank overgelaten welke schadevergoeding passend is.
De persoon van de verdachte
Verdachte is in 2018 eerder veroordeeld voor een mishandeling en openlijke geweldpleging.
De reclassering heeft een rapport over verdachte opgemaakt. Verdachte heeft een belaste voorgeschiedenis en kampt met verstoorde hechting, een verminderd gevoel van eigenwaarde en onderontwikkelde copingmechanismen. Verdachte scoort verhoogd op PTSS. Er is sprake van een chronische instabiliteit op diverse leefgebieden. De kans dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt, schat de reclassering als gemiddeld in. De reclassering adviseert bijzondere voorwaarden op te leggen om ondersteuning en begeleiding te kunnen bieden, met als doel het leven van betrokkene verder te stabiliseren. De reclassering adviseert daarom het huidige reclasseringstoezicht voort te zetten in het kader van de voorwaardelijke strafafdoening. In het kader van zijn schorsingsvoorwaarden heeft verdachte een training ‘alcohol en geweld’ moeten volgen. Verdachte vond dit leerzaam en hij drinkt nauwelijks alcohol meer.
Sinds verdachte bij het [locatie] woont, gaat het een stuk beter met hem. Hij voelt zich geliefd en gesteund en heeft goed contact met zijn begeleiders. Verdachte stemt in met de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Hij is gemotiveerd en ziet het als een kans om aan zichzelf te werken.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank is van oordeel dat het feit op zichzelf een hoge straf rechtvaardigt. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou niet hebben misstaan tegen de achtergrond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Toch zal de rechtbank die niet opleggen, gelet op het volgende. Verdachte is een jongmeerderjarige en heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad. Verdachte heeft zich 1,5 jaar aan voorwaarden gehouden, hij heeft de training alcohol en geweld positief afgerond, hij heeft spijt van zijn daden en heeft persoonlijk zijn excuses aangeboden aan aangever tijdens het mediationgesprek en de zitting en hij is gemotiveerd om aan zichzelf te werken.
De rechtbank vindt het in beginsel passend dat de verdachten eenzelfde straf krijgen omdat zij het feit samen als groep gepleegd hebben. Verdachte is echter eerder voor geweldsdelicten veroordeeld. Verdachte heeft veel baat bij de inzet van de reclassering en in het geval van verdachte geldt dat er sprake is van een hoger recidiverisico dan bij de andere verdachten, waardoor de rechtbank bij hem ook een voorwaardelijke straf zal opleggen. Die voorwaardelijke straf dient als ‘stok achter de deur’ om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank legt een werkstraf van 200 uur op, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 55.382,61 en dat te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De benadeelde partij vordert de vordering hoofdelijk toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
a. Ziekenhuisdaggeldvergoeding
€ 560,--
b. Medische kosten, eigen risico
€ 195,49
c. Tandletsel kosten
€ 424,90
d. Prognose worst-case scenario tandletsel
€ 12.000,--
e. Reis- en parkeerkosten
€ 836,80
f. Kledingschade
€ 60,--
g. Verschotten medisch advies
€ 1.200,36
De benadeelde partij vordert daarnaast een immateriële schadevergoeding van € 40.000,--. Dit vordert hij onder meer in verband met de medische gevolgen die het strafbare feit voor hem hebben gehad. Zijn medische klachten hebben negatieve gevolgen voor zijn werkende leven en zijn mogelijkheden tot vrijetijdsbesteding en hobby's. De blijvende invaliditeit wordt geschat op een percentage van 5% tot 10%. Ook vordert hij immateriële schade vanwege psychisch letsel. De aard en bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen zijn volgens de benadeelde dusdanig ernstig dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat sprake is van psychisch letsel en dus vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de materiële schadeposten toe te wijzen, met uitzondering van de post ‘prognose worst-case scenario tandletsel’ van € 12.000,--. Dit betreffen mogelijke toekomstige kosten, die niet eenvoudig vast te stellen zijn. De benadeelde zal voor dat onderdeel niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. De officier van justitie verzoekt de immateriële schade toe te wijzen en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de hoogte van dat bedrag. Tot slot vordert de officier van justitie de wettelijke rente toe te passen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt primair de vordering ten aanzien van schadepost ‘prognose worst-case scenario tandletsel’ af te wijzen en subsidiair de benadeelde ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betreffen toekomstige kosten en kunnen om die reden niet vastgesteld worden. De benadeelde dient ook niet-ontvankelijk verklaard te worden ten aanzien van de schadepost ‘verschotten medisch advies’. Deze post is niet toewijsbaar omdat de schade evident is en het medische advies niet nodig was ter onderbouwing. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank de immateriële schade te matigen en de schade te schatten.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
- Prognose worst-case scenario tandletsel
De opgevoerde schadepost ‘prognose worst-case scenario tandletsel’ van € 12.000,-- is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- Reiskosten advocaat, mediation, gesprek officier van justitie rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten geen rechtstreekse materiële schade zijn ten gevolge van het strafbare feit. De kosten zijn niet gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering van € 264,13 niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- Verschotten medisch advies
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost toewijsbaar is, omdat het onderbouwing betreft ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, met name wat betreft de blijvende invaliditeit.
De overige posten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom deels toewijzen, tot een bedrag van € 3.013,42 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 8 juli 2023.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast te stellen. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. De benadeelde heeft letsel opgelopen door het strafbare feit, waarbij een hersenbloeding heeft geleid tot levensgevaar. Hij heeft inmiddels zijn medische eindsituatie bereikt en dat houdt in dat hij blijvend letsel overhoudt. Zijn invaliditeit wordt ingeschat tussen de 5% en 10%. De benadeelde heeft door het blijvende letsel gederfde levensvreugde. Hij kan minder uren werken op een dag en minder tijd besteden aan hobby’s en vrijwilligerswerk. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op
€ 20.000,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 135 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, het misdrijf: medeplegen van zware mishandeling.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van twee jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Dobbe 70 in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
zich laat begeleiden door [locatie] of een andere instelling voor ambulante begeleiding, beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
zich onder behandeling zal stellen van een ambulante zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn klachten die voortkomen uit trauma’s en voor het ontwikkelen van helpende copingmechanismen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als
voorwaarden van rechtswegedat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
schadevergoeding
- wijst de
schadevergoedingsvorderingvan de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 23.013,42, bestaande uit € 3.013,42 materiële schade en € 20.000,-- immateriële schade. Te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2023. Indien door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, zal verdachte (in zoverre) van deze verplichting zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is
tot betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van € 23.013,42 (zegge: drieëntwintigduizend dertien euro en tweeënveertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 135 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het vorige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 januari 2024, genummerd PL0600-2023315688, opgemaakt door politie Eenheid Oost-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.