ECLI:NL:RBOVE:2025:5672

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
C/08/336080 / KG ZA 25-175
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van woning in kort geding na echtscheiding

In deze zaak vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door de bewindvoerder van [betrokkene], medewerking van gedaagde aan de verkoop van een woning. De eisende partij stelt dat de woning niet aan gedaagde is toebedeeld, omdat de voorwaarden uit het echtscheidingsconvenant niet zijn vervuld. Gedaagde daarentegen beweert dat hij nu in staat is om de hypothecaire schuld alleen te dragen en dat de verkoop van de woning niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft de vorderingen van de bewindvoerder afgewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelt dat de bewindvoerder niet heeft aangetoond waarom er nu, na jaren van inactiviteit, een voorlopige voorziening nodig is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 23 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/336080 / KG ZA 25-175
Vonnis in kort geding van 23 september 2025
in de zaak van
[eiser] Q.Q.,
in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene] (hierna: [betrokkene]),
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. W. Geersen-Janssen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. L.L. van Dijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 juli 2025,
- het bericht van de bewindvoerder van 1 september 2025 met de machtiging van de rechter-commissaris om deze procedure te mogen voeren,
- de conclusie van antwoord,
- de nagezonden productie 9 van de bewindvoerder,
- de mondelinge behandeling van 9 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zin gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad van 2002 tot eind december 2011.
2.2.
Zij hebben ter beëindiging van hun relatie en de verdeling van hun beperkte gemeenschap eind 2012 een convenant getekend. Daarbij is de gemeenschappelijke woning aan de [adres] toebedeeld aan [gedaagde] voor een bedrag van € 145.000,- onder de opschortende voorwaarde dat de hypotheeknemer, de ING Bank, [betrokkene] ontslaat uit de hoofdelijkheid van de verplichtingen van de hypothecaire schuld. Verder hebben ze afgesproken dat alle lasten en kosten van de woning voor rekening van [gedaagde] zijn.
2.3.
Per brief van 26 juni 2017 en 26 september 2017 heeft [betrokkene] [gedaagde] verzocht ervoor te zorgen dat [betrokkene] ontslagen wordt uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire schuld. Daarna heeft [betrokkene] lange tijd geen actie meer ondernomen omdat [gedaagde] ziek was.
2.4.
Vervolgens heeft [betrokkene] op 7 november 2019 nogmaals een brief gestuurd aan [gedaagde] met het verzoek om ervoor te zorgen dat [betrokkene] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
2.5.
Op 18 november 2024 is [betrokkene] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
2.6.
Per brief van 13 maart 2025 heeft [betrokkene] aan [gedaagde] te kennen gegeven dat de woning niet langer voor een bedrag van € 145.000,- kan worden overgenomen. [betrokkene] wil dat de woning opnieuw getaxeerd wordt en vervolgens verkocht wordt, waarbij de opbrengst verdeeld moet worden.
2.7.
[gedaagde] wil niet meewerken aan de verkoop van de woning.

3.Het geschil

3.1.
De bewindvoerder vordert - samengevat – medewerking van [gedaagde] aan de verkoop van de woning en verdeling van de opbrengst bij helfte met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Volgens de bewindvoerder is de woning niet toebedeeld aan [gedaagde], omdat de opschortende voorwaarde niet is vervuld. Het is [gedaagde] niet gelukt om de hypothecaire schuld over te nemen en [betrokkene] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Daarom moet de woning worden verkocht en de opbrengst worden verdeeld.
3.3.
[gedaagde] stelt dat hij nu wel in staat is om de hypothecaire schuld alleen te dragen. Hij kan daarom alsnog voldoen aan de voorwaarden uit het echtscheidingsconvenant. Verkoop van de woning is dus niet noodzakelijk.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De bewindvoerder
4.1.
De dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid, is uitgebracht op naam van [betrokkene]. Nu [betrokkene] is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling is niet zij maar haar bewindvoerder bevoegd om in rechte namens [betrokkene] op te treden. Dat de dagvaarding is uitgebracht op naam van [betrokkene] heeft niet tot gevolg dat [betrokkene] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. [betrokkene] heeft namelijk een bericht overgelegd waarin de bewindvoerder laat weten als formele procespartij op te treden. Bovendien is een machtiging van de rechter-commissaris overgelegd waaruit blijkt dat de bewindvoerder toestemming heeft om deze procedure te starten. De voorzieningenrechter merkt de bewindvoerder van [betrokkene] dan ook aan als formele procespartij maar zal hierna de naam [betrokkene] blijven gebruiken voor de eisende partij.
Kort geding
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de bewindvoerder ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
4.3.
Volgens [betrokkene] volgt het spoedeisend belang uit het feit dat het [gedaagde] al sinds 2012 niet is gelukt om [betrokkene] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire lening te ontslaan en de schuld zelfstandig over te nemen. [betrokkene] stelt verder dat haar bewindvoerder opdracht heeft gegeven om ervoor te zorgen dat [betrokkene] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen, omdat de hypothecaire schuld op dit moment binnen de schuldsaneringsregeling valt.
4.4.
[gedaagde] stelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. In de brief van (de advocaat) van [betrokkene] van 13 maart 2025 wordt niet genoemd dat [betrokkene] op 18 november 2024 is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling en wordt ook niets genoemd over de opdracht van de bewindvoerder. Bovendien heeft [betrokkene] jarenlang zelf geen actie ondernomen, aldus [gedaagde].
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt dat [betrokkene] onvoldoende feiten heeft gesteld voor het aannemen van een spoedeisend belang aan de kant van [betrokkene].
Tegenover het argument van [betrokkene] dat haar financiële positie verbetert als de woning zo snel mogelijk tegen een zo hoog mogelijk bedrag wordt overgenomen staat het argument van [gedaagde] dat hij inmiddels in een (financiële) positie verkeert waarin het mogelijk is om de hypothecaire schuld zelfstandig te dragen als wordt uitgegaan van de overeengekomen waarde. Dit is nog niet in gang gezet omdat [gedaagde] geen kosten wil maken in afwachting van de uitkomst van deze procedure.
Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat partijen geen termijn in het convenant hebben opgenomen waarbinnen [gedaagde] de woning moet overnemen en [betrokkene] na haar brief van 7 november 2019 geen actie richting [gedaagde] heeft ondernomen, ook niet toen [gedaagde] weer beter was. Dat [betrokkene] inmiddels is toegelaten tot de schuldsanering maakt daarbij geen verschil.
Gelet hierop heeft [betrokkene] in deze procedure niet duidelijk gemaakt waarom er nu na zoveel jaren een voorlopige voorziening nodig is en [betrokkene] niet de uitkomst van een bodemprocedure kan afwachten.
Proceskosten
4.6.
Gelet op de relatie tussen [betrokkene] en [gedaagde] zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van de bewindvoerder af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025.