Deze uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, ingediend door [verzoeker] tegen het college van burgemeester en wethouders van Ommen. Het college had op 18 juli 2025 besloten om verzoeker op straffe van een dwangsom van € 30.000,- te gelasten om het met het omgevingsplan strijdige gebruik van de percelen in de gemeente Ambt-Ommen, sectie H nummers 7853 en 7688, ten behoeve van sierteelt voor 12 september 2025 te beëindigen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat de begunstigingstermijn van het handhavingsbesluit onevenredig kort is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat het bezwaar van verzoeker naar voorlopig oordeel kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat de begunstigingstermijn niet onredelijk kort mag zijn en dat in deze zaak bijzondere omstandigheden spelen die een verlenging van de termijn rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft de last onder dwangsom geschorst tot twee weken na de inhoudelijke uitspraak op het bezwaar. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die in totaal € 1.814,- bedragen, en het griffierecht van € 385,- moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 22 september 2025.