Op 1 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de kinderen en de thuissituatie. De moeder van de kinderen, die alleen het gezag heeft over [kind 1], en de (stief)vader, die in Australië woont, zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de (stief)vader, ondanks het ontbreken van gezag, als belanghebbende kan worden aangemerkt omdat hij gedurende een jaar voor de kinderen heeft gezorgd.
De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de kinderen, waaronder gedragsproblemen en schoolverzuim, serieus genomen. De moeder heeft aanvankelijk ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar later haar standpunt herzien. De (stief)vader steunt het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor een ondertoezichtstelling, gezien de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de noodzaak voor hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de kinderen onder toezicht gesteld van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering voor de duur van een jaar, met als doel de nodige hulpverlening in te zetten en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.