In deze zaak vordert eiser, die sinds 2002 een perceel landbouwgrond in gebruik heeft, nakoming van een vermeende pachtovereenkomst met de erfgenamen van de verkoper van het perceel. De vader van de verweerders heeft in 1979 het perceel aan de gemeente verkocht, met het recht om het perceel te blijven gebruiken totdat de gemeente het nodig heeft voor de aanleg van een park. In 2025 heeft de gemeente de toegang tot het perceel geblokkeerd, wat eiser ertoe heeft aangezet om juridische stappen te ondernemen. De pachtkamer van de rechtbank Overijssel moet beoordelen of zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De pachtkamer concludeert dat er onvoldoende bewijs is van bedrijfsmatige exploitatie van het perceel door eiser, waardoor zij zich onbevoegd verklaart. De zaak wordt doorverwezen naar de kantonrechter. De pachtkamer oordeelt dat het wezenlijke verschil tussen pacht en huur ligt in de bedrijfsmatige exploitatie van de landbouw, en dat dit in dit geval niet aannemelijk is gemaakt. De pachtkamer verwijst de zaak naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo.