ECLI:NL:RBOVE:2025:559

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
08.235266.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en diefstal met geweld

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en een schadevergoeding van € 8.863,35. De verdachte was samen met een medeverdachte betrokken bij een gewelddadige overval op een slachtoffer in Goor op 19 juli 2024. Tijdens deze overval heeft de verdachte het slachtoffer met kracht geslagen en geschopt, wat resulteerde in ernstig lichamelijk letsel, waaronder complexe aangezichtsfracturen en hersenletsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk geweld hebben gebruikt om goederen van het slachtoffer te stelen, en dat zij daarbij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer hebben aanvaard. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, met uitzondering van enkele niet onderbouwde schadeposten. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.235266.24 (P)
Datum vonnis: 31 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ) door [naam] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 17 januari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 19 juli 2024 in Goor:
feit 1 primair:al dan niet samen met een ander, met geweld, goederen heeft gestolen van [slachtoffer] ;
feit 1 subsidiair:medeplichtig is aan diefstal met geweld;
feit 2 primair:al dan niet samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden;
feit 2 subsidiair:al dan niet samen met een ander [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld;
feit 2 meer subsidiair:al dan niet samen met een ander [slachtoffer] heeft mishandeld, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Goor, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen,
- een portemonnee met daarin een hoeveelheid contant geld en/of
- een telefoon (Samsung S22) en/of
- een veiligheidscertificaat en/of
- een bankpas ( [rekeningnummer] ) en/of
- een USB stick en/of
- een paspoort,
althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren),
die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stampen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 19 juli 2024 te Goor, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een portemonnee met daarin een hoeveelheid contant geld en/of
- een telefoon (Samsung S22) en/of
- een veiligheidscertificaat en/of
- een bankpas ( [rekeningnummer] ) en/of
- een USB stick en/of
- een paspoort,
althans goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren),
die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stampen,
tot en/of bij welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 juli 2024 te Goor, althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door aanwezig te zijn bij het handelen van [medeverdachte] en/of het handelen van [medeverdachte] niet te beletten en/of het voertuig te besturen waarmee de buit is vervoerd;
2
hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Goor,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Goor,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hoofdletsel heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, te schoppen en/of te trappen en/of te stampen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2023 te Goor,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) een of meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, te schoppen en/of te trappen en/of te stampen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hoofdletsel ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken voor alle ten laste gelegde feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte (hierna ook: [verdachte] ), zijn medeverdachte, [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte] ) en [slachtoffer] werken via een uitzendbureau en worden tewerkgesteld bij opdrachtgevers. Zij huren alle drie een kamer in een pand aan de [adres] . [medeverdachte] en [verdachte] maken ook gebruik van een auto van het uitzendbureau, een zwarte KIA Picanto met kenteken [kenteken] (hierna ook: KIA).
Getuige [getuige] (hierna ook: [getuige] ), ook woonachtig aan de [adres] , ziet op 19 juli 2024 rond 20.00 uur twee mannen, naar de kamer van [slachtoffer] gaan. Hij herkent deze mannen als [medeverdachte] en [verdachte] . Om 20.20 uur vertrekken [medeverdachte] en [verdachte] weer met de KIA. Om 20.52 uur ontvangt het operationeel centrum een melding van een mishandeling aan de [adres] . Ter plaatse treffen verbalisanten een chaos aan in de kamer van [slachtoffer] . Op de grond ligt een elektrische fiets met daaronder een televisie met barsten in het scherm. Er ligt een kast op zijn kant en een deel van het slotbeslag ligt midden in de kamer. [slachtoffer] ligt op bed met zijn handen voor zijn gezicht. Wanneer de verbalisant de handen van [slachtoffer] weghaalt ziet hij dat zijn gezicht en handen onder bloed zitten, dat zijn ogen opgezwollen zijn en donkerder van kleur. In het ziekenhuis wordt vastgesteld dat [slachtoffer] diverse (complexe) aangezichtsfracturen heeft opgelopen. Daarnaast heeft hij bloedingen tussen zijn hersenvliezen en een zwelling van de hersenen.
Op 20 juli 2024 omstreeks 01.19 uur zien verbalisanten de KIA terugkomen aan de [adres] . [verdachte] zit achter het stuur en [medeverdachte] zit naast hem. In de auto worden een portemonnee/etui, een veiligheidscertificaat, een bankpas van BUNQ, een USB-stick en een paspoort aangetroffen. Deze goederen zijn van [slachtoffer] .
Op de zwarte korte broek van [medeverdachte] worden bloedsporen aangetroffen. Deze broek wordt in beslaggenomen en voorzien van een sporenidentificatienummer (hierna ook: SIN) AAQJ0626NL. De bloedsporen op de broek, rechterkant achterzijde, zijn bemonsterd en voorzien van SIN: AAQJ0626NL#02, AAQJ0626NL#06 en AAQJ0626NL#07.
3.3.2
De overwegingen van de rechtbank
Aan verdachten zijn meerdere geweldsdelicten, gericht tegen [slachtoffer] , ten laste gelegd. Gelet op de samenhang tussen de beide tenlastegelegde feiten zal de rechtbank het tactische en het forensische bewijs in dit dossier voor beide feiten gezamenlijk bespreken. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de juridische kwalificatie van het bewijs.
3.3.2.1 Tactische bevindingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] op 19 juli 2024 tussen 20.02 uur en 20.20 uur in het pand aan de [adres] zijn geweest. [medeverdachte] en [verdachte] hebben alle betrokkenheid bij de ten laste gelegde strafbare feiten ontkend. [getuige] heeft verklaard dat hij rond 20.00 uur heeft gehoord dat de voordeur kapot wordt geslagen en dat hij vervolgens twee mannen naar de kamer van [slachtoffer] ziet lopen. [getuige] vlucht naar de keuken. Als hij via de keuken stiekem kijkt, herkent hij een van de mannen als [medeverdachte] . De voornaam van [medeverdachte] is [medeverdachte] . Hij hoort dat [medeverdachte] schreeuwt “ [verdachte] , [verdachte] , kom, kom snel”. De voornaam van [verdachte] is [verdachte] . [getuige] hoort dat er wat terug wordt gezegd door de man en herkent dan de stem van [verdachte] . Ook ziet [getuige] dat [medeverdachte] en [verdachte] op enig moment weer de kant oplopen van [slachtoffer] . [getuige] heeft ook verklaard dat [medeverdachte] en [verdachte] samen het pand binnenkomen en samen weer weggaan. [slachtoffer] heeft enkele dagen na de geweldspleging verklaard dat hij bang is voor de personen die “dit gedaan hebben” en dat deze personen [medeverdachte] en [verdachte] zijn.
3.3.2.2 Forensische bevindingen
Op de korte broek van [medeverdachte] zijn sporen van bloed aangetroffen. Deze sporen zijn bemonsterd en nader onderzocht op biologische sporen zoals bloed en DNA. Hierbij is onderzocht van wie het DNA in de bemonstering afkomstig kan zijn en wat de aard van het celmateriaal kan zijn.
NFI-deskundige dr. J. Warnaar (hierna ook: Warnaar) heeft zijn conclusie ten aanzien van bloedspoor SIN AAQJ0626NL#02 neergelegd in zijn rapport van 2 augustus 2024. Hij concludeert dat dit bloedspoor DNA bevat dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte] en van [slachtoffer] . Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat het DNA-mengprofiel afkomstig is van [medeverdachte] en [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van [medeverdachte] en een willekeurige onbekende persoon. Het monster bevat bloed, maar op basis van het uitgevoerde onderzoek kan niet worden vastgesteld van welke persoon of personen dit bloed afkomstig is.
Warnaar heeft zijn conclusies ten aanzien van bloedsporen AAQJ0626NL#06 en AAQJ0626NL#07 neergelegd in zijn rapport van 9 december 2024.
Hij concludeert dat deze beide bloedsporen DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte] en van [slachtoffer] . Ten aanzien van zowel DNA-mengprofiel AAQJ0626NL#06 als AAQJ0626NL#07 is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [medeverdachte] en [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van [medeverdachte] en een willekeurige onbekende persoon. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan niet worden vastgesteld dat het aan [slachtoffer] gekoppelde celmateriaal bloed betreft.
Warnaar is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft, kortgezegd, verklaard dat de hoeveelheid aangetroffen DNA-materiaal past bij bloedsporen, sperma of speeksel. Er is ook gekeken naar de mengverhouding van het DNA-materiaal. Deze mengverhouding past in het beeld van mengsels van het lichaamsmateriaal bloed. Gezien de toedracht kan worden uitgesloten dat het DNA-materiaal afkomstig is van sperma. Het is niet uit te sluiten dat de bemonsteringen DNA bevatten dat afkomstig is uit speeksel. De enige voor de hand liggende verklaring waarop speeksel op de achterzijde van een broek kan zijn gekomen is doordat er gelikt is aan een hand en dat deze hand daarna meteen wordt afgeveegd aan de broek. Samengevat concludeert Warnaar dat het hoogstwaarschijnlijk is dat het DNA-materiaal afkomstig is van bloed, met een kleine kans dat het van speeksel afkomstig is.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande, met inachtneming van de rest van het dossier, dat het niet anders kan zijn dan dat [slachtoffer] een van de donoren is van het celmateriaal dat is aangetroffen op de broek van [medeverdachte] . Gelet de letsels van [slachtoffer] en het onderzoek naar de aard van het celmateriaal concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat dit celmateriaal, waar [slachtoffer] een van de donoren van is, bloed betreft. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank dus, kort gezegd, bloedsporen van [slachtoffer] op de broek van [medeverdachte] aangetroffen.
3.3.2.3 Juridische kwalificatie
Pleger
[medeverdachte] wijst tijdens zijn aanhouding [verdachte] aan als degene die de kamer van [slachtoffer] heeft vernield en ‘agressief was geweest’. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] die [verdachte] naar de kamer van [slachtoffer] heeft zien lopen. Ook heeft deze getuige, toen hij [medeverdachte] op het dakterras trof, gehoord dat [medeverdachte] naar [verdachte] schreeuwde ' [verdachte] , [verdachte] , kom, kom snel'. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval [verdachte] betrokken is bij het geweld gepleegd in de kamer van [slachtoffer] en dat hij kan worden aangemerkt als pleger.
Vervolgens is de vraag of er ook sprake is van medeplegen.
Medeplegen
Voor de vraag of sprake is van medeplegen dient de rechtbank te beoordelen of er tussen [medeverdachte] en [verdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijk uitvoering zodat van medeplegen kan worden gesproken. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] en [verdachte] voor en na de tenlastegelegde feiten steeds gezamenlijk zijn opgetrokken en dat zij op essentiële momenten samen waren. Zij zijn kort voor het geweld in de kamer van [slachtoffer] plaatsvond, samen en door het kapot slaan van de voordeur, het pand aan de [adres] binnengegaan en kort daarna ook weer samen vertrokken. Getuige [getuige] trof, toen hij naar aanleiding van de binnenkomst [medeverdachte] en [verdachte] naar het dakterras was gevlucht, daar op enig moment [medeverdachte] . De getuige hoorde dat [medeverdachte] naar [verdachte] schreeuwde dat hij snel moest komen. Hij zag daarna [medeverdachte] en [verdachte] naar beneden lopen en hoorde vervolgens dat hun auto wegreed. Enkele uren later zijn [medeverdachte] en [verdachte] samen aangetroffen in de auto door de politie.
Al het voorgaande in samenhang bezien kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere conclusie leiden dan dat [medeverdachte] en [verdachte] beiden in de kamer van [slachtoffer] zijn geweest en daar gezamenlijk geweldshandelingen hebben verricht, waarbij het geweld zich zowel heeft gericht op [slachtoffer] zelf als op zijn spullen. Daarbij zijn er spullen van [slachtoffer] uit de kamer weggenomen die later die avond zijn gevonden in de auto waarin verdachten zich bevonden.
Ten aanzien van feit 1 – Diefstal met geweld
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of [medeverdachte] en [verdachte] , die gezamenlijk in de kamer van [slachtoffer] zijn geweest, het oogmerk hadden om zich de goederen van [slachtoffer] wederrechtelijk toe te eigenen. Naar het oordeel van de rechtbank was het oogmerk van verdachten hierop inderdaad gericht. In de KIA waarvan [medeverdachte] en [verdachte] gebruik maakten en waarin zij zijn aangehouden, zijn spullen van [slachtoffer] aangetroffen. [slachtoffer] heeft verklaard dat deze spullen in zijn kamer lagen en [medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de tas van [slachtoffer] , toen zij eerder die dag van het werk vertrokken, nog niet in de auto stond. Dat [slachtoffer] deze spullen zelf in de auto heeft achtergelaten, zoals door verdachten verklaard, acht de rechtbank onaannemelijk en in strijd met de bewijsmiddelen. De KIA was die avond, 19 juli 2024, steeds in gebruik bij verdachten.
Vervolgens ligt de vraag voor of verdachten ook het oogmerk hadden deze diefstal te vergemakkelijken door het plegen van geweld. Er is flink huisgehouden in de kamer van [slachtoffer] . Naast een vernielde televisie, een omgevallen fiets en een omgevallen stoel en kast, lag ook het slotbeslag van de deur in de kamer van [slachtoffer] . In het deurkozijn is een beschadiging te zien en er staat een voetafdruk op de deur van de kamer.
De rechtbank is van oordeel dat er zonder meer sprake is geweest van geweld gericht op [slachtoffer] en op zijn spullen, maar dat hieruit niet kan volgen dat het geweld is gepleegd met het oogmerk de diefstal mogelijk of succesvol te maken. Het dossier biedt daarvoor ook geen andere aanknopingspunten.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte] en [verdachte] goederen van [slachtoffer] hebben gestolen, maar zal hen vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het gepleegde geweld.
Ten aanzien van feit 2 primair – poging doodslag
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of [medeverdachte] en [verdachte] met hun gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] , dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] hebben gehad.
Door G. Reijnen (hierna ook: Reijnen) van het Landelijk Onderzoeks- en expertisebureau FMO (hierna ook: LOEF) is een medische letselrapportage opgemaakt van de bij [slachtoffer] geconstateerde en diverse letsels. Reijnen rapporteert dat het totale letselbeeld van complexe aangezichtsbreuken, diverse bloedingen tussen de hersenvliezen, zwelling van de hersenen, het uitwendige letsel verspreid over het lichaam en de axonale schade van de hersenen, maakt dat multipele krachtsinwerkingen nodig zijn geweest om dit beeld te verklaren. Het letsel is veel waarschijnlijker ontstaan doordat het slachtoffer is geschopt en/of gestompt en/of met het hoofd tegen de grond is gegooid dan dat het letsel is ontstaan doordat verdachte één keer is komen te vallen. Reijnen rapporteert verder dat er bij [slachtoffer] een traumatische axonale schade graad 2 is vastgesteld. Dergelijke schade ontstaat door een stompe krachtsinwerking op het brein. Een dergelijk trauma wordt vaak gezien bij motorongevallen of door andere mechanismen die zorgen voor acceleratie-deceleratie, zoals schoppen tegen het hoofd. Reijnen beschrijft dat er in potentie kritiek hersenletsel is ontstaan en dat de kans op overlijden als gevolg van het opgetreden letsel is vastgesteld op circa 20%. Het letselbeeld past bij meervoudige stompe krachtsinwerkingen op meerdere lichaamsdelen waardoor in potentie nog ernstiger letsel had kunnen ontstaan met een hogere kans op overlijden.
Op basis van de geconstateerde letsels en de duiding ervan in de letselrapportage, in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat [slachtoffer] bruut is toegetakeld waarbij ernstig geweld is gebruikt, waarbij het geweld met name gericht was op zijn hoofd. [slachtoffer] is hierbij even buiten bewustzijn geweest.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat van het samenstel van de gedragingen van [medeverdachte] en [verdachte] naar uiterlijke verschijningsvorm zoveel agressiviteit is uitgegaan en dat deze gedragingen zozeer gericht waren op de dood, dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat zij de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust hebben aanvaard.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde, de poging doodslag, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 19 juli 2024 te Goor,
tezamen en in vereniging met een ander,
- een portemonnee met daarin een hoeveelheid contant geld en
- een telefoon (Samsung S22) en
- een veiligheidscertificaat en
- een bankpas ( [rekeningnummer] ) en
- een USB stick en
- een paspoort,
die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 19 juli 2024 te Goor,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] met kracht meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten en/of
- die [slachtoffer] met kracht meerdere malen op/tegen het gezicht/hoofd en/of het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Meerdaadse samenloop van:
feit 1, primair
het misdrijf: medeplegen van diefstal;
feit 2, primair,
het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en onder 2, subsidiair, ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. De officier van justitie heeft voor de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de strafrichtlijnen voor een woningoverval. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat er een maatregel op grond van artikel 38v Sr wordt opgelegd inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] voor de duur van 5 jaren en een vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen per overtreding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis passend en geboden is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een poging doodslag. [slachtoffer] is meerdere keren met kracht getrapt, gestompt en geslagen en heeft hierbij diverse (complexe) breuken in zijn gezicht en hersenletsel opgelopen. Letsel dat is te vergelijken met letsel dat wordt gezien na een motorongeval. Van het hersenletsel is het nog de vraag of [slachtoffer] daar volledig van zal herstellen. Verder is er flink huisgehouden in de kamer van [slachtoffer] , zijn er meerdere eigendommen vernield en hebben verdachten spullen van [slachtoffer] meegenomen. Feiten als deze roepen ook gevoelens van angst en onveiligheid op. [slachtoffer] is in zijn eigen kamer op een zeer gewelddadige wijze toegetakeld en voor dood achtergelaten. Hij heeft aangegeven bang te zijn voor verdachten. Ook getuige [getuige] was bang. Hij heeft een tijd gewacht in de keuken om zeker te zijn dat verdachten weg waren voordat hij hulp durfde te gaan halen.
[medeverdachte] en [verdachte] hebben op geen enkele manier ook maar enig respect getoond voor [slachtoffer] of voor zijn eigendommen. Zij zijn op grove wijze, respectloos en zeer agressief tekeer gegaan en hebben geen enkele blijk van verantwoordelijkheid laten zien voor hun handelen. De rechtbank rekent dit verdachten zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van [verdachte] van 9 september 2024. Er staan enkele geseponeerde zaken op zijn strafblad, waaronder een voorwaardelijk sepot maar hij is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Zijn strafblad heeft bij de strafoplegging in deze zaak dan ook geen rol gespeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van wat [verdachte] over zijn persoonlijke omstandigheden bij de politie en ter terechtzitting heeft verklaard. Hierin ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die van invloed moeten zijn op de strafmaat.
De strafmodaliteit en de hoogte ervan
Gelet op de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt dat op het plegen van dergelijke feiten hoge gevangenisstraffen zijn gesteld en worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Mede gelet op de hoogte van de gevangenisstraf en de verklaring van [slachtoffer] dat hij elders in het land woont en werkt, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in dit geval niet opportuun is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.863,35 (achtduizend achthonderddrieënzestig euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 410,86 verlies arbeidsvermogen;
- € 159,99 kosten televisie;
- € 200,00 cash geld;
- € 143,50 kosten fysiotherapie;
- € 149,00 kosten nieuwe telefoon.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 7.800,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen met uitzondering van de materiële schade aan de televisie omdat vernieling van de televisie niet ten laste is gelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, niet ontvankelijk verklaard moet worden.
De verdediging heeft, subsidiair, verzocht om de vordering materiële schade ten aanzien van de posten kosten televisie, contant geld en kosten nieuwe telefoon niet-ontvankelijk te verklaren. De schade aan de televisie volgt niet uit de tenlastegelegde feiten en bovendien is niet onderbouwd dat de televisie minder dan een jaar oud is. Ook is niet onderbouwd dat de schade aan de telefoon in rechtstreeks verband staat met de ten laste gelegde feiten. Tot slot is de post ‘contant geld’, niet onderbouwd. Voor wat betreft de overige materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Wat de hoogte van de immateriële schade betreft heeft de verdediging verzocht om aansluiting te zoeken bij de Letselschaderichtlijnen en deze vast te stellen op € 2.500,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat slachtoffers van dit soort strafbare feiten immateriële schade lijden. Op grond van artikel 6:106, aanhef onder b BW heeft de benadeelde recht op een vergoeding van immateriële schade, omdat hij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het billijk, gelet op de aard en de ernst van de normschendingen, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en gelet op wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen om een bedrag van € 7.800,00 aan immateriële schadevergoeding toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 8.863,35, bestaande uit € 1.063,35 materiële schade en € 7.800,00 immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 79 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, primair en het onder 2, primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
meerdaadse samenloop van:
feit 1, primair:het misdrijf: medeplegen van diefstal;
feit 2, primair:het misdrijf: medeplegen van poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij:
[slachtoffer]toe tot een bedrag van € 8.863,35 bestaande uit € 1.063,35 materiële schade en € 7.800,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 8.863,35 (achtduizend achthonderddrieënzestig euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte
hoofdelijkverplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 8.863,35, (zegge: achtduizend achthonderddrieënzestig euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
79 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R024042/MENDOZA24 van 8 november 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] van 22 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 123-126):
Op vrijdag 19 juli 2024, omstreeks 20.52 uur, kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] in verband met een mishandeling.
Ik zag dat de toegangsdeur van perceel [adres] open stond en dat er allemaal glas in het gangetje lag. Ik zag dat de ruit, die in deze deur zat, allemaal barsten had en dat er stukken van deze ruit er niet meer inzaten.
Ik keek de kamer in en ik zag dat er een chaos was in de kamer. Ik zag op de deur, ter hoogte van de deurklink, een schoenafdruk zitten. Ik zag links in de kamer, op de grond, een elektrische fiets liggen. Onder deze elektrische fiets zag ik een TV liggen. Ik zag dat het beeldscherm van deze TV kapot was met allemaal barsten in het scherm. Ik zag dat er een stoel op de grond lag. Ik zag dat er een kast op de kant lag. Ik zag dat een deel van het slotbeslag in het midden van de kamer lag. Ik zag dat het deurkozijn, op de plek waar het slotbeslag hoort te zitten, beschadigd was. Ik zag dat er een man op het bed lag met zijn handen voor zijn gezicht. Deze man bleek het slachtoffer [slachtoffer] te zijn. Op het moment dat [slachtoffer] zijn handen voor zijn gezicht weghaalde zag ik dat het gezicht van [slachtoffer] onder het bloed zat. Ik zag dat de ogen van [slachtoffer] opgezwollen waren en dat deze donkerder van kleur waren dan de rest van het lichaam. Ik zag dat er bloed uit de neus van [slachtoffer] kwam. Ik zag dat [slachtoffer] bloed op zijn linkerschouder had. Ik zag dat de handen van [slachtoffer] onder het bloed zaten. Ik zag in het midden van de kamer een telefoonhoesje liggen. Ik heb dit telefoonhoesje opgepakt en deze geopend. Ik zag dat er geen telefoon in het hoesje zat. Ik heb rondgekeken of ik de telefoon zag liggen. Ik zag de telefoon niet liggen.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 19 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 199-201):
Ik woon sinds een half jaar op de [adres] . Ik zat op 19 juli 2024 op mijn kamer toen ik ineens hoorde dat de voordeur kapot werd geslagen. Ik zag dat er twee mannen naar boven kwamen. Dit was rond 20.00 uur. Ik zag dat ze door de hal naar de kamer van [slachtoffer] , het slachtoffer, liepen. Ik ben toen snel via de keuken naar het dakterras gevlucht. Ik was bang voor deze mannen. Ik ging vervolgens via de keuken weer stiekem kijken. Ik zag dat een huisgenoot genaamd ' [medeverdachte] ' de keuken in kwam lopen. Ik herkende hem als persoon welke zojuist door de voordeur was gekomen samen met een andere persoon. Ik zag dat hij 'crazy' was. Ik zag dat hij weer weg liep en schreeuwde: ' [verdachte] , [verdachte] , kom, kom snel', of woorden van gelijke strekking. Ik hoorde toen [verdachte] ook iets zeggen. Ik weet niet meer wat hij zei maar ik herkende hem aan zijn stem. [verdachte] en [medeverdachte] waren samen binnengekomen en gingen samen weer weg. Ik weet dat [medeverdachte] en [verdachte] , de daders, in een zwarte auto rijden van het uitzendbureau ' [bedrijf] '.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 24 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 202-204):
Ik hoorde dat ze de deur insloegen. Ze liepen gelijk naar de kamer van [slachtoffer] . Ik ben toen naar het terras gelopen. Op het moment dat ik op het terras stond kwam [medeverdachte] ook op het terras en de andere [verdachte] kwam ook in de keuken dus ik heb ze goed gezien. Ik dacht dat [medeverdachte] voor mij kwam omdat hij op mij af kwam. Vervolgens zag ik dat ze beiden de kant weer opliepen van [slachtoffer] . Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] voorbij lopen en naar beneden lopen. Ik heb toen gewacht ik hoorde dat de auto van [medeverdachte] en [verdachte] wegreed en daarna heb ik nog even gewacht want ik was erg bang. Vervolgens ben ik naar [slachtoffer] gelopen en ik zag hem op zijn bed zitten. Verder dan ik was de Roemeense huisgenoot in huis en [slachtoffer] . Verder was er niemand in huis.
4. Het proces verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] van 20 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 28-31):
Op zaterdag 20 juli 2024, omstreeks 01.19 uur, stond ik op de [adres] . Ik zag dat de Kia de straat inreed. Nadat het voertuig gestopt was, zag ik dat de bestuurder uitstapte. Deze bleek later te zijn verdachte [verdachte] . Tegelijkertijd zag ik dat er een man op de bijrijdersstoel zat. Deze man bleek te zijn verdachte [medeverdachte] . Hierna legde ik hem de handboeien aan. Ik hoorde dat [medeverdachte] verklaarde: "Dit is mijn telefoon. Deze is vandaag vernield door [verdachte] . [verdachte] heeft alcohol gedronken en heeft een kamer vernield. Hij heeft problemen in zijn familie". Terwijl de verdachte dit zei, wees hij met zijn hoofd in de richting van het bedrijfspand waarin de pd zich bevond. Toen ik aan de verdachte vroeg wie er agressief geweest was, zag ik dat hij met zijn hoofd wees in de richting van verdachte [verdachte] .
5. Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] van 23 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 176 en 177):
Ik voel me niet goed, slecht eigenlijk. Mijn hoofd doet pijn en ik moet overgeven. Ik ben bang dat de personen die dit bij mij hebben gedaan nogmaals terug komen en wellicht mij doodmaken. Dat zijn [medeverdachte] en [verdachte] . Zij wonen bij mij in hetzelfde hotel.
6. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 30 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 183 en 184):
Ik wil aangifte doen van vernieling van mijn spullen. Ik ben vrijdag 19 juli 2024
ernstig mishandeld door twee personen. Dit is gebeurd op mijn kamer aan de
[adres] . Tijdens deze mishandeling hebben ze mijn kamer vernield. Mijn side table, televisie, tablet (lenovo), telefoon en soundbar zijn onder andere kapot. Ook mis ik nog ongeveer € 200,00 aan geld. Dit waren 4 biljetten van € 50,00.
7. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] van 16 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 186-188):
Ik wil graag aangifte doen van mishandeling van mij. Ik heb [medeverdachte] en [verdachte] geen toestemming gegeven om mij zo te mishandelen en bijna dood te slaan en mijn spullen te vernielen. Ik heb niet mijn spullen, portemonnee, telefoon en paspoort in de auto neergelegd.
Ik zag hem mijn kamer binnen stormen hij heeft de deur ingetrapt hij heeft mij vervolgens buitenwesten geslagen. En hij is [medeverdachte] . Ik hoorde dat ze beneden aankwamen. Ik hoorde dat de deur vernield werd. Ik heb [verdachte] alleen gehoord toen. Dus ze waren zeker met z'n tweeën. Ik heb sowieso één klap gehad met de vlakke hand tegen mijn hoofd van [medeverdachte] en ben hierna buitenwesten geraakt. Ik weet niet wat er hierna gebeurd is. Ik weet dat ik erge pijn voelde bij mijn hoofd waar ik geslagen werd.
Voor de mishandeling lagen de spullen in mijn kamer, in mijn rugtas van het merk Puma daar zaten in ieder geval mijn paspoort en portemonnee en passen in. De telefoon lag op mijn bed, samen met mijn pinpas en dat soort dingen. Ik heb geheugen problemen en uitval van mijn arm aan één kant. Ik ben nog steeds bang voor deze personen, [medeverdachte] en [verdachte] , dat ze mij nog een keer zullen pakken. Ook omdat ze dit ook zo uit het niets gedaan hebben en ik nu weer gezegd heb dat [medeverdachte] mij sowieso mishandeld heeft en [verdachte] hierbij was.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 23 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 228 en 230):
Op 20 juli 2024 zagen wij in een zwarte KIA verschillende voorwerpen liggen op het dashboard van deze personenauto. Dit betroffen twee telefoons en een paspoort op naam van [slachtoffer] . Op de vloermat van de bijrijder lag een soort van etui/ portemonnee, naast een zwarte rugtas. Ook lagen er op diverse plekken in de auto verschillende bankpassen ook van het slachtoffer [slachtoffer] .
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 21 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 172-174):
Op zaterdag 20 juli 2024 werden diverse goederen in beslag genomen uit een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] .
Op zondag 21 juli 2024 toonden wij [slachtoffer] de volgende goederen:
- portemonnee/ etui
- veiligheidscertificaat
- Bunqpas [rekeningnummer]
- USB stick
- paspoort.
Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat deze goederen van hem waren en dat er ook contant geld in de portemonnee had gezeten maar hij niet wist om hoeveel geld het ging. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat het veiligheidscertificaat bij zijn telefoon had gelegen. Wij vroegen aan [slachtoffer] welk merk telefoon hij had. Wij hoorden hem zeggen dat dit een Samsung S22 betrof. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat de USB stick in zijn rugtas had gezeten. Hij zou een grijze rugzak en een zwarte rugzak met gouden ritsje onder zijn bed hebben liggen.
10. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] van 26 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 265 en 266):
De gps-gegevens van het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] .
Aankomst 19/07/2024 20:02:04 uur:
[adres] .
Vertrek 19/07/2024 20:20:38 uur:
[adres] .
Aankomst 20/07/2024 01:26:40 uur:
[adres] .
11. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het forensisch medische letselrapportage opgemaakt door G. Reijnen, forensisch arts en NRGD-rapporteur bij het Landelijk Onderzoeks- en expertisebureau FMO van 13 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Samengevat vermeld de ontslagbrief vanuit het ziekenhuis het volgende:
Betrokkene werd op 19-07-2024 opgenomen n.a.v. vermoedelijke mishandeling. Op de CT van het hoofd werd een bloeding beiderzijds tussen de hersenvliezen gezien (subduraal hematoom), zwelling van het brein aan de achterzijde rechts en mogelijk ook rechtsvoor in het brein. Verder werden uitgebreide aangezichtsbreuken aan de rechterzijde gezien (orbitabodem, os nasale, en zygomaticomaxillary complex rechts).
Het inwendige geconstateerde letsel bestaat uit:
Letsel van het aangezicht:
- Breuk van het Zygomaticomaxillary complex (breuk van het jukbeen en meerdere aanliggende botstructuren)
- Breuk van os nasale (gebroken neus)
- Breuk van de orbita bodem (gebroken oogkas)
Letsel van het hoofd:
- Subarachnoidale bloeding (bloeding tussen de hersenvliezen)
- Subdurale bloeding niet nader geclassificeerd (bloeding tussen de hersenvliezen)
- Contusie (zwelling) van het brein
- Diffuse axonale schade DAI graad 2 (schade aan de uitlopers van de zenuwcellen in de hersenen door afscheuren)
Inwendig letsel binnen de schedel
Stomp botsend geweld kan, afhankelijk van de locatie van impact, leiden tot breuken van de hersenschedel (neurocranium), botstructuren in het aangezicht en bloedingen binnen de schedel. De bloedingen rondom de hersenvliezen bij betrokkene (subdurale en subarachnoïdale bloeding) zijn ontstaan t.g.v. stomp inwerkend geweld op het hoofd; onder stomp inwerkend geweld op het hoofd kan worden verstaan trappen, schoppen, slaan (al dan niet met een voorwerp) maar ook vallen en botsen.
Bij betrokkene is traumatische axonale schade graad 2 vastgesteld op een MRI-scan. Axonale schade ontstaat t.g.v. een stompe krachtsinwerking op het brein. Meer specifiek ontstaat t.g.v. een acceleratie-deceleratie trauma een kracht op de axonen (uitlopers van zenuwcellen) waardoor deze zenuwuitlopers afscheuren en hun functie verliezen. Een dergelijk trauma wordt gezien bij motorongevallen. Ook andere mechanismen die zorgen voor acceleratie-deceleratie van het hoofd, zoals schoppen tegen het hoofd, kunnen axonale schade veroorzaken.
Bij betrokkene is sprake geweest van stomp inwerkend geweld verspreid op het lichaam. Dit heeft geleid tot diverse breuken van het aangezicht, in potentie kritiek hersenletsel en verspreid huidletsel. De bijbehorende ISS-score van dit daadwerkelijk opgelopen letsel bedraagt 30. De kans op overlijden bij een ISS-score van 30 is ca. 20%.
In casu was de kans op overlijden t.g.v. het opgetreden letsel ca. 20%. Het totale letselbeeld past bij een meervoudige stompe krachtsinwerking op meerdere lichaamsdelen. In potentie had nog ernstiger letsel kunnen ontstaan met een hogere kans op overlijden.
De combinatie van (complexe) breuken van het aangezicht, diverse bloedingen tussen de hersenvliezen, zwelling van de hersenen, het uitwendige letsel en de axonale schade maakt dat het om multipele krachtsinwerkingen moet zijn gegaan. Een exact aantal geweldsinwerkingen is niet te geven.
T.a.v het letsel in het hoofd is het de vraag of, en zo ja wanneer dit (volledig) hersteld. Het letsel van de hersenen (zowel de bloedingen tussen de hersenvliezen, de zwelling van de hersenen als de axonale schade) kunnen blijvende schade geven variërend van mild tot ernstig;
- H1: Het letsel is ontstaan doordat het slachtoffer is geschopt en/of gestompt en/of met het hoofd tegen de grond is gegooid?
- H2: Het letsel is ontstaan doordat verdachte één keer is komen te vallen.
Het totale letselbeeld van (complexe) breuken van het aangezicht, diverse bloedingen tussen de hersenvliezen, zwelling van de hersenen, het uitwendige letsel verspreid over het lichaam en de axonale schade van de hersenen maakt dat multipele krachtsinwerkingen nodig zijn geweest om dit beeld te verklaren. Los hiervan vereist een breuk van het zygomaticomaxillary complex over het algemeen een ander ontstaansmechanisme dan een enkelvoudige val. Verder vereist axonale schade een aceleratie-deceleratie trauma, een enkelvoudige val veroorzaakt in
beginsel geen aceleratie-deceleratie. Het letsel is veel waarschijnlijker ontstaan onder hypothese H1 dan onder hypothese H2.
12. Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 16 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 277, 278, 280 en 281)
Verdachte [medeverdachte] was gekleed in een zwarte korte broek.
Wij, verbalisanten, hebben de volgende kledingstukken in beslag genomen en
veiliggesteld voor eventueel DNA vervolgonderzoek:
- AAQJ0626NL, zwarte korte broek. Wij zagen dat er op de linker broekspijp vlekken zichtbaar waren, dit kan mogelijk bloed zijn.
13. Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, opgemaakt door dr. J. Warnaar, NFI-deskundige onderzoek biologische sporen en DNA, van 2 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 320, 322, 324, 327, 329 en 330):
Korte broek van verdachte [medeverdachte] AAQJ0626NL
De broek is met het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn verspreid op de broek meerdere bloedsporen aangetroffen. Twee bloedsporen zijn geselecteerd, bemonsterd en veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
Korte broek van verdachte [medeverdachte]
AAQJ0626NL#02 bloedspoor rechterkant achterzijde
[afbeelding]
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAQJ0626NL#02 (bloedspoor rechterkant achterzijde)
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee personen. Tevens is aangenomen dat verdachte [medeverdachte] één van de donoren is. DNA-mengprofiel AAQJ0626NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [medeverdachte] en slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [medeverdachte] en een willekeurige onbekende persoon.
14. Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, opgemaakt door dr. J. Warnaar, NFI-deskundige onderzoek biologische sporen en DNA, van 9 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Korte broek van verdachte [medeverdachte] AAQJ0626NL
De buitenzijde van de broek is met het blote oog en microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op basis hiervan zijn zes extra bloedsporen geselecteerd, bemonsterd en veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
AAQJ0626NL#06 bloedspoor rechterkant achterzijde
AAQJ0626NL#07 bloedspoor rechterkant achterzijde
[afbeelding]
Eindconclusie:
Op de korte broek van verdachte [medeverdachte] AAQJ0626NL zijn bloedsporen aanwezig die afkomstig kunnen zijn van verdachte [medeverdachte] . Op de achterzijde aan de rechterkant van deze broek is tevens DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van slachtoffer [slachtoffer] . Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan niet worden vastgesteld dat het aan Slachtoffer [slachtoffer] gekoppelde celmateriaal bloed betreft.
15. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 januari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van deskundige dr J. Warnaar:
Ik durf te zeggen dat het aangetroffen DNA van het slachtoffer hoogstwaarschijnlijk geen epitheel is. Dan is de vraag wat het anders kan zijn. Er zijn globaal meerdere categorieën van sporen. De hoeveelheid aangetroffen DNA past bij bloedsporen, maar het kan ook sperma of speeksel zijn. Sperma kunnen we uitsluiten omdat dit niet om een zedenzaak gaat. Speeksel in beginsel niet. Maar dan is de vraag hoe er dan zoveel speeksel op de achterzijde van de broek terecht kan zijn gekomen. Dit zou kunnen komen door gericht spugen, likken of bijten. Speeksel en bloed blijven dus als mogelijkheid over waarbij, gelet op de toedracht, het voor de hand ligt dat het in dit geval om bloed gaat. Er is gericht bemonsterd en dat maakt het onwaarschijnlijker dat er dan drie monsters speeksel bevatten. Dit zou er door één handeling er terecht kunnen zijn gekomen, bijvoorbeeld door likken aan de hand en dit dan afvegen aan de broek, maar buiten dit is er geen voor de hand liggende verklaring voor het aantreffen van speeksel. Het ligt dus meer voor de hand dat het om bloed gaat maar het is moeilijk om dit in precieze aantallen te zeggen. Ik heb ook gekeken naar de mengverhoudingen en die zijn ook in balans met elkaar. Dit past in het beeld dat het gaat om mengsels van bloed.