ECLI:NL:RBOVE:2025:5563

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
08.043843.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewapende overval met geweld en bedreiging

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De man, die zonder vaste woon- en/of verblijfplaats is, heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel in Zwolle op 1 februari 2025. Tijdens deze overval heeft de verdachte, samen met zijn medeverdachten, meerdere horloges van het slachtoffer weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straf, waarbij ook een contactverbod met het slachtoffer is opgelegd. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van € 5.376,36 betalen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn verleden met kanker en zijn huidige problemen met huisvesting en middelengebruik.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.043843.25 (P)
Datum vonnis: 15 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats 1] ,
zonder vaste woon- en/of verblijfplaats,
nu verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
1 september 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. O.E. Usma, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij door [naam] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte op 1 februari 2025 in Zwolle samen met anderen meerdere horloges van [slachtoffer] heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van (bedreiging met) geweld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2025 te Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,meerdere horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/ofzijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk omhet zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werdvoorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegendie [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereidenof gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelfof andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tetonen en op die [slachtoffer] te richten,- die [slachtoffer] met het vuurwapen, althans een hard voorwerp, teslaan,- die [slachtoffer] te trappen,- die [slachtoffer] vast te grijpen en vast te houden, en/of- die [slachtoffer] op de grond te duwen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op 1 februari 2025 kwam bij de meldkamer een melding binnen van een overval op een [winkel] in [plaats 1] . Aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) verklaarde dat er twee mannen de winkel binnenkwamen en hem vastpakten. Een van de mannen had een vuurwapen bij zich. Er ontstond een worsteling tussen [slachtoffer] en de mannen, waarbij [slachtoffer] met het vuurwapen op zijn hoofd is geslagen, getrapt en geduwd. De verdachten hebben daarna een vitrinekast opengetrokken en een onbekend aantal horloges weggenomen. De mannen zijn vervolgens in een auto gevlucht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van het tonen, richten en/of slaan met een vuurwapen, omdat verdachte niet wist dat zijn medeverdachte een vuurwapen had meegenomen. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het overige ten laste gelegde.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Tijdens de zitting is – met uitzondering van de hierna te bespreken handelingen met het vuurwapen - door hem of zijn raadsman geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 1 september 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , inclusief de fotobijlage (pagina’s 42 tot en met 50);
het proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2025 (pagina’s 51 tot en met 65).
Medeplegen geweldshandelingen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank wat betreft de betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde handelingen met het vuurwapen het volgende af. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte de winkel binnenstapt, waarna medeverdachte
[medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) met een vuurwapen in zijn hand op [slachtoffer] afloopt en hem vastpakt. Verdachte ziet [medeverdachte] met het vuurwapen lopen. [medeverdachte] richt het vuurwapen op [slachtoffer] en duwt hem naar voren. Verdachte pakt [slachtoffer] ook vast en er ontstaat een worsteling tussen [slachtoffer] en beide verdachten. [medeverdachte] slaat dan met het vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer] , die kort daarna ten val komt. [slachtoffer] staat op en loopt naar de verdachten toe. Verdachte grijpt [slachtoffer] dan van achter om zijn borst. [medeverdachte] loopt op de eigenaar af en maakt met zijn rechterbeen een trappende beweging naar [slachtoffer] richting zijn knie/kruis.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde geweldshandelingen en dat die bijdrage van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee is verdachte medepleger van de door [medeverdachte] gepleegde geweldshandelingen. Hierbij is niet van belang of verdachte voorafgaande aan de overval al dan niet wist dat [medeverdachte] een vuurwapen had meegenomen.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2025 te Zwolle tezamen en in vereniging met anderen,meerdere horloges, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werdvoorafgegaan, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereidenof gemakkelijk te maken, door:- een vuurwapen te tonen en op die [slachtoffer] te richten,- [slachtoffer] met het vuurwapen te slaan,- [slachtoffer] te trappen,- [slachtoffer] vast te grijpen en vast te houden, en- [slachtoffer] op de grond te duwen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtendertig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een contactverbod met [slachtoffer] als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de oplegging van de straf rekening te houden met het minder verwijtbare aandeel van verdachte aan de overval, het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en de ziekte van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een overval op een [winkel] in [plaats 1] . De verdachten zijn kort voor de overval op verkenning geweest en hebben gezien dat de winkelier een man op leeftijd betrof. Desondanks zijn de verdachten naar binnen gegaan en hebben zij fors geweld op hem uitgeoefend. Zij hebben [slachtoffer] getrapt, geslagen, op de grond geduwd en met een vuurwapen bedreigd. Vervolgens is een vitrinekast kapotgemaakt en zijn meerdere horloges meegenomen. Door het plegen van een gewapende overval hebben verdachte en zijn medeverdachten geen enkel respect getoond voor andermans eigendom en hebben zij met hun handelen de gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de maatschappij versterkt. Slachtoffers van overvallen hebben vaak langdurig psychische klachten als gevolg van wat hen is overkomen. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer] blijkt dat de overval diepe sporen bij hem heeft nagelaten. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 1 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte meermaals voor andersoortige feiten is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat artikel 63 Sr van toepassing is, omdat verdachte op 12 maart 2025 door de politierechter is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van
25 augustus 2025 en wat verdachte zelf over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verklaard.
Verdachte heeft in het verleden kanker gehad en heeft in detentie veel last van benauwdheid. Momenteel wordt daarom onderzoek gedaan naar zijn longfunctie. Verdachte heeft twee kinderen met zijn ex-partner. De reclassering beschrijft dat verdachte de afgelopen twee jaren is afgegleden. Er was sprake van middelengebruik en het lukte verdachte niet om stabiele huisvesting te vinden. Verdachte heeft schulden en een negatief sociaal netwerk. Hij heeft hulpvragen op verschillende leefgebieden en geeft aan ondersteuning nodig te hebben om een terugval te voorkomen. Verdachte is aangemeld voor begeleid wonen bij [locatie] in [plaats 2] , maar het is onbekend of hij daar wordt geaccepteerd. Het risico op recidive wordt als gemiddeld tot hoog ingeschat. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, een alcohol- en drugsverbod en een contactverbod met de medeverdachten en [slachtoffer] , het hebben van dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. In de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor een overval op een winkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren genoemd. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt. De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de overval in vereniging is gepleegd, dat is gedreigd met een vuurwapen en dat geweld tegen [slachtoffer] is gepleegd. De rechtbank acht de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten gaat plegen, zal de rechtbank de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie gelet op voornoemd oriëntatiepunt.
De rechtbank acht het, alles afwegende, passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van tweeëndertig maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, zoals in het dictum geformuleerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 7.790,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • herstel vloer: € 1.014,66;
  • vijfentwintig gestolen horloges: € 548,50;
  • nieuwe kap klok: € 63,60;
  • herstelkosten deuren en kozijnen: € 914,--;
  • reiskosten naar politiebureau voor het ophalen van kleding: € 36,23;
  • omzetverlies wegens sluiting winkel: € 213,37.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadepost ‘herstelkosten deuren en kozijnen’ onvoldoende is onderbouwd. De overige gevorderde materiele schade is toewijsbaar. De officier van justitie vindt de gevorderde immateriële schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 3.500,--.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de schadepost ‘herstelkosten deuren en kozijnen’ onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de overige schadeposten heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De materiële schade
Op basis van de inhoud van de vordering van de benadeelde partij en de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat de deuren en kozijnen van de winkel van [slachtoffer] zijn beschadigd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid daarom niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost (€ 914,--) in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat de overige materiële schadeposten, die overigens ook niet door de raadsman zijn betwist, voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd.. De vordering zal daarom worden toegewezen, tot een bedrag van € 1.876,36 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 1 februari 2025.
De immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft in beperkte gevallen recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Een van die in de wet limitatief opgesomde gevallen is wanneer sprake is van een aantasting in de persoon, in de vorm van lichamelijk letsel. Daarvan is in dit geval sprake. Om die reden kan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW aanspraak maken op smartengeld. De rechtbank zal gebruik maken van de mogelijkheid om de hoogte van deze schade naar billijkheid vast te stellen. De rechtbank houdt hierbij rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend.
De rechtbank acht het, alles afwegend, billijk om de vordering voor wat betreft de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 3.500,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het stafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal in het overige van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 maanden;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
8 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte (zich) gedurende de proeftijd:
  • binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • laat behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verblijft bij Zorgtrium of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening, al dan niet in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met:
o [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1954 in [geboorteplaats 2] .
schadevergoeding
  • wijstde vordering van
    de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van
    € 5.376,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2025 (bestaande uit € 1.876,36 materiële schade en € 3.500,-- immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nul, en ook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.M. Fluttert, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, genaamd Amethist, met nummer ON1R025008. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.