3.6.[partij A] vorderen verder vergoeding van de volgende posten en kosten:
a. € 2.404,27 aan kosten van PRE-Engineering;
b. € 1.800,- schade herstel na onvakkundige plaatsing;
c. € 8.400,- vertragingsschade (€ 35,- per dag);
d. € 1.250,- extra kosten in verband met tijdelijke afdichtingen, noodvoorzieningen;
e. € 831,50 misgelopen energiebesparing wegens niet kunnen leggen van zonnepanelen;
f. € 750,- gederfd woongenot;
g. € 726,- wegens niet geleverde ventilatieroosters;
h. € 251,68 wegens een niet geleverd draaikiepraam;
i. € 1.653,20 aan buitengerechtelijke kosten.
ad a.
De kosten van PRE-Engineering komen voor vergoeding in aanmerking als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96, tweede lid onder b. BW).
ad b. en c.
[partij A] hebben de posten b. en c. niet toegelicht in hun stukken. Het bedrag ad € 1.800,- komt als zodanig wel voor in het rapport van PRE-Engineering, maar ziet op herstel van de warmteboiler en niet op herstelkosten in verband met onvakkundige plaatsing.
Een verdere toelichting op de aard en omvang van de herstelkosten en facturen ter zake ontbreken. [partij A] hebben evenmin toegelicht op grond waarvan zij recht zouden hebben op een bedrag van € 8.400,- aan vertragingsschade.
ad d.
Wat betreft post d. staat voldoende vast dat [partij B] op 15 september 2022 is gestopt met de uitvoering van het werk zonder maatregelen te treffen om wateroverlast te voorkomen en dat er in verband met (dreigende) lekkages tijdelijke afdichtingen en noodvoorzieningen getroffen moesten worden. Op basis van het rapport van PRE-Engineering kan het bedrag van de desbetreffende kosten op € 1.250,- worden begroot.
ad e.
Uit de correspondentie met Triple Energy blijkt dat zij met [partij A] had afgesproken om op 26 januari 2023 zonnepanelen te plaatsen. [partij A] hebben een legplan overgelegd en een stuk, waaruit blijkt van de mogelijke besparing op de energiekosten na de aanleg van zonne-panelen. Volgens [partij B] komt dit bedrag echter op grond van artikel 6:98 BW niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat [partij A] [partij B] hebben verteld dat zij na de bouw van de dakkapellen zonnepanelen op het dak van hun woning zouden gaan leggen. In de correspondentie van eind 2022, begin 2023 en in het rapport van PRE-Engineering wordt hier ook geen melding van gemaakt. Het is verder ook geen gegeven dat op het dak van elke woning zonnepanelen worden geplaatst. [partij A] hebben in het licht hiervan onvoldoende onderbouwd dat de schade in zodanig verband staat met de tekortkomingen van [partij B] dat de schade hem als een gevolg hiervan toegerekend moet worden.
ad f.
Vast staat dat [partij B] op 15 september 2022 is gestopt met het werk zonder ervoor zorg te dragen dat het hele dak goed was afgedicht en dat er daarna lekkages zijn geweest. Verder is duidelijk dat de door [partij B] geplaatste dakkapellen zijn gesloopt, zoals PRE-Engineering al had geadviseerd, en nieuwe dakkapellen zijn geplaatst. Voldoende aannemelijk is dat dit tot overlast heeft geleid in de zin van gederfd woongenot. Het ter zake gevorderde bedrag van € 750,- komt de rechtbank niet onredelijk voor.
ad g. en h.
Wat betreft de niet aangebrachte ventilatieroosters en het draaikiepraam stelt de rechtbank vast dat het aanbrengen daarvan onderdeel was van de werkzaamheden. De gevorderde bedragen ad € 726,- en € 251,68 zijn voldoende onderbouwd.
ad i.
Het op grond van het vorengaande aan [partij A] toe te wijzen bedrag is in totaal € 61.983,65. Op dit bedrag strekt in mindering het deel van de aanneemsom ad € 7.399,84 dat [partij A] onbetaald hebben gelaten: er is immers in zoverre geen sprake van schade, nu [partij A] dit bedrag niet aan [partij B], maar de facto aan Lambobouw hebben betaald voor de door haar verrichte werkzaamheden. Aldus resteert € 54.583,81. Uit het dossier blijkt voldoende dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte en ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Conform de staffel BIK belopen, gezien de toe te wijzen hoofdsom, de buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 1.320,83.