ECLI:NL:RBOVE:2025:5477
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een ontnemingszaak
In deze ontnemingszaak heeft de rechtbank Overijssel op 11 september 2025 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vordering van het Openbaar Ministerie om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde vast te stellen op een bedrag van € 51.437,27. De procedure heeft plaatsgevonden op openbare terechtzittingen op 4 november 2021, 29 april 2022 en 28 augustus 2025. Tijdens deze zittingen zijn getuigen gehoord en is de verdediging in de gelegenheid gesteld om verzoeken in te dienen. Op 28 augustus 2025 heeft de officier van justitie aangekondigd de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te vorderen, omdat er geen proces-verbaal van wederrechtelijk verkregen voordeel aanwezig was en er sprake was van een grove overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman van de veroordeelde heeft zich in het standpunt van de officier van justitie kunnen vinden. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat de officier van justitie in redelijkheid heeft kunnen stellen dat er geen belang meer is bij de voortzetting van de vervolging. De rechtbank heeft daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, waarbij zij de terughoudendheid van de rechterlijke toetsing in acht heeft genomen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken.