ECLI:NL:RBOVE:2025:5403

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
ak_24_4459
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van alcohol- en exploitatievergunning aan horecainrichting door de burgemeester van Almelo

Deze uitspraak betreft de verlening van een alcohol- en exploitatievergunning door de burgemeester van Almelo aan de leidinggevenden van een horecainrichting, aangeduid als [bedrijf]. [eiser], die zich verzet tegen deze vergunningverlening, heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft in deze zaak beoordeeld of de burgemeester de vergunningen terecht heeft verleend. De rechtbank concludeert dat de burgemeester geen weigeringsgronden heeft aangetroffen en dat de vergunningen dus rechtmatig zijn verleend. Het beroep van [eiser] is ongegrond verklaard, wat betekent dat de verleende vergunningen in stand blijven. De rechtbank heeft ook de procedurele en inhoudelijke gronden van [eiser] beoordeeld, maar deze zijn niet van invloed gebleken op de rechtsgeldigheid van het besluit van de burgemeester. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] geen inhoudelijke bezwaren heeft geuit die de vergunningverlening in twijfel trekken. De uitspraak is gedaan op 2 september 2025 en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft ook informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4459

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats]

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

de burgemeester van Almelo

(gemachtigden: [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf].

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de door de burgemeester aan (de leidinggevenden van) [bedrijf] verleende exploitatie- en alcoholvergunning. [eiser] is het niet eens met de verlening van deze vergunningen. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester de exploitatie en alcoholvergunning aan [bedrijf] heeft kunnen verlenen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester terecht de exploitatie- en alcoholvergunning aan [bedrijf] heeft verleend. [eiser] krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Op 16 juni 2023 hebben [naam 1] en [naam 1] een aanvraag om verlening van een exploitatie- en alcoholvergunning ingediend, ten behoeve van de exploitatie van een nieuwe openbare inrichting onder de naam [bedrijf], aan de [adres].
2.1.
De burgemeester heeft deze vergunningen met het besluit van 27 juli 2023 verleend.
2.2.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunningen.
2.3.
Met het besluit van 4 oktober 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
[eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 14 mei 2024 [1] het door [eiser] ingestelde beroep gegrond verklaard en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen.
2.5.
Met het bestreden besluit van 2 december 2024 op het bezwaar van [eiser] is de burgemeester bij de verlening van de vergunningen gebleven.
2.6.
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.7.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.8.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser], de gemachtigde van [eiser], de gemachtigden van de burgemeester en [naam 1] namens [bedrijf].

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil
3. [eiser] heeft in zijn beroepschrift en op de zitting verschillende opmerkingen gemaakt met betrekking tot de door [eiser] zogenoemde poortaffaire. Hij wijst erop dat sinds 2004 al verschillende procedures hebben gelopen tussen hem en verschillende bestuursorganen binnen de gemeente Almelo. Ook heeft hij benoemd dat hij een aantal handhavingsverzoeken heeft ingediend.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat uit de stukken en uit de toelichting van [eiser] ter zitting is gebleken dat [eiser] al lange tijd in verschillende juridische procedures is verwikkeld met (bestuursorganen van) de gemeente Almelo. De rechtbank benadrukt dat zij in deze procedure slechts moet beoordelen of de burgemeester de vergunningen heeft kunnen verlenen aan (de leidinggevenden van) [bedrijf]. De stellingen van [eiser] met betrekking tot andere procedures en kwesties hebben geen betrekking op de vergunningverlening waartegen het beroepschrift in deze zaak is gericht en vallen daarom buiten het bestek van deze procedure. De rechtbank kan en zal deze stellingen van eiser daarom in deze beroepsprocedure niet beoordelen.
Procedurele gronden
4. [eiser] voert aan dat het bestreden besluit is gebaseerd op een onvolledige en onjuiste weergave van de feiten. In het advies van de bezwaarcommissie is immers ten onrechte niet alles opgenomen wat hij heeft verteld tijdens de hoorzitting. [eiser] voert ook aan dat mr. [naam 2] ten onrechte in de bezwaarcommissie van de gemeente Almelo zit. Daarnaast stelt [eiser] dat de burgemeester bij de rechtbank niet alle op de zaak betrekking hebbende documenten heeft overgelegd, zoals de documenten met betrekking tot de bedreigingen.
4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De bezwaarschriftencommissie heeft geen (wettelijke) verplichting om alles wat [eiser] tijdens de hoorzitting heeft gezegd, integraal op te nemen in haar advies. De commissie kan zich beperken tot wat relevant is voor de beoordeling van het bezwaarschrift. Bovendien was bij de hoorzitting een vertegenwoordiging namens de burgemeester aanwezig, die ook heeft kunnen horen wat [eiser] daar heeft verteld. Dat de burgemeester in het bestreden besluit is uitgegaan van een onvolledige of onjuiste weergave van de feiten, is daarom niet aannemelijk.
4.2.
De rechtbank overweegt verder dat mr. [naam 2] het bezwaarschrift van [eiser] niet als lid of voorzitter van de bezwaarcommissie heeft behandeld. Het antwoord op de vraag of hij ten onrechte lid is van de bezwaarcommissie van de gemeente Almelo, is daarom voor de beoordeling van het bestreden besluit niet relevant. Dit zal de rechtbank daarom buiten beschouwing laten.
4.3.
Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de stukken waar [eiser] op doelt, namelijk de documenten met betrekking tot de bedreigingen, relevant zijn voor de beoordeling van de verlening van de exploitatie- en alcoholvergunning aan [bedrijf]. [eiser] heeft ook niet geconcretiseerd welke stukken hij precies bedoelt, waar deze stukken op zien en wat het zou hebben kunnen betekenen voor het bestreden besluit als deze documenten bij de besluitvorming waren betrokken.
4.4.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat wat [eiser] aanvoert aan procedurele gronden, geen afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van het bestreden besluit en dat deze beroepsgronden daarom niet slagen.
Inhoudelijke gronden
5. Op grond van de Alcoholwet en de Algemene Plaatselijke Verordening Almelo [2] moet de burgemeester bij een aanvraag voor een exploitatie- en alcoholvergunning toetsen of sprake is van één of meerdere weigeringsgronden. Als er geen weigeringsgrond is, verleent de burgemeester de exploitatie- en alcoholvergunning. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden zijn en heeft de vergunningen daarom verleend.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat [eiser] geen inhoudelijke gronden heeft gericht tegen de verlening van de exploitatie- en alcoholvergunning aan [bedrijf]. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd ook aangegeven dat hij op zichzelf geen problemen heeft met de verleende exploitatie- en alcoholvergunning aan [bedrijf]. Wat [eiser] heeft gesteld, kan niet tot de conclusie leiden dat één van de weigeringsgronden zich voordoet. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat zich geen weigeringsgronden voordoen. Dat betekent dat de burgemeester de exploitatie- en alcoholvergunning aan [bedrijf] terecht heeft verleend.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aan [bedrijf] verleende exploitatie- en alcoholvergunning in stand blijven. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Alcoholwet
Artikel 27
1. Een vergunning wordt geweigerd indien:
a. niet wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 tot en met 10 geldende eisen;
b. redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn;
c. artikel 7, tweede lid, artikel 31, vierde lid, en artikel 32, tweede lid, zich tegen de verlening van de gevraagde vergunning verzet;
d. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de bij of krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 gestelde verboden zal worden overtreden of dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;
e. niet wordt voldaan aan het bepaalde krachtens artikel 25a, derde lid. (=> vloeroppervlak)
2. Een vergunning ten aanzien van een inrichting, waarvan de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid, onder c, is ingetrokken, kan gedurende een bij die intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar worden geweigerd.
3. Een vergunning kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
4. Voordat toepassing wordt gegeven aan het derde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
Artikel 28
Een vergunning wordt verleend, indien geen der in artikel 27 bedoelde weigeringsgronden aanwezig is.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Almelo 2021
Artikel 2:28 Vergunningplicht openbare inrichting
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. Indien een terras onderdeel is van een openbare inrichting wordt voor het exploiteren van het terras slechts een vergunning verleend, indien het terras onmiddellijk aansluit aan de gevel van het pand waarin zich de openbare inrichting bevindt. Voor de overige terrassen kan slechts een vergunning worden verleend, indien zij in de onmiddellijke nabijheid van een openbare inrichting zijn gelegen.
3. De vergunning wordt verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld. De vergunning is locatie gebonden.
4. In afwijking van hetgeen is bepaald in het tweede lid en in artikel 1:5, eerste lid, is een vergunning voor een openbare inrichting die verleend is aan een paracommerciële rechtspersoon niet persoonsgebonden. De vergunning kan op naam worden gesteld van de paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:28f Weigeringsgronden
1. Een vergunning voor een openbare inrichting wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de leidinggevende onder curatele staat;
b. de exploitant of de leidinggevende in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;
c. de leidinggevende de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;
d. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
e. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften; of
f. de voorgenomen uitoefening van de openbare inrichting strijd zal opleveren met een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een geldend exploitatieplan, voorbereidingsbesluit of omgevingsplan.
3. Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 1:8, kan een vergunning voor een openbare inrichting worden geweigerd indien:
a. voor de openbare inrichting reeds eerder een vergunning is ingetrokken op grond van artikel 2:28g, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking van de vergunning;
b. voor de openbare inrichting reeds eerder een vergunning is ingetrokken onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking van de vergunning; of
c. de openbare orde, de openbare veiligheid of de woon- en leefomgeving nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de openbare inrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd.

Voetnoten

1.Zaaknummer ZWO 23/2044.
2.Zie de bijlage bij deze uitspraak voor de relevante bepalingen.