Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder was vrijgelaten onder voorwaarden. De veroordeelde, geboren in 1970, was op 22 december 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaar. Na een periode van voorlopige hechtenis werd hij op 16 september 2024 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 859 dagen en diverse bijzondere voorwaarden. Echter, op 29 november 2024 werd de veroordeelde opnieuw aangehouden omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De officier van justitie diende een vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, die op 2 december 2024 door de rechter-commissaris werd toegewezen.
Tijdens de behandeling op 17 januari 2025 heeft de rechtbank de officier van justitie en de veroordeelde met zijn raadsman gehoord. De rechtbank heeft ook een reclasseringswerker als deskundige gehoord. De reclassering adviseerde om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden hield en er een hoog risico op nieuwe geweldsincidenten werd ingeschat. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling, waaronder het aantreffen van een boksbeugel in zijn kamer en zijn gewelddadige uitlatingen. De rechtbank besloot de vordering tot herroeping toe te wijzen en gelastte dat de veroordeelde een gedeelte van de vrijheidsstraf van 365 dagen alsnog moet ondergaan.