ECLI:NL:RBOVE:2025:535

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
08.952033.16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde wegens niet-naleving van voorwaarden

Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder was vrijgelaten onder voorwaarden. De veroordeelde, geboren in 1970, was op 22 december 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaar. Na een periode van voorlopige hechtenis werd hij op 16 september 2024 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 859 dagen en diverse bijzondere voorwaarden. Echter, op 29 november 2024 werd de veroordeelde opnieuw aangehouden omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De officier van justitie diende een vordering in tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, die op 2 december 2024 door de rechter-commissaris werd toegewezen.

Tijdens de behandeling op 17 januari 2025 heeft de rechtbank de officier van justitie en de veroordeelde met zijn raadsman gehoord. De rechtbank heeft ook een reclasseringswerker als deskundige gehoord. De reclassering adviseerde om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden hield en er een hoog risico op nieuwe geweldsincidenten werd ingeschat. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling, waaronder het aantreffen van een boksbeugel in zijn kamer en zijn gewelddadige uitlatingen. De rechtbank besloot de vordering tot herroeping toe te wijzen en gelastte dat de veroordeelde een gedeelte van de vrijheidsstraf van 365 dagen alsnog moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
v.i. zaaknummer: 99.000463.36
Parketnummer: 08.952033.16
Datum beslissing: 31 januari 2025
Beslissing van de meervoudige strafkamer op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1970 op [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in [locatie 1] ,
hierna: de veroordeelde.

1.Het verloop van de procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 22 december 2017 is de veroordeelde tot een gevangenisstraf van 11 jaren veroordeeld met aftrek van de tijd die de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Bij besluit Voorwaardelijke Invrijheidstelling, van 13 september 2024, is de veroordeelde, met toepassing van de artikelen 6:2:10 en 6:2:11 Sv (oud) voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Daaraan zijn gedurende een proeftijd van 859 dagen de volgende bijzondere voorwaarden verbonden:
- Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met:
[naam] (geboren op [geboortedatum 2] 1959).
  • Veroordeelde meldt zich binnen 3 werkdagen na invrijheidsstelling bij Fivoor Reclassering, Marconistraat 2, 3029 AK in Rotterdam. Veroordeelde blijft zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt. Deze meldplicht heeft tot doel veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
  • Veroordeelde laat zich gedurende de proeftijd behandelen door de GGZ, of een soortgelijke zorgverlener, op tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener worden aangegeven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven.
  • Veroordeelde verblijft gedurende de proeftijd in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [locatie 2] , althans in een soortgelijke instelling. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen en het dagprogramma die de instelling heeft opgesteld.
  • Veroordeelde werkt mee aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of speekselonderzoek en/of ademonderzoek om het middelengebruik te controleren en beheersen.
  • Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of bewindvoering. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
  • Veroordeelde toont een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden.
Op 16 september 2024 is de veroordeelde feitelijk in vrijheid gesteld. De periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedraagt dan 859 dagen.
De veroordeelde is op 29 november 2024 aangehouden op grond van artikel 6:3:15, eerste lid, Sv (oud). De officier van justitie heeft op 29 november 2024 een vordering tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Deze vordering is bij beslissing van de rechter-commissaris in strafzaken van 2 december 2024 toegewezen.

2.De vordering

Op 2 december 2024 heeft de officier van justitie een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Deze vordering strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 365 dagen zal herroepen, omdat de veroordeelde zich niet aan een aantal voorwaarden heeft gehouden.

3.De behandeling ter terechtzitting

De rechtbank heeft kennis genomen van de relevante stukken in deze zaak, waaronder:
  • het reclasseringsadvies (voortijdige negatieve beëindiging toezicht) van 28 november 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa in Utrecht;
  • de reclasseringsadviezen van 7 april 2023, van 6 juni 2023, van 16 augustus 2023, van 18 juli 2024 en van 5 september 2024, allen opgemaakt door [reclasseringswerker 2] , reclasseringswerker bij Fivoor.
De rechtbank heeft ter openbare terechtzitting van 17 januari 2025 de officier van justitie en veroordeelde met zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, gehoord.
Daarnaast heeft de rechtbank [reclasseringswerker 3] (hierna ook: [reclasseringswerker 3] ), werkzaam als reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa in Utrecht, als deskundige gehoord.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de vordering.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben ter zitting bepleit om de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen. Veroordeelde heeft een gevangenisstraf gekregen van 11 jaren. Bij het opleggen van deze straf heeft de rechtbank in gedachten gehad dat hij dan na ongeveer 7,7 jaar in vrijheid zou worden gesteld. Het toewijzen van de vordering zal dan ook neerkomen op een hogere bruto straf dan de 11 jaar die is opgelegd en dat druist in tegen de bedoeling van de strafoplegging van de rechtbank in het vonnis van 22 december 2017.

4.De beoordeling

Toetsingskader
Artikel 6:2:11, eerste lid, Sv (oud) bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt onder een aantal algemene voorwaarden. Op grond van artikel 6:2:11, tweede lid, Sv (oud) kunnen daarnaast bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde worden gesteld. De voorwaardelijke invrijheidsstelling kan op grond van artikel 6:2:13 Sv (oud) worden herroepen indien de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd.
Het advies van de reclassering
Uit de reclasseringsadviezen en de toelichting van [reclasseringswerker 3] ter terechtzitting komt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Veroordeelde kampt met een beperkte intelligentie waardoor hij regelmatig wordt overvraagd. Hierdoor lopen de spanningen bij hem op. Hij heeft veel baat bij sturing, controle en begeleiding. Het is noodzakelijk en geïndiceerd dat veroordeelde tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling een begeleid of beschermd woontraject bij een passende wooninstelling gaat volgen. Sinds januari 2023 is gezocht naar een geschikte woonplek voor veroordeelde. De negatieve houding en de beperkte intelligente van veroordeelde zijn voor diverse wooninstellingen een contra-indicatie. Veroordeelde wenst een plek die niet in een grote stad is gelegen, waar hij softdrugs kan blijven gebruiken en vrouwen kan ontvangen. De startdatum van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is diverse keren uitgesteld omdat er geen geschikte woonlocatie voor hem beschikbaar was. Vanaf 16 september 2024 verbleef veroordeelde tijdelijk bij een overbruggingsplek van [locatie 2] in [plaats 1] . Op
20 november 2024 is veroordeelde geplaatst bij [locatie 2] [plaats 2] , waar hij sinds 2023 op de wachtlijst heeft gestaan. Op 21 november 2024 wordt door de begeleiding een boksbeugel aangetroffen in de kamer van veroordeelde. Daarmee heeft hij (ook) de huisregels overtreden. In daaropvolgende gesprekken met de reclassering geeft veroordeelde bij herhaling aan dat hij niet verder mee wil werken met de begeleiding, behandelingen aan de voorwaarden in het algemeen. De reclassering adviseert daarom de voorwaardelijke invrijheidsstelling te herroepen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden die zijn gesteld aan de invrijheidsstelling. Naast het aantreffen van een boksbeugel/steekwapen in zijn kamer, geeft veroordeelde herhaaldelijk aan dat hij niet mee wenst te werken aan de voorwaarden en laat hij zich in gesprekken gewelddadig en agressief uit. Ook ter terechtzitting heeft veroordeelde laten weten: “ik heb geen zin in die bullshit en ook niet om 24/7 mee te werken. Ik ben klaar met iedereen als ik vrijkom.” Daar komt bij dat het risico op het plegen van nieuwe geweldsincidenten als hoog wordt ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijke invrijheidstelling een onderdeel is van de opgelegde gevangenisstraf van 11 jaren. Een deel van de opgelegde vrijheidsstraf kan, onder voorwaarden, buiten de muren van de gevangenis ten uitvoer worden gelegd. Het toewijzen van de vordering zal naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet neerkomen op een hogere bruto straf zoals door de raadsman is bepleit, omdat veroordeelde zich, zoals hiervoor overwogen niet aan de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft gehouden.
De rechtbank zal gelet hierop de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling voor een periode van 365 dagen, toewijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst de vordering toe;
  • gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf, die als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
Deze beslissing is gegeven door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.