ECLI:NL:RBOVE:2025:532

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
84.267969.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het vervoeren en afleveren van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van de productie van harddrugs

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van het inladen, vervoeren en afleveren van gevaarlijke afvalstoffen, afkomstig van de productie van harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De verdachte was betrokken bij het opslaan en vervoeren van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijk afval, wat nadelige gevolgen voor het milieu kon hebben. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Wet milieubeheer en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en telecomdata. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn rol in de illegale activiteiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft geleid tot een strafvermindering. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de illegale afvoer van drugsafval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.267969.21 (P)
Datum vonnis: 30 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 30 september 2024 en 16 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen:
feit 1: drugsafval heeft opgeslagen, aanwezig heeft gehad dan wel heeft afgeleverd in een loods en heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad in een vrachtauto, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan of zijn ontstaan;
feit 2: zich heeft ontdaan van gevaarlijke afvalstoffen, afkomstig van de vervaardiging/bereiding van drugs, door die afvalstoffen af te geven aan een ander bij een loods aan de [adres 2] ;
feit 3: gevaarlijke stoffen, afkomstig van de vervaardiging/bereiding van drugs, niet op de voorgeschreven wijze heeft vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2019 tot en met 7 juni 2019, althans in of
omstreeks de maand(en) mei 2019 en/of juni 2019, althans in 2019, in de gemeente
Barneveld en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, opzettelijk, (een) handeling(en) met afvalstoffen heeft verricht
en/of nagelaten waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs had(den) kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het
milieu ontstonden en/of konden ontstaan, niet aan zijn / hun verplichting heeft /
hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en/of zijn
mededader(s) konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te
voorkomen en/of te beperken, immers heeft / hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) toen in een loods/opslagruimte aan de [adres 2]
- een aantal, althans één of meer IBC-vaten en/of
- een aantal, althans één of meer jerrycans en/of
- een aantal, althans één of meer (deksel)vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging / bereiding van
amfetamine / synthetische drugs opgeslagen / aanwezig gehad / afgeleverd, terwijl
er geen sprake was van scheiding tussen stoffen die met elkaar kunnen reageren
en/of was (waren) er geen brandbestrijdingssyste(e)m(en) en/of brandbeveiligingssyste(e)m(en) aanwezig, althans waren voornoemde stoffen
opgeslagen in een loods die hiervoor onvoldoende veilig was ingericht en/of
heeft / hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) toen
- een aantal, althans één of meer IBC-vaten en/of
- een aantal, althans één of meer jerrycans en/of
- een aantal, althans één of meer (deksel)vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging / bereiding van
amfetamine / synthetische drugs vervoerd en/of aanwezig gehad in een vrachtauto,
althans een vervoermiddel, terwijl er geen sprake was van scheiding tussen stoffen
die met elkaar kunnen reageren;
2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot
en met 27 juni 2019 in Voorthuizen en/of de gemeente Barneveld, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
zich al dan niet opzettelijk, van bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen, te
weten:
- een hoeveelheid van circa 39.000 liter in 39 stuks IBC-vaten, en/of
- een hoeveelheid van circa 2420 liter in 99 jerrycans, en/of
- een hoeveelheid van circa 4000 liter in 21 (deksel)vaten,
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van
de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine,
althans drugs, althans een grote hoeveelheid van circa 45.420 liter vloeistoffen (afvalstoffen),
heeft ontdaan door afgifte aan een ander in/bij een loods, te weten loods [nummer 1] aan de
[adres 2] ;
3
Hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en
met 27 juni 2019 in Voorthuizen en/of de gemeente Barneveld, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met
vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van
genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde
regels, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) met een of meerdere
motorrijtuig(en), zijnde een transporteenheid (vrachtwagen met kenteken
[kenteken 1] en/of bakwagen met kenteken [kenteken 2] ) een hoeveelheid gevaarlijke
stoffen vervoerd, althans heeft doen vervoeren, althans genoemd(e) motorrijtuig(en), waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen en/of resten daarvan bevonden, laten staan en/of laten liggen, te weten:
- een hoeveelheid van circa 39.000 liter in 39 stuks IBC-vaten, en/of
- een hoeveelheid van circa 2420 liter in 99 jerrycans, en/of
- een hoeveelheid van circa 4000 liter in 21 (deksel)vaten,
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van
de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine,
althans drugs, althans een grote hoeveelheid van circa 45.420 liter vloeistoffen (afvalstoffen),
zonder inachtneming van de regels/voorschriften gesteld in bijlage A behorende bij
de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen
over de weg (ADR) versie 2019, aangezien
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 5.2.1.1 en het gestelde in 5.2.1.4 de
vervoerde voorwerpen, stoffen, IBC’s met een inhoud van meer dan 450 liter en/of
grote verpakkingen niet waren voorzien van de vereiste etiketten en/of van de
voorgeschreven UN-nummers, en/of
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 8.1.2.2 onder b en/of 8.2.1.1 de chauffeur
niet in bezit was van een vakbekwaamheidscertificaat zoals voorgeschreven in 8.2.1
en/of deze (aldus) niet werd meegevoerd in de transporteenheid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding [1]
Op 27 juni 2019 zijn vaten en jerrycans met in totaal 45.420 liter vloeistoffen aangetroffen in loods [nummer 1] van het mobilisatiecomplex (MOB-complex) aan de [adres 2] . De vloeistoffen stonden in de boxen [nummer 2] en [nummer 3] van de loods en waren opgeslagen in jerrycans, dekselvaten en IBC-vaten. [2]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten. Daarnaast is niet bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het drugsafval gedurende de transporten.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De vloeistoffen
Van de vloeistoffen aangetroffen in de loods zijn monsters genomen. In de monsters is de aanwezigheid van amfetamine, methamfetamine, MDMA, BMK, apaan, PMK en aceton aangetoond. [3] Amfetamine, methamfetamine en MDMA zijn vermeld op lijst I van de Opiumwet; de overige stoffen staan op de lijst van drugsprecursoren van Verordening (EG) nummer 111/2005 betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren.
Een deel van de stoffen betrof licht ontvlambare oplosmiddelen en was afkomstig van de vervaardiging van MDMA. De overige vloeistoffen waren sterk zure en/of alkalische/waterige vloeistoffen die afkomstig zijn van de productie van amfetamine. [4] Deze stoffen zijn aan te merken als afvalstoffen en de stoffen kunnen leiden tot bodem- of waterverontreiniging. [5]
De monsters die zijn genomen uit de IBC-vaten bevatten (zeer sterk) zure vloeistoffen met een pH-waarde van 1 tot 3, neutrale vloeistoffen met resten van amfetamine, of aceton. [6] De vloeistoffen zijn aan te merken als gevaarlijke stoffen in de zin van de Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR). [7] Op de IBC-vaten ontbraken (juiste) etiketten of opschriften van de inhoud. [8] De aangetroffen stoffen worden derhalve aangemerkt als gevaarlijke afvalstoffen.
De wijze van opslag
De vloeistoffen zaten in 99 jerrycans van verschillende formaten, 21 klemdekselvaten (van 120 tot 220 liter) en 39 IBC-vaten die naast elkaar in de loods stonden. [9] Een deel van de vaten was afgedekt met kledingvodden. Op de betonvloer, voor de jerrycans, lag een plas bruine vloeistof. [10] Uit een IBC-vat was vloeistof gelekt, waardoor de betonvloer was aangetast. [11]
De loods waarin de vloeistoffen stonden was niet voorzien van een vloeistofdichte vloer. De zure en basische stoffen waren niet van elkaar gescheiden. [12] Voor loods [nummer 1] aan de [adres 2] was geen vergunning voor de opslag van gevaarlijke afvalstoffen afgegeven. [13]
De wijze van vervoer
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) heeft verklaard dat hij op 30 mei 2019 en 7 juni 2019 ritten heeft uitgevoerd van de [adres 3] naar de [adres 2] . [14] Uit onderzoek is gebleken dat aan de [adres 3] in dezelfde periode een productielocatie van synthetische drugs was gevestigd. [15]
Op 30 mei 2019 heeft [medeverdachte] een rit uitgevoerd met een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] . Op 7 juni 2019 reed [medeverdachte] met een bakwagen met kenteken [kenteken 2] . Op beide data zijn de twee voertuigen te zien op de camerabeelden van de toegangspoort van het MOB-complex in [plaats 1] . [16] Op beide dagen werden meerdere IBC-vaten afgeleverd bij de loods te [plaats 1] , aldus [medeverdachte] . [17]
De transporten op 30 mei 2019 en 7 juni 2019 voldeden niet aan de voorschriften van de ADR die worden gesteld aan het vervoer van gevaarlijke stoffen. [18] Gevaarlijke stoffen moeten zijn voorzien van de in de ADR voorgeschreven opschriften, kenmerken en etiketten, en van de juiste UN-nummers (gevaaretiket). [19] [medeverdachte] had geen vermelding in het landelijke register van inzamelaars, handelaars of bemiddelaars in gevaarlijke afvalstoffen en beschikte niet over een vakbekwaamheidscertificaat voor het vervoer van gevaarlijke goederen. Ook was zijn vrachtauto niet ingericht voor het vervoer van gevaarlijk stoffen. [20]
De betrokkenheid van [verdachte]
Op de camerabeelden van de toegangspoort van het MOB-complex in [plaats 1] is te zien dat op 30 mei 2019 de vrachtwagen van [medeverdachte] en een wit kleurige Ford Transit met kenteken [kenteken 3] achter elkaar het terrein van het complex op- en afrijden. [21] Uit het onderzoek van de politie blijkt dat de Ford Transit kort daarna, op 3 juni 2019, op naam staat van verdachte. [22]
Volgens [medeverdachte] begeleidde de witte bus hem naar het complex. Hij had contact met de man in de witte bus. Verbalisanten houden [medeverdachte] foto’s 3, 5 en 5a voor, die als bijlagen aan het verhoor zijn toegevoegd. [medeverdachte] herkent de persoon op de getoonde foto’s als degene die in de witte bus reed. Verbalisanten houden vervolgens de naam van verdachte voor. [medeverdachte] geeft aan dat hij niet wist dat verdachte zo heette. Volgens [medeverdachte] heeft deze persoon geholpen met inladen en hielp deze persoon niet altijd met uitladen. Dit inladen gebeurde volgens [medeverdachte] altijd aan de [adres 3] . Deze persoon was daar meestal alleen, aldus [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij van de man, wijzend naar de foto 5a, twee keer contant € 50,- heeft gekregen voor het inladen. Het vervoeren van de stoffen naar de opslag in [plaats 1] moest volgens [medeverdachte] van de persoon die is te zien op foto 5a. [23]
De telecomdata
Uit het onderzoek PLANO is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik is bij [medeverdachte] . [24] Tussen maart en juli 2019 hebben 630 registraties tussen het nummer van [medeverdachte] en het nummer [telefoonnummer 2] plaats gevonden. Dit nummer staat op naam van ‘ [omschrijving] ’ en is geregistreerd op het adres van [medeverdachte] . [25]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij naar dit telefoonnummer belde en dat de persoon naar wie hij belde de persoon op foto 5a betrof. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat hij het telefoonabonnement voor dit nummer heeft betaald. De persoon op foto 5a betaalde dit abonnement contant via een enveloppe in de brievenbus. [26]
De productielocatie aan de [adres 3] ligt vlak onder een telecommast. Uit een analyse van de telecomdata van het nummer in gebruik van [medeverdachte] is gebleken dat altijd voor en/of na het aanstralen van de telecommast aan de [adres 3] ook contact is geweest tussen de mast en het nummer [telefoonnummer 2] . Ook wordt de mast aangestraald buiten reguliere werkdagen, namelijk op Hemelvaartsdag (30 mei 2019), vrijdagavond 7 juni 2019 en de zaterdagochtenden van 8 juni 2019, 15 juni 2019 en 29 juni 2019. [27] Door verbalisant [verbalisant 1] is geverbaliseerd dat wanneer op de vrijdagavond en/of zaterdagochtend een vrachtwagen nodig is er telefoonverkeer plaatsvindt tussen het nummer [telefoonnummer 1] en het nummer [telefoonnummer 2] . [28]
Op 7 juni 2019 om 20:53:12 uur en 20:57:26 uur heeft het toestel met het nummer [telefoonnummer 1] , gedurende 0 en 33 seconden contact, met het toestel [telefoonnummer 2] . Op
dat moment straalt het toestel de telecommast aan de [adres 4] aan. Dit is tussen de locatie van de [adres 5] en het MOB-complex te [plaats 1] .
Om 21:02:16 uur en 21:06:05 uur heeft het toestel met het nummer [telefoonnummer 1] gedurende 0 seconden contact met het toestel [telefoonnummer 2] . Op dat moment straalt het toestel de telecommast aan de [adres 6] aan. Dit is tussen de locatie [adres 5] en het MOB-complex te [plaats 1] . Om 21:06:07 uur komt de vrachtwagen met kenteken [kenteken 2] aan bij de toegangspoort van het MOB-complex. [29]
Overwegingen
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte]
heeft tussen 26 en 28 oktober 2020 verklaringen afgelegd over verschillende transporten van IBC-vaten naar verschillende locaties en zijn betrokkenheid hierbij. Ook heeft hij verklaard over de rol van verdachte.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, twijfelt de rechtbank niet aan de betrouwbaarheid van de belastende verklaring van [medeverdachte] . Zo zijn verklaringen - afgelegd gedurende een periode van drie dagen - voldoende consistent. Ook vindt zijn verklaring op meerdere onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen van het dossier, zoals de bevindingen van de politie ten aanzien van de observatie in [plaats 2] , zijn betrokkenheid bij andere transporten die vanaf deze locatie zijn verricht en de daarmee overeenkomende vervoersbewegingen op grond van de onderzochte telecomgegevens van het mobiele nummer van [medeverdachte] . De transporten naar het Duitse Kotten op 29 juni 2019 en naar Nieuwegein op 13 juli 2019 zijn hier een voorbeeld van. [30] Tot slot belast [medeverdachte] zichzelf met de door hem afgelegde verklaring, wat ook bijdraagt aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte] dan ook voor het bewijs gebruiken.
Betrouwbaarheid ontkenning verdachte
Verdachte erkent dat hij enkele keren op de locatie in [plaats 2] is geweest, maar ontkent zijn betrokkenheid bij wat hem ten laste is gelegd. Hij heeft verklaard dat hij op verzoek van een derde boodschappen afleverde op de locatie. Hij wist niet voor wie hij dat deed en welke activiteiten zich daar afspeelden. Hij ontkent dat hij vaten heeft ingeladen op de locatie.
Gedurende de observatie van 4 juli 2019 tot en met 17 juli 2019 in [plaats 2] is te zien is hoe een persoon op 13 juli 2019 met een vorkheftruck verschillende IBC-vaten inlaadde in de vrachtwagen van [medeverdachte] . [31] Ook op andere dagen gedurende de observatie is te zien dat deze persoon verschillende goederen in- en uitlaadt op deze locatie. [32] [medeverdachte] heeft verklaard dat deze persoon altijd hielp met het inladen van de vaten op deze locatie. De persoon op de camerabeelden die als bestuurder van de Ford Transit meerdere malen bij het pand in [plaats 2] komt, is door verbalisant [verbalisant 2] herkent als zijnde [verdachte] op grond van een vergelijking met diens rijbewijsfoto. [33]
Door de raadsman is aangevoerd dat de gemaakte foto’s gedurende de observatie in [plaats 2] van onvoldoende kwaliteit zijn om op grond daarvan een betrouwbare herkenning van verdachte vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat het door verbalisant [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van herkenning is opgemaakt op ambtsbelofte. In de betrouwbaarheid van een dergelijk proces-verbaal van een opsporingsambtenaar mag een bijzonder vertrouwen gesteld worden. De rechtbank zal het proces-verbaal dan ook bezigen tot het bewijs.
De rechtbank overweegt dat op grond van:
- het vijfmaal op verschillende dagen waarnemen van de Ford Transit, die vanaf 3 juni 2019 geregistreerd was op naam van verdachte;
- de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 2] als degene die in de witte Ford Transit meerdere malen het terrein in [plaats 2] oprijdt, en;
- de verklaring van [medeverdachte] over de man met de witte bus die hem hielp met inladen van vaten in [plaats 2] en hem vervolgens naar het MOB-complex begeleidde in mei, juni en juli 2019;
voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te stellen dat verdachte de persoon is geweest die verschillende keren is geobserveerd op de locatie in [plaats 2] , samen met [medeverdachte] IBC-vaten in een vrachtwagen heeft geladen en vervolgens [medeverdachte] heeft begeleid naar de loods op het MOB-complex in [plaats 1] .
Op grond van voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij
alleen op de locatie in [plaats 2] is geweest om boodschappen af te leveren zonder te weten voor wie en waarom - hetgeen op zichzelf al twijfel oproept over de geloofwaardigheid van de verklaring - ongeloofwaardig. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dan ook ter zijde.
Betrokkenheid van verdachte bij transport IBC-vaten op 30 mei 2019 en 7 juni 2019
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het inladen, vervoeren en afleveren van IBC-vaten met vloeistoffen op 30 mei 2019. De betrokkenheid van verdachte is gegrond op de verklaring van [medeverdachte] ; verdachte hielp hem met het inladen van de vaten en begeleidde hem naar de locatie in [plaats 1] . De verklaring van [medeverdachte] wordt ondersteund door de bevindingen van de camerabeelden van de toegangspoort van het MOB-complex te [plaats 1] op 30 mei 2019.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het inladen, vervoeren en afleveren van IBC-vaten met vloeistoffen op 7 juni 2019. Op grond van de verklaring van [medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat verdachte ook die dag geholpen heeft met het inladen van de IBC-vaten. Uit de onderzochte telecomgegevens volgt dat gedurende het transport en vlak voor aankomst bij de locatie in [plaats 1] telefonisch contact is geweest tussen verdachte en [medeverdachte] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vinden steun in de bevindingen afkomstig uit de onderzochte telecomdata en de observatie in [plaats 2] van 4 juli 2019 tot en met 17 juli 2019.
Uit de telecomgegevens is immers gebleken dat verdachte en [medeverdachte] veelvuldig contact met elkaar hebben op de dagen dat verschillende transporten zijn uitgevoerd. Het contact neemt toe wanneer [medeverdachte] in de buurt is van de telecommast aan de [adres 3] . In samenhang met de verklaring van [medeverdachte] - hij heeft meerdere keren in mei, juni en juli 2019 bij verdachte vaten opgehaald en vervoerd - leidt de rechtbank af dat verdachte [medeverdachte] inschakelde wanneer er gedurende deze periode vaten moesten worden vervoerd.
Deze werkwijze wordt bevestigd door de observatie van de locatie in juli 2019. Verdachte is toen meerdere malen geobserveerd terwijl hij goederen aan het in- en uitladen was, waaronder IBC-vaten. Zo heeft [medeverdachte] verklaard over het inladen, vervoeren en afleveren van vaten naar een locatie in [plaats 3] op 13 juli 2019. [34] Verdachte is samen met [medeverdachte] en de vrachtwagen van [medeverdachte] , kenteken [kenteken 2] , op 13 juli 2019 gezien op de locatie in [plaats 2] , terwijl zeven IBC-vaten werden ingeladen door verdachte. [35] Ook op 6 juli 2019 worden verdachte en [medeverdachte] samen gezien op de locatie in [plaats 2] . [36]
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, tezamen genomen en in onderling verband bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte betrokken is geweest bij het inladen, vervoeren en afleveren van verschillende IBC-vaten op 30 mei 2019 en 7 mei 2019.
Inhoud van de vervoerde en afgeleverde IBC-vaten
Uit de hiervoor beschreven omstandigheden dat 1) de transporten d.d. 30 mei 2019 en 7 juni 2019 vervoersbewegingen betroffen vanaf een locatie in [plaats 2] waar in diezelfde periode een productielocatie van synthetische drugs was gevestigd, 2) IBC-vaten werden vervoerd; zo blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] en uit camerabeelden waarop te zien is dat verdachte IBC-vaten inlaadt in [plaats 2] , en 3) uitsluitend IBC-vaten
metgevaarlijke stoffen zijn aangetroffen in de loods in [plaats 1] , kan niet anders dan worden afgeleid dat de getransporteerde en afgeleverde IBC-vaten gevaarlijke afvalstoffen hebben bevat.
Wetenschap van verdachte
Door de verdediging is aangevoerd dat als al aangetoond kan worden dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de transporten, hij geen wetenschap had van de inhoud van de transporten, waardoor het opzet ontbreekt op het vervoeren en afleveren van de gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van de productie van drugs.
De rechtbank stelt voorop dat in het economisch strafrecht de term opzet moet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging, en niet op de wederrechtelijkheid daarvan.
De transporten van 30 mei 2019 en 7 juli 2019 werden uitgevoerd op een feestdag (30 mei 2019; Hemelvaartsdag) respectievelijk laat in de avond op een vrijdag (7 juni 2019). Dit zijn ongebruikelijke dagen en tijdstippen voor zakelijk (regionaal) vervoer. Het vervoeren van goederen buiten reguliere werktijden, in grote IBC-vaten, uitgevoerd door niet door een erkende vervoerder en zonder vervoerdocumenten brengt naar het oordeel van de rechtbank reeds de schijn met zich dat het om illegale goederen gaat. Degene die op deze manier goederen vervoert, althans die goederen inlaadt, dat vervoer begeleidt en de goederen aflevert, neemt welbewust het risico dat het illegale goederen betreft.
Gezien voornoemde omstandigheden mocht van verdachte tenminste worden verwacht dat hij onderzoek had ingesteld naar de hoedanigheid van de door hem ingeladen, vervoerde en afgeleverde vloeistoffen. Door dat niet te doen, bewust de ogen te sluiten en desondanks voornoemde handelingen te verrichten, ligt naar het oordeel van de rechtbank reeds daarin het opzet van verdachte op de verweten gedragingen besloten. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat, als al zou worden aangenomen dat verdachte niet wist wat er in de vaten zat, hij tenminste bewust het aanmerkelijke risico heeft aanvaard dat het hier om gevaarlijke afvalstoffen ging.
Medeplegen
Om tot medeplegen te kunnen komen, moet sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen ten minste twee personen. Daarnaast moet de intellectuele of materiële bijdrage van de medepleger(s) van voldoende gewicht zijn.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is vast te stellen dat verdachte de ontdoener is geweest van de vloeistoffen in de IBC-vaten op zowel 30 mei 2019 als 7 juni 2019. Op beide dagen hielp verdachte bij het inladen van de vaten, waarna deze werden vervoerd naar de locatie in [plaats 1] . Ook tijdens de transporten leverde verdachte een bijdrage. Op 30 mei 2019 begeleidde verdachte het transport naar deze locatie door vooruit te rijden en mee het terrein in [plaats 1] op te rijden. Op 7 juli 2019 is er telefonisch contact met [medeverdachte] gedurende het uitvoeren van het transport. Voor beide transporten gaf verdachte [medeverdachte] de opdracht de vaten te voeren en hiervoor betaalde hij hem twee keer € 50,-.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in samenwerking met [medeverdachte] een voldoende intellectuele en materiële bijdrage heeft geleverd aan het inladen, vervoeren en afleveren van de IBC-vaten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
Feiten 1 en 2
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte handelingen heeft verricht of nagelaten met afvalstoffen, waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan. De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van het zich ontdoen van stoffen. Voor de uitleg van het begrip ‘afvalstoffen’ in de Wet milieubeheer moet worden aangesloten bij de in artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 2008/98/EG gegeven omschrijving, te weten: elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat sprake is van een afvalstof.
Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte redelijkerwijs kunnen weten dat door het vervoeren, aanwezig hebben en afgeven van de afvalstoffen nadelige gevolgen voor het milieu konden ontstaan, gelet op de omstandigheden waaronder het vervoer, het aanwezig hebben en het afleveren hebben plaatsgevonden.
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte opzettelijk samen met een ander IBC-vaten met gevaarlijke afvalstoffen heeft vervoerd en (dus) aanwezig gehad in een vrachtauto en heeft afgeleverd aan een ander bij loods [nummer 1] aan de [adres 2] .
Partiële vrijspraak
Op basis van het dossier acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte jerrycans en (deksel)vaten heeft vervoerd, afgeleverd en opgeslagen bij de loods. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Feit 3
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte samen met een ander opzettelijk een aantal IBC-vaten met gevaarlijke stoffen heeft vervoerd terwijl verdachte niet in bezit was van het vereiste vakbekwaamheidscertificaat en zonder dat die IBC-vaten waren voorzien van de vereiste etiketten en/of de voorschreven UN-nummers.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 30 mei 2019 tot en met 7 juni 2019, in de gemeente
Barneveld, tezamen en in vereniging met een
ander, opzettelijk, handelingen met afvalstoffen heeft verricht
en/of nagelaten waarvan hij, verdachte, en zijn mededader
redelijkerwijs hadden kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het
milieu konden ontstaan, niet aan hun verplichting
hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem en zijn
mededader konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te
voorkomen en/of te beperken, immers hebben hij verdachte en zijn mededader toen in een loods/opslagruimte aan de [adres 2]
- een aantal IBC-vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging / bereiding van
amfetamine / synthetische drugs afgeleverd, terwijl
er geen sprake was van scheiding tussen stoffen die met elkaar kunnen reageren,
hebben hij verdachte en zijn mededader toen
- een aantal IBC-vaten
inhoudende (gevaarlijk) afval afkomstig van de vervaardiging / bereiding van
amfetamine / synthetische drugs vervoerd en aanwezig gehad in een vrachtauto,
terwijl er geen sprake was van scheiding tussen stoffen
die met elkaar kunnen reageren;
2
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 30 mei 2019 tot en met 7 juni 2019 in de gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander,
zich opzettelijk, van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, te
weten:
- een aantal IBC-vaten
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van
de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine,
althans drugs,
heeft ontdaan door afgifte aan een ander in/bij een loods, te weten loods [nummer 1] aan de
[adres 2] ;
3
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 30 mei 2019 tot en met 7 juni 2019 in de gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk, handelingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet vervoer
gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en met
vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van
genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde
regels, immers hebben hij en zijn mededader met
motorrijtuigen, zijnde een transporteenheid (vrachtwagen met kenteken
[kenteken 1] en bakwagen met kenteken [kenteken 2] ) een hoeveelheid gevaarlijke
stoffen vervoerd waarin of waarop zich gevaarlijke stoffen en/of resten daarvan bevonden, laten staan en/of laten liggen, te weten:
- een aantal IBC-vaten,
met een sterk zure en/of basische en/of alkalische waterige vloeistof, afkomstig van
de vervaardiging/bereiding van amfetamine en/of MDMA en/of methamfetamine,
althans drugs,
zonder inachtneming van de regels/voorschriften gesteld in bijlage A behorende bij
de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen
over de weg (ADR) versie 2019, aangezien
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 5.2.1.1 en het gestelde in 5.2.1.4 de
vervoerde voorwerpen, stoffen, IBC’s met een inhoud van meer dan 450 liter en/of
grote verpakkingen niet waren voorzien van de vereiste etiketten en/of van de
voorgeschreven UN-nummers, en/of
- in strijd met het bepaalde in voorschrift 8.1.2.2 onder b en/of 8.2.1.1 de chauffeur
niet in bezit was van een vakbekwaamheidscertificaat zoals voorgeschreven in 8.2.1
en/of deze (aldus) niet werd meegevoerd in de transporteenheid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 10.1, eerste lid en derde lid, en 10.37 van de Wet milieubeheer, en artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, artikel 2 van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen en de artikelen 5.2.1.1, 5.2.1.4, 8.1.2.2 en 8.2.1.1 van Bijlage A van de ADR, in samenhang met de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.37, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging geen gevangenisstraf op te leggen, gelet op het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en het moment van de uitspraak. Na het verstrijken van een periode van vijfeneenhalf jaren is het opleggen van een gevangenisstraf niet meer passend, aldus de raadsman.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het op illegale wijze vervoeren en het zich ontdoen van een aanzienlijke hoeveelheid afvalstoffen, afkomstig van de productie van amfetamine en MDMA. Hij heeft door opdracht te geven tot en het begeleiden van de transporten een essentiële intellectuele en materiële bijdrage geleverd aan de bewezenverklaarde feiten. Het bewust overtreden van de milieuregelgeving om de illegale productie van synthetische drugs te verhullen, levert grootschalige afvaldumpingen op en is een groot maatschappelijk probleem. Door het niet op reguliere wijze afvoeren van afvalstoffen ontstaat een grote kans op milieuschade, zoals bodem- en waterverontreiniging. De illegale afvoer van drugsafval vormt een hoge kostenpost voor de overheid vanwege de - wettelijk verplicht gestelde - zorgvuldige verwijdering en verwerking van deze afvalstoffen. Tenslotte kan niet onvermeld blijven dat verdachte met zijn handelen een onmisbare schakel heeft gevormd in het faciliteren van grootschalige drugsproductie. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dit alles neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 oktober 2024. Hieruit blijkt niet van eerdere gelijksoortige veroordelingen.
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Hoewel verdachte niet in verzekering is gesteld en de betekening van de inleidende dagvaarding pas op 30 september 2024 heeft plaatsgevonden, dateren de feiten uit 2019 en vond het eerste verhoor van verdachte plaats op 14 mei 2021. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De datum van dit vonnis is 30 januari 2025; dat betekent dat de redelijke termijn geruime tijd is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat in de eerste plaats rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en de rol van verdachte daarin in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Echter, gelet op het tijdsverloop tussen de ten laste gelegde feiten en de datum van het vonnis en de overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) passend.
Alles afwegende, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van tweehonderdveertig uren opleggen, te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis indien verdachte deze niet (naar behoren) uitvoert.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.37, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en tot 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.
Buiten staat
Mr. R.P. van Campen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBA20002 (onderzoek Pieterman). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) van 9 december 2020, PIE57, pagina’s 1328 t/m 1331.
3.Een geschrift, te weten een rapport Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 29 juni 2019 aan de [adres 2] van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 28 oktober 2019, pagina 859.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020, PIE57, pagina 1332; een geschrift, te weten de standaardverklaring van het NFI over milieu- en gezondheidsrisico’s voor het achterlaten, lozen en vervoer van (afval)stoffen van de productie van MDMA, amfetamine en metamfetamine, PIE07149, pagina 968.
5.Een geschrift, te weten de standaardverklaring van het NFI over milieu- en gezondheidsrisico’s voor het achterlaten, lozen en vervoer van (afval)stoffen van de productie van MDMA, amfetamine en metamfetamine, PIE07149, pagina 972.
6.Het proces-verbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen, PIE49, pagina 1235, en het proces-verbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020, PIE57, pagina’s 1330 en 1331.
7.Het proces-verbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen, PIE49, pagina’s 1239 en 1240.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020, PIE57, pagina 1332.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020, PIE57, pagina’s 1328 t/m 1331.
10.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020, PIE57, pagina 1328; geschriften, te weten foto’s 59, pagina’s 1336-1338.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO van 9 december 2020, PIE57, pagina 1329; geschriften, te weten foto’s 35-36, pagina 1351.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens de gemeente Barneveld van 6 augustus 2019, PIE07001, pagina 628.
13.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoeksvraag opslag afvalstoffen van 23 december 2020, PIE59, onder ‘conclusie’, pagina’s 1373 en 1374.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 294, vanaf de negende alinea, pagina 295, laatste alinea
15.Het proces-verbaal van bevindingen analyse productielocatie ( [plaats 2] ) en opslaglocatie ( [plaats 1] ) van 17 december 2020, PIE28, pagina 49, zesde alinea.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 294, vanaf de negende alinea, pagina 295, laatste alinea, in samenhang met het proces-verbaal van bevindingen uitwerking beelden van de toegangspoort van 18 augustus 2019, PIE07010, pagina’s 736, 738 t/m 741, 746 t/m 750.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 295, twaalfde alinea en pagina 296, negende alinea.
18.Het proces-verbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen van 27 oktober 2020, PIE49, pagina’s 1242 en 1243.
19.Het proces-verbaal Wet vervoer gevaarlijke stoffen van 27 oktober 2020, PIE49, pagina’s 1239, 1241 en 1242.
20.Het proces-verbaal van bevindingen Raadplegen NIWO van 7 januari 2021, pagina 1377 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 304, zesde en achtste alinea.
21.Het proces-verbaal van bevindingen uitwerking beelden van de toegangspoort van 18 augustus 2019, PIE07010, pagina 737.
22.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [plaats 2] van, PIE 07 013, pagina’s 757 t/m 787 in samenhang met proces-verbaal van bevindingen herkenning verdachte van 25 juli 2019, PIE 07 089, pagina’s 892 en 893.
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 295, laatste alinea, pagina 296, eerste en zesde alinea, 297, eerste twee alinea’s, pagina 304, eerste twee alinea’s, inclusief fotobijlage, pagina’s 308 en 310.
24.Het proces-verbaal PVB Analyse Productielocatie ( [plaats 2] ) en Opslaglocatie ( [plaats 1] ) van 17 december 2020, PIE28, pagina 1080, tweede alinea.
25.Het proces-verbaal PVB Analyse Productielocatie ( [plaats 2] ) en Opslaglocatie ( [plaats 1] ) van 17 december 2020, PIE28, pagina 1081, zesde alinea.
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 299, twee na laatste en laatste alinea.
27.Het proces-verbaal PVB Analyse Productielocatie ( [plaats 2] ) en Opslaglocatie ( [plaats 1] ) van 17 december 2020, PIE28, pagina 1080, onder ‘Telecomgegevens’, en pagina 1081, onder ‘GSM-nummer [telefoonnummer 2] ’, en pagina 1084, onder ‘bewust en nauwe samenwerking’.
28.Het proces-verbaal PVB Analyse Productielocatie ( [plaats 2] ) en Opslaglocatie ( [plaats 1] ) van 17 december 2020, PIE28, pagina 1081, eerste alinea, laatste zin.
29.Het proces-verbaal PVB Analyse Productielocatie ( [plaats 2] ) en Opslaglocatie ( [plaats 1] ) van 17 december 2020, PIE28, pagina 1091, eerste t/m derde rij.
30.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 301, vanaf de zevende alinea in samenhang met het proces-verbaal PVB Analyse Productielocatie ( [plaats 2] ) en Opslaglocatie ( [plaats 1] ) van 17 december 2020, PIE28, pagina 1084, laatste alinea, en pagina’s 1095 t/m 1098.
31.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [plaats 2] van, PIE 07 013, pagina’s 774 t/m 777, pagina 786 en pagina’s 813 t/m 817.
32.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [plaats 2] van, PIE 07 013, pagina’s 757 t/m 787
33.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [plaats 2] van, PIE 07 013, pagina’s 757 t/m 787 in samenhang met proces-verbaal van bevindingen herkenning verdachte van 25 juli 2019, PIE 07 089, pagina’s 892 en 893.
34.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 oktober 2020, PIE17, pagina 301, vanaf de zevende alinea.
35.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [plaats 2] van, PIE 07 013, pagina’s 774 t/m 777, pagina 786 en pagina’s 813 t/m 817.
36.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [plaats 2] van, PIE 07 013, pagina’s 760 t/m 762 en pagina 783.