ECLI:NL:RBOVE:2025:531

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
84.223868.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het voorhanden hebben en opslaan van een grote hoeveelheid onveraccijnsde rooktabak

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 27-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte was samen met twee medeverdachten betrokken bij het voorhanden hebben en opslaan van 2.454 kilogram onveraccijnsde rooktabak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze grote hoeveelheid tabak voorhanden had, wat in strijd is met de Wet op de Accijns. De feiten kwamen aan het licht na een doorzoeking van een vakantiewoning op 3 september 2022, waar de tabak werd aangetroffen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank concludeerde dat hij wel degelijk wist van de aanwezigheid van de tabak en actief betrokken was bij de productie ervan. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, wat leidde tot een strafvermindering. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de impact op de reguliere tabaksmarkt en het fiscale systeem van Nederland, en het feit dat de verdachte geen eerder strafblad had. De inbeslaggenomen tabak werd verbeurd verklaard, en de rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op die in lijn was met de oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.223868.22 (P)
Datum vonnis: 30 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat, namens verdachte, door zijn raadsman mr. W.R. Gorseling, advocaat in Cuijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 16 januari 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte 2.454 kilogram rooktabak voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen, buiten de heffing van accijns.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 september 2022, te Wekerom, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), opzettelijk (een) grote hoeveelheid accijnsgoed(eren), namelijk 2.454 kilogram tabaksproducten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Wet op de Accijns, bestaande uit rooktabak, (AMB-013), althans enig accijnsgoed, voorhanden en/of in opslag heeft gehad, terwijl die/dat accijnsgoed(eren) niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren/was betrokken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het voorhanden hebben en opslaan van de tabak. Daarnaast ontbreekt volgens de raadsman voldoende wettig en overtuigend bewijs op om grond van het dossier vast te stellen dat sprake is van de hoeveelheid kilogram rooktabak zoals is opgenomen in de tenlastelegging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 3 september 2022 is in een vakantiewoning aan de [adres 2] een grote hoeveelheid tabak aangetroffen. Bij het binnentreden en doorzoeken van de woning ter inbeslagname zijn verschillende voorwerpen aangetroffen en in beslag genomen. Deze voorwerpen betroffen onder meer diverse verhuisdozen, vuilniszakken en zwarte bakken met tabak. [2] Naar aanleiding van de aangetroffen voorwerpen in de woning zijn vier personen aangehouden, waaronder verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). [3]
Op verzoek van de FIOD hebben douaneambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] monsters genomen van de tabak in de vuilniszakken en de waterpijptabak in de zwarte kunststofbakken. Na weging bleek er in totaal 2.454 kilogram tabak in beslag te zijn genomen. Ook werd vastgesteld dat voor het adres aan de [adres 2] geen vergunning Accijns Goederenplaats was afgegeven. [4]
De genomen monsters zijn opgestuurd naar en onderzocht door het douanelaboratorium. Zij heeft drie van de vier monsters geïdentificeerd als waterpijptabak, goederencode 2403.1100, die zonder verdere behandeling rookbaar is in een waterpijp met behulp van de rookmachine. [5]
Het douanelaboratorium heeft het vierde monster geïdentificeerd als tabak, goederencode 2401.20, die zonder verder behandeling niet rookbaar is. Na versnijden van het monster is de tabak rookbaar met behulp van een rookmachine, aldus het douanelaboratorium. [6]
Overwegingen
De betrokkenheid van verdachte
Verdachte ontkent in verklaringen, afgelegd bij de politie, zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit. Verdachte is samen met [medeverdachte 1] voor een vakantie naar Nederland gekomen. Verdachte is twee uur voor zijn aanhouding gearriveerd bij de vakantiewoning. Hij zag op dat moment pas de tabaksproducten en wist er tot dat moment niet van af. Verdachte had geen enkele betrokkenheid bij het produceren en voorhanden hebben van de aangetroffen tabaksproducten, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt het volgende.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, verdachte en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) gezamenlijk het idee hadden om een chalet te huren en waterpijptabak te produceren. Hij is samen met verdachte naar Nederland afgereisd en verbleef vervolgens de eerste paar dagen samen met verdachte bij de ouders van de verloofde van [medeverdachte 1] , [naam 1] (hierna: [naam 1]). Hierna sliepen verdachte en [medeverdachte 2] in de vakantiewoning. Verdachte heeft aan [naam 1] gevraagd een chalet te huren. [medeverdachte 2] wist hoe de waterpijptabak moest worden gemaakt. Hij en verdachte hielpen bij het tillen en het dicht maken van de zakken. [7]
[naam 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] vijf maanden voor het ten laste gelegde feit al het idee had om waterpijptabak te produceren. Ongeveer een maand voor het ten laste gelegde feit vroeg hij aan haar om een vakantiehuisje te huren. Zij heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] op 22 of 23 augustus (de rechtbank begrijpt: 22 of 23 augustus 2022) enkele dagen hebben gelogeerd in het huis van haar ouders. Na het ophalen van de sleutel van de vakantiewoning is zij daar nog een keer op bezoek geweest. Zij heeft verklaard dat onder meer verdachte op dat moment in het chalet aanwezig was. [8]
[naam 2], de vader van [naam 1], heeft verklaard dat [medeverdachte 1] samen met een vriend naar Nederland is gekomen. Normaal komt hij zonder vrienden langs. Volgens hem zijn zij een dag of twee langs geweest, maar hoe lang kan hij zich niet exact herinneren. [9]
Gelet op hetgeen [medeverdachte 1] , [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard over de betrokkenheid van verdachte, in onderling verband bezien, legt de rechtbank de ontkennende verklaring van verdachte, die bovendien gedurende zijn verhoren is gewijzigd en innerlijk tegenstrijdig is, naast zich neer.
De hoeveelheid aangetroffen rooktabak
De rechtbank gaat voor de bewezenverklaring uit van het gewicht dat is genoemd in het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3], waarin is geverbaliseerd dat in totaal 2.454 kilogram tabak in beslag is genomen. [10] De rechtbank heeft op grond van het dossier geen aanleiding om te twijfelen aan dat gewicht.
Integendeel, want het wordt ondersteund door het volgende.
In de door de opsporingsambtenaar [verbalisant 4] opgestelde kennisgeving van inbeslaggenomen goederen is immers een aanzienlijk gedeelte van de in beslag genomen tabak niet gespecifieerd in kilo’s, maar in platte tekst benoemd, zoals in de regel “dertig dozen met totaal 772 stuks gevulde zakken, merk Al-Fakher”. [11]
Gedurende de doorzoeking van de woning is door verbalisant [verbalisant 5] vastgesteld dat in de slaapkamer zich een aantal dozen bevond, waarvan er enkele waren geopend. In deze dozen zaten kleinhandelsverpakkingen van één kilogram van het merk Al-Fakher, gevuld met (naar later bleek) waterpijptabak. [12]
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in deze kennisgeving van inbeslagneming en de in het proces-verbaal van doorzoeking genoemde hoeveelheden ondersteunend aan de conclusie met betrekking tot de totale hoeveelheid in beslag genomen tabak, neergelegd in het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3].
Voorhanden hebben accijnsgoederen
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van het voorhanden hebben en opslaan van de accijnsgoederen door verdachte, nu het op grond van artikel 5, eerste lid, onder b van de Wet op de accijns niet is toegestaan om accijnsgoederen voorhanden te hebben die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet in de heffing zijn betrokken.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaringen van [medeverdachte 1] en zijn verloofde [naam 1], volgt dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het gezamenlijke plan hadden om waterpijptabak te produceren. Op deze locatie werd uit de aanwezige tabak ook de waterpijptabak geproduceerd. Verdachte verbleef in de vakantiewoning waar de tabak werd gemaakt en was betrokken bij de productie ervan door - in ieder geval - de zakken tabak dicht te maken en te verplaatsen. Verdachte wist dus dat het om tabak ging en hij had daar feitelijke beschikkingsmacht over. Reeds daaruit volgt dat verdachte de tabak voorhanden had.
Er was op deze locatie geen vergunning Accijns Goederenplaats afgegeven. Op de met tabak gevulde kleinhandelsverpakkingen ontbraken de accijnszegels.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte accijnsgoederen buiten een accijnsgoederenplaats voorhanden heeft gehad.
Opzet
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte de hoeveelheid onveraccijnsde tabak opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Gelet op wat hiervoor is vastgesteld over het gezamenlijke plan van verdachten, de uitvoering van dit plan en de rol van verdachte hierbij, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens en dus opzettelijk 2.454 kilogram rooktabak voorhanden heeft gehad.
Medeplegen
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, verdachte en [medeverdachte 2] gezamenlijk het idee hadden om een chalet te huren en waterpijptabak te produceren. Hieruit volgt reeds dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Alle drie hebben vervolgens handelingen verricht, zonder welke de productie en het voorhanden hebben van de (waterpijp)tabak niet mogelijk is geweest. Zo verbleef verdachte in het chalet en heeft hij geholpen met het tillen en dichtmaken van de zakken. Deze bijdrage van verdachte aan hetgeen hem wordt verweten, is naar het oordeel van de rechtbank alleszins van voldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 september 2022, te Wekerom, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een hoeveelheid accijnsgoederen, namelijk 2.454 kilogram tabaksproducten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Wet op de Accijns, bestaande uit rooktabak, voorhanden en in opslag heeft gehad, terwijl die accijnsgoederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 5 en 97 Wet op de accijns en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat als de rechtbank tot bewezenverklaring komt een lagere straf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en opslaan van een grote hoeveelheid onveraccijnsde (waterpijp)tabak. Het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid waterpijptabak verstoort de reguliere markt voor tabakswaren, de economische ordening en het fiscale systeem van Nederland. Illegale tabaksproducten worden vaak verkocht voor een prijs die ver onder de reguliere prijs voor zulke producten ligt. Hiermee ontduikt verdachte de accijnsverplichting die op deze producten van toepassing is en ontstaat ten onrechte een significant concurrentievoordeel. Uit het dossier blijkt dat het nadeel voor de Nederlandse staat door het niet-betalen van de accijns op deze hoeveelheid waterpijptabak is vastgesteld op een bedrag van € 394.873.00. Tot slot heeft het handelen van verdachte een negatieve invloed op het anti-rookbeleid van de Nederlandse overheid. Met de handel in illegale tabaksproducten wordt dit beleid ondermijnd, nu prijsverhogingen door heffingen en accijns worden ontweken. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Verdachte is op 3 september 2022 in verzekering gesteld.
Verdachte kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 3 september 2022 de redelijke termijn, waarbinnen verdachte dient te worden berecht, is aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De datum van dit vonnis is 30 januari 2025; dat betekent dat de redelijke termijn ruim vier maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat rekening gehouden met straffen die rechters in soortgelijke strafzaken opleggen en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van fraude. Bij een benadelingsbedrag van tussen de € 250.000,00 tot € 500.000,00 schrijven de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor van twaalf tot zestien maanden. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte (nog) geen financieel voordeel had behaald bij de productie van de rooktabak.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht worden afgetrokken.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard, nu dit allemaal voorwerpen betreffen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen voorwerpen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde hoeveelheden accijnsplichtige tabak (onder de nummers 3, 6, 7, 8, 14, 20, 21 en 25) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien dit voorwerpen betreffen die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De overige, op de beslaglijst vermelde voorwerpen zijn naar het oordeel van de rechtbank voorwerpen die moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met betrekking tot welke het feit is begaan of met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te wetende op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1, 2, 4, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16 t/m 19 en 22 t/m 24;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 3, 6, 7, 8, 14, 20, 21 en 25.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025.
Buiten staat
Mr. L. Kesteloo is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 72018/ onderzoek Wake. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen binnentreden woning van 3 september 2022, inclusief fotobijlage AMB-005, pag. 36-55.
3.Proces-verbaal van bevindingen volgen en aanhouden verdachten van 3 september 2022, AMB-006, pag. 56, vanaf ‘kortstondig volgen voertuig’, tweede alinea, tot aan pag. 57, onder ‘aanhouding inzittenden’.
4.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht van de Douane Arnhem van 11 november 2022, AMB-013, pag. 96 t/m 98.
5.De bijlagen van het proces-verbaal van bevindingen en overdracht van de Douane Arnhem van 11 november 2022, AMB-013, pag. 99 en 100 en pag. 103 t/m 106.
6.De bijlagen van het proces-verbaal van bevindingen en overdracht van de Douane Arnhem van 11 november 2022, AMB-013, pag. 101 en 102.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 5 september 2022, V-003-03, pag. 190, achtste en elfde alinea, en pag. 192, twee na laatste alinea.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 5 september 2022, V-005-03, pag. 256, vierde alinea, tot aan eerste witregel, pag. 257 en pag. 258, tweede alinea, vierde en vijfde alinea.
9.Het proces-verbaal van eerste verhoor [naam 2] van 3 september 2022, V-001-01, pag. 144, vijfde alinea, in samenhang met het proces-verbaal van derde verhoor [naam 2] van 5 september 2022, V-001-03, pag. 161, tweede en derde alinea.
10.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht van de Douane Arnhem van 11 november 2022, AMB-013, pag. 97.
11.Zie kennisgeving van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant 4], ongenummerde pagina, PDF-pag. 8.
12.Het proces-verbaal van doorzoeking woning van 7 september 2022, IBN-A-001, pag. 110, laatste alinea.