3.3Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank de feiten 1 en 2 gezamenlijk bespreken.
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
In de nacht van 20 op 21 januari 2025 is er ingebroken op het afgesloten bedrijventerrein dat is gelegen aan de [adres 1] . Op dit bedrijventerrein bevindt zich een bedrijfsverzamelpand waarin onder meer het bedrijf [bedrijf 1] is gevestigd. Namens [bedrijf 1] is aangifte gedaan van diefstal van een geldbedrag van € 237,50. De ruit van de ruimte van [bedrijf 1] was ingegooid en de kluis die daar binnen stond was geopend en onherstelbaar beschadigd. Het voornoemde geldbedrag is uit een geldkistje in die kluis weggenomen.
Ook namens het bedrijf [bedrijf 2] is aangifte gedaan van diefstal, gepleegd in diezelfde nacht. Het buitenterrein van [bedrijf 2] is op het bedrijventerrein aan de [adres 1] gevestigd. Op dat buitenterrein bevinden zich twee loodsen en staan meerdere bedrijfsbussen geparkeerd. Het buitenterrein van [bedrijf 2] is afgesloten met een hek dat op slot zit middels een cilinderslot. Dit hek was geforceerd. Uit acht bedrijfsbussen is het elektrisch en gemotoriseerd gereedschap van [bedrijf 2] weggenomen, waarbij bij zeven van deze bedrijfsbussen het slot is verbroken. Daarnaast zijn bij de twee loodsen de sloten van de deuren verbroken en is het aldaar opgeslagen elektrisch en gemotoriseerd gereedschap weggenomen.
In het dossier bevinden zich camerabeelden met zicht op het elektronische schuifhek dat toegang biedt tot het gehele bedrijventerrein. Daarop is te zien dat er op 20 januari 2025 vanaf 23.42 uur drie personen gehurkt bij het hek zitten. Het hek wordt door die personen geopend op 21 januari 2025 om 01.31.00 uur, waarna te zien is dat zij het bedrijventerrein oplopen. Daarna rijden gedurende enige tijd meerdere voertuigen heen en weer door het geopende hek. Om 02.56 uur is vervolgens te zien dat de drie personen het bedrijventerrein verlaten via diezelfde toegangspoort.
Tijdens het forensisch onderzoek werd duidelijk dat er aan de onderzijde van de elektronische toegangspoort van het bedrijventerrein diverse geleiders (tandrails) zijn verwijderd. De bevestigingsbouten en de geleiders lagen bij de poort op de grond. Door het verwijderen van die geleiders werd de poort niet meer geblokkeerd of bediend door het tandwiel van de schuifpoortaandrijving en kon de poort makkelijk opengeduwd worden.
Op de opengebroken kluis van [bedrijf 1] is tijdens het forensisch onderzoek een bloedspoor aangetroffen en bemonsterd. Dit bloedmonster is door The Maastricht Forensic Institute (TMFI) onderzocht. Door het TMFI is vastgesteld dat dit bloedmonster een enkelvoudig DNA-profiel bevat met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het TMFI heeft geconcludeerd dat dit bloedmonster mogelijk DNA van verdachte bevat, vanwege een match met het DNA van verdachte.
Daarnaast is onderzoek gedaan naar de veiliggestelde data op de telefoon (van het merk Xiaomi Redmi) die onder verdachte in beslag is genomen. Dit betreft data in de periode van 10 januari 2025 tot en met 18 februari 2025. Op deze telefoon zijn afbeeldingen van verdachte in zijn privésfeer, van zijn identiteitskaart en van aan hem gerichte post aangetroffen. Deze afbeeldingen zijn met dat toestel gemaakt. Ook is een groot aantal afbeeldingen aangetroffen van weggenomen gereedschap van [bedrijf 2] . Zo komt het soort machine, het type en het interne nummer meermalen overeen met stukken gereedschap die bij [bedrijf 2] zijn weggenomen in de nacht van 20 op 21 januari 2025. Daarnaast zijn de tekst “ [bedrijf 2] ” en ook de keuringssticker met het logo van [bedrijf 2] meermalen duidelijk te zien op de betreffende afbeeldingen van die gereedschappen.
Verder zijn de historische verkeersgegevens van de telefoon, over de periode van
1 november 2024 tot en met 18 februari 2025, onderzocht. Daaruit is af te leiden dat verdachte op 20 januari 2025 om 19:46:20 uur tot en met 21 januari 2025 om 02:65:22 uur gebruik heeft gemaakt van drie zendmasten (cell-ID’s) die zich in de buurt van het bedrijventerrein aan de [adres 1] bevinden. Dit betreffen de zendmasten die zijn gelegen aan de [adres 2] , de [adres 3] en het [adres 4] .
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat er in een bloedspoor - dat is achtergelaten aan de achterkant van de opengebroken kluis in het kantoor van [bedrijf 1] - een enkelvoudig DNA-profiel is aangetroffen dat door het TMFI is gematcht aan het DNA van verdachte. Die matchkans is kleiner dan één op één miljard.
Verdachte heeft daarover verklaard dat de dader bij de inbraken vermoedelijk handschoenen van verdachte heeft gebruikt met daarop bloed van verdachte. Deze handschoenen heeft de dader meegenomen uit de auto(deur) van verdachte, nadat verdachte hem (samen met nog een ander) vanaf zijn restaurant in [plaats] naar Borne heeft gebracht. De verdediging heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van secundaire overdracht van het DNA van verdachte op de plaats delict.
De rechtbank overweegt dat dit alternatieve scenario wordt geschetst in een erg laat stadium van het strafproces, namelijk pas tijdens de inhoudelijke behandeling en nadat verdachte kennis heeft genomen van de inhoud van het procesdossier. Bij de politie en de rechter-commissaris heeft verdachte geen verklaring willen afleggen. In de raadkamer had verdachte (daarnaar gevraagd) geen verklaring voor de aanwezigheid van het bloedspoor dat is aangetroffen op de plaats delict.
De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario dat door verdachte is geschetst geen concrete en verifieerbare verklaring betreft die de aanwezigheid van zijn DNA in het bloedspoor op de verbroken kluis zou kunnen verklaren. Temeer niet nu bloed relatief snel opdroogt en de rechtbank de verklaring van verdachte - dat er dus kennelijk nat bloed van hem aan de door de dader gebruikte handschoenen zou zitten - niet aannemelijk acht, mede gelet op het tijdsverloop van bijna twee uren tussen het eerste moment waarop de daders bij de elektrische toegangspoort naar het bedrijventerrein te zien zijn en het moment dat zij het bedrijventerrein daadwerkelijk betreden om de inbraken te plegen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte onaannemelijk en zal die als ongeloofwaardig terzijde schuiven.
Verder stelt de rechtbank vast dat de telefoon van verdachte - op het moment van de inbraken - drie zendmasten in de buurt van de plaats delict heeft aangestraald en dat er een grote hoeveelheid afbeeldingen op de telefoon van verdachte is aangetroffen van de gereedschappen van [bedrijf 2] die daar op dat moment zijn gestolen.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij de ten laste gelegde inbraken aanwezig is geweest en dat hij daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Nu op de camerabeelden te zien is dat drie personen het elektronische toegangshek naar het bedrijventerrein forceren en enkele uren later dit bedrijventerrein ook weer samen verlaten, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dat verdachte de inbraken bij
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] samen met meerdere personen heeft gepleegd.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 heeft begaan.