In deze zaak hebben partijen A en B een koopovereenkomst gesloten waarbij partij A een sloep aan partij B heeft verkocht. Partij B heeft een aanbetaling gedaan en een sleutel van de sloep ontvangen, maar bij het ophalen van de sloep bleek deze gestolen te zijn. De centrale vraag in deze zaak is of de sloep juridisch gezien al was geleverd en of partij B het restant van de koopprijs verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat de sloep niet was geleverd, omdat er geen wilsovereenstemming bestond over de eigendomsoverdracht voordat partij B de sloep daadwerkelijk zou ophalen. De rechter concludeert dat partij A tekort is geschoten in zijn verplichting om de sloep te leveren, waardoor partij B bevoegd was de koopovereenkomst te ontbinden. De vordering van partij A tot betaling van de resterende koopprijs wordt afgewezen, en partij A wordt veroordeeld in de proceskosten. In reconventie wordt de vordering van partij B tot terugbetaling van de aanbetaling toegewezen, maar de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat het tekortschieten van partij A niet aan hem kan worden toegerekend. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.