ECLI:NL:RBOVE:2025:5083

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
11533251 \ CV EXPL 25-402
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming opslagruimte na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder, aangeduid als [eiser], en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had een opslagruimte gehuurd van de verhuurder, maar heeft gedurende een aantal maanden de huur niet betaald. Hierdoor heeft de verhuurder de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen tot ontruiming van de opslagruimte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, wat heeft geleid tot een aanzienlijke huurachterstand. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst terecht is ontbonden en dat de huurder de opslagruimte moet ontruimen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de huurder veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de huur tot aan de ontruiming, en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de verhuurder toegewezen, aangezien de huurder grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis benadrukt de verplichting van de huurder om de huur te betalen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11533251 \ CV EXPL 25-402
Vonnis van 29 juli 2025
in de zaak van
[eiser] B.V., handelend onder de naam [bedrijf],
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Groothuis Ligtermoet & Nijhuis,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.Samenvatting van de zaak

[gedaagde] huurt een opslagruimte van [eiser]. Maar omdat [gedaagde] de huur gedurende een aantal maanden niet heeft betaald, wordt de huurovereenkomst door de kantonrechter ontbonden. [gedaagde] moet de opslagruimte ontruimen. Verder moet [gedaagde] de achterstallige huur betalen en daarnaast (een bedrag gelijk aan) de huur betalen totdat hij de opslagruimte heeft verlaten. Ook moet [gedaagde] een bedrag aan [eiser] betalen omdat [eiser] kosten heeft gemaakt voor het innen van de huurachterstand.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
2.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 22 november 2023 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten. Afgesproken is dat [gedaagde] een opslagruimte zou huren van [eiser] en daarvoor € 57,50 per maand zou betalen. Met ingang van juli 2024 is de huur verhoogd naar € 59,50 per maand.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand, (een bedrag gelijk aan) de huur tot de ontruiming en de (proces)kosten.
4.2.
Aan deze vordering legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] zijn betalingsverplichting uit de huurovereenkomst niet is nagekomen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4.
[gedaagde] stelt dat er slechts een huurachterstand van twee maanden is en dat hij daar een betalingsregeling voor zou krijgen. Verder stelt [gedaagde] dat er gebreken aan de opslagruimte zijn waar niets aan wordt gedaan.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van toepasselijke algemene voorwaarden
5.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom, de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en/of de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is niet het geval. Er zijn ook geen algemene voorwaarden op de huurovereenkomst van toepassing verklaard.
De huurachterstand
5.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] achterloopt met het betalen van de huur. Tot en met oktober 2024 gaat het volgens [eiser] om een bedrag van € 410,50. Daarna is de achterstand verder opgelopen tot € 589,00 op 1 februari 2025.
5.3.
[gedaagde] betwist dat en stelt dat hij slechts een achterstand van twee maanden had.
5.4.
In reactie daarop heeft [eiser] toegelicht dat de afspraak was dat de huur automatisch van de rekening van [gedaagde] zou worden afgeschreven. Maar telkens werd de afschrijving gestorneerd (teruggeboekt naar de rekening van [gedaagde]). [eiser] heeft de betalingsherinneringen voor de maanden april 2024 tot en met maart 2025 meegestuurd. [eiser] stelt dat zij deze herinneringen steeds heeft gestuurd naar het e-mailadres dat [gedaagde] gebruikt, namelijk [e-mailadres]. [gedaagde] heeft daarna niet gezegd dat dat niet klopt. Daarom staat vast dat de bedragen niet zijn betaald en dat er een huurachterstand is vanaf april 2024.
5.5.
Er is geen reden waarom [gedaagde] de huur niet hoeft te betalen. [gedaagde] stelt dat hij had aangegeven dat er gebreken zijn waar niets aan wordt gedaan. Maar dat komt niet vast te staan. Want [eiser] betwist dat er gebreken zijn en dat [gedaagde] daarover iets tegen [eiser] heeft gezegd. Daarna heeft [gedaagde] zijn standpunt dat er wel gebreken zouden zijn waardoor hij de opslagruimte niet kon gebruiken, niet verder toegelicht of onderbouwd. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld dat hij de betaling van de huur mocht opschorten, kan dat verweer daarom niet slagen.
5.6.
Nu [gedaagde] geen beroep kan doen op opschorting, staat niets aan toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg. De vordering tot betaling van € 589,00 zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals vermeld in de beslissing. Tegen de gevorderde wettelijke rente tot 7 januari 2025 is geen verweer gevoerd, zodat ook dat deel van de vordering zal worden toegewezen.
Ontbinding en ontruiming
5.7.
Het betalen van de huur is een verplichting van [gedaagde], omdat hij dat met [eiser] heeft afgesproken. Deze verplichting moet [gedaagde] nakomen. Als [gedaagde] tekortschiet in het nakomen van die verplichting – dus: de huur niet of niet op tijd betaalt – mag [eiser] op grond van de wet (artikel 6:265 BW) de huurovereenkomst ontbinden. Er geldt wel een uitzondering. Als de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, dan mag het niet. Alleen een tekortkoming van voldoende gewicht geeft recht op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding. [1]
5.8.
De kantonrechter moet dus de vraag beantwoorden: is het niet betalen van de huur voldoende reden om de huurovereenkomst te ontbinden? Daarbij kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
5.9.
De kantonrechter beantwoord deze vraag met: ja, het niet betalen van de huur over de maanden april 2024 tot en met januari 2025 is in dit geval voldoende reden om de huurovereenkomst te ontbinden. Met andere woorden: de betalingsachterstand op het moment van de dagvaarding is zo groot dat deze de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
5.10.
[gedaagde] heeft ook geen redenen aangevoerd waarom dat in zijn geval anders zou moeten zijn. Hij stelt alleen dat hij een regeling zou krijgen om zijn betalingsachterstand te voldoen. In reactie daarop heeft [eiser] toegelicht dat [gedaagde] de mogelijkheid heeft gehad om een regeling te treffen. Maar [gedaagde] is de voorgestelde regelingen niet nagekomen en heeft de huurachterstand nog verder laten oplopen tot en met april 2025. [gedaagde] heeft niet gezegd dat dat niet klopt, zodat dat vast komt te staan. De kantonrechter vindt dan ook dat er voldoende reden is voor ontbinding van de huurovereenkomst.
5.11.
Ook de gevorderde ontruiming is toewijsbaar. Alleen zal de ontruimingstermijn worden bepaald op veertien dagen in plaats van de gevorderde drie dagen.
Betaling van de huur tot aan de ontbinding / schadevergoeding tot aan de ontruiming
5.12.
Na de dagvaarding is de huurachterstand verder opgelopen. [eiser] vordert betaling van de achterstallige huurpenningen vanaf de dagvaarding tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering worden toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
5.13.
[eiser] wil dat [gedaagde] een bedrag betaalt omdat [eiser] kosten moest maken om de betalingsachterstand te innen, voordat de zaak voor de rechter kwam. Die worden “buitengerechtelijke incassokosten” genoemd. Die vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
5.14.
De kantonrechter moet daarom kijken of [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). De kantonrechter stelt vast dat dat zo is.
5.15.
Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de extra eisen die dan gelden, zoals het sturen van een duidelijke brief (aanmaning) waarin is gewaarschuwd dat [gedaagde] mogelijk extra geld moest betalen, wanneer [gedaagde] uiterlijk zijn achterstanden moest betalen om dat te voorkomen én hoeveel extra geld dat dan zou zijn. De kantonrechter ziet dat er twee brieven zijn gestuurd.
5.16.
[eiser] heeft aan [gedaagde] op 25 september 2024 een aanmaning gestuurd. Die brief keurt de kantonrechter goed [2] . Daarom zal een bedrag van € 63,71 (inclusief BTW) worden toegewezen. [eiser] vraagt ook om rente over dit bedrag. Die zal worden toegewezen. [eiser] heeft niet gesteld dat zij deze kosten al had gemaakt voor de datum van de dagvaarding. Daarom zal de rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
5.17.
[eiser] heeft aan [gedaagde] op 15 oktober 2024 een ander aanmaning gestuurd. Deze brief keurt de kantonrechter niet goed. [3] Vanaf 1 oktober 2024 is er een nieuwe regeling over de stapeling van buitengerechtelijke incassokosten. Daarom zal de kantonrechter de 14-dagenbrief van 16 oktober 2024 toetsen aan deze nieuwe regels. [gedaagde] moet op grond van de huurovereenkomst elke maand een vast bedrag aan [eiser] betalen dat lager is dan 266,67 (termijnbetalingen op grond van eenzelfde rechtsverhouding). [eiser] heeft [gedaagde] voor de termijnbetaling van oktober 2024 een afzonderlijke aanmaning gestuurd. Omdat er ook al een aanmaning was gestuurd voor de niet betaalde huur van de maanden daarvoor, mocht er voor de maand oktober 2024 maar € 20,00 in rekening worden gebracht. Het bedrag dat [eiser] vordert is hoger. Daarom wordt de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor de termijnbetaling van oktober 2024 afgewezen.
De kosten voor de procedure bij de rechtbank
5.18.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
814,22

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de opslagruimte(n) met aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres];
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om het voormelde perceel met alle zich daarop en daarin bevindende personen en niet aan [eiser] toebehorende roerende zaken, te verlaten en te ontruimen binnen veertien dagen na de betekening van het ten deze te wijzen vonnis en met afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, met aanzegging dat, indien [gedaagde] daarmee in gebreke mocht blijven, de ontruiming door de deurwaarder zal worden bewerkstelligd en [gedaagde] met alle zich daarop en daarin bevindende personen en niet aan [eiser] toebehorende roerende zaken uit voormeld perceel te doen brengen naar de openbare straat;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 603,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 589,00, met ingang van 7 januari 2025, tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 59,90 per maand wegens huur voor de opslagruimte, staande en gelegen aan de [adres], te rekenen vanaf 1 februari 2025 tot aan het tijdstip van ontbinding van de overeenkomst;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 59,50 ter zake van schadevergoeding voor de opslagruimte, staande en gelegen aan de [adres], voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, zulks ingaande op het tijdstip waarop onderhavige huurovereenkomst is beëindigd, onder voorbehoud van (wettelijk) toegestane huurverhogingen;
6.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 63,71 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 10 januari 2025, tot de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 814,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.

Voetnoten

1.Dat heeft de Hoge Raad uitgelegd in de uitspraak van 28 september 2018. Dit is te vinden op www.rechtspraak.nl door te zoeken op ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Die brief voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
3.Die brief voldoet niet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, omdat daarin een hoger bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is aangezegd dan op grond van artikel 6:96 lid 8 BW en artikel 2a lid 1 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toegestaan.