ECLI:NL:RBOVE:2025:5008

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
08-103146-23, 08-038579-24, 08-064140-24, 08-279927-24, 21-003033-22 (vtul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor openlijke geweldpleging, belediging van ambtenaren en wederspannigheid

Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren. De man is schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging, belediging van ambtenaren en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan belediging van politieambtenaren tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaarste aanklacht van zware mishandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank heeft de schadevergoeding aan de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale vordering van de eerste benadeelde partij is afgewezen omdat de verdachte van dat feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft de vordering van de tweede benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd voor de gevolgen van de openlijke geweldpleging, volledig toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-103146-23, 08-038579-24, 08-064140-24, 08-279927-24,
21-003033-22 (vtul) (P)
Datum vonnis: 29 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 april 2025, 8 juli 2025 en van 15 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.A.A.M. Rupert, advocaat in Haaksbergen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mr. C. Harmsen, advocaat in Almelo, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging met parketnummer
08-103146-23 van 29 april 2025 op de voet van artikel 313 Sv, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08-103146-23
op 3 april 2022 [slachtoffer 1] zwaar heeft mishandeld (
primair), dan wel hem heeft mishandeld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg (
subsidiair);
08-038579-24
op 4 februari 2024 hoofdagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft beledigd (
feit 1) en zich heeft verzet tijdens zijn aanhouding (
feit 2);
08-064140-24
op 25 februari 2025 hoofdagent [verbalisant 3] en brigadier [verbalisant 4] heeft beledigd (
feit 1) en zich heeft verzet tijdens zijn aanhouding (
feit 2);
08-279927-24
op 25 mei 2024 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , terwijl het door verdachte gepleegde geweld letsel heeft veroorzaakt bij die [slachtoffer 2] .
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
08-103146-23
hij op of omstreeks 3 april 2022 te Almelo aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk (impressiefractuur) en/of intracranieel letsel, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn vuist, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 april 2022 te Almelo [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met kracht) met zijn vuist, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk (impressiefractuur) en/of intracranieel letsel ten gevolge heeft gehad;
08-038579-24
1.
hij op of omstreeks 4 februari 2024 te Almelo, opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "kankerwouten" en/of "kankermongolen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 4 februari 2024 te Almelo, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 5] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of ter overbrenging naar het dienstvoertuig, door (met kracht) het (boven)lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waar verbalisanten hem trachtten te bewegen;

08-064140-24

1.
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Almelo opzettelijk een ambtenaren, te weten [verbalisant 3] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "Kankermongool", "kankermongolen", "kankerkneusjes", "kankerstumper" en/of "kankerwouten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Almelo, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaren, [verbalisant 3] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zich te bewegen in een richting tegengesteld aan de richting waarin voornoemde ambtena(a)r(en) hem trachten te geleiden,
- door zijn (arm) spieren aan te spannen en/of pogen voornoemde abtenaren te slaan, en/of
- zich los te rukken met zijn armen;
08-279927-24
hij op of omstreeks 25 mei 2024 te Wierden openlijk, te weten op [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door:
- in een groep te schreeuwen en/of te schelden richting [slachtoffer 2] , en/of
- (vervolgens) als groep (met een dreigende houding) richting/naar die [slachtoffer 2] te lopen, en/of
- meerdere malen uit te halen naar [slachtoffer 2] , en/of
- die [slachtoffer 2] bij zijn kraag en/of bij zijn jas vast te pakken, en/of
- die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan en/of te stompen,
- een trappende beweging te maken richting het hoofd van [slachtoffer 2] ,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een blauw oog en/of een verkleuring/zwelling rondom het oog, voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Parketnummer 08-103146-23
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Door [slachtoffer 1] een vuistslag op zijn hoofd te geven heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte komt geen geslaagd beroep op noodweer toe omdat verdachte zich aan de situatie had moeten onttrekken nadat hij een duw had gekregen van [slachtoffer 1] . Verder was de reactie van verdachte niet proportioneel. Ook een beroep op noodweerexces kan niet slagen omdat niet is gebleken dat bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de bewezenverklaring van het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde. Wel is een beroep gedaan op noodweer(exces). Verdachte voelde zich bedreigd en mocht zich verdedigen tegen de aanval van [slachtoffer 1] . Aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat een eventuele overschrijding van de grenzen van noodzakelijkheid werd veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
3.1.3.1 De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bekend dat hij op 3 april 2022, in Almelo, [slachtoffer 1] met zijn vuist tegen zijn hoofd heeft geslagen. Verdachte werd aangevallen door [slachtoffer 1] en voelde zich bedreigd.
3.1.3.2 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 3 april 2022 is verdachte, net als [slachtoffer 1] , in uitgaansgelegenheid [locatie 1] in Almelo. Omstreeks 03:10:05 uur knijpt [slachtoffer 1] verdachte, die een stuk kleiner is dan [slachtoffer 1] , in zijn biceps of raakt hem daar aan. Omstreeks 03:10:23 knijpt [slachtoffer 1] verdachte opnieuw in zijn arm of raakt hem daar aan. Verdachte leunt daarop zijn lichaam naar voren, richting [slachtoffer 1] . Het lijkt een spugende beweging maar of daadwerkelijk is gespuugd kan de rechtbank niet vaststellen. Verdachte en [slachtoffer 1] lopen richting elkaar en komen ‘neus tegen neus’ te staan. [slachtoffer 1] duwt verdachte hard weg. Verdachte wordt daardoor naar achteren geduwd. Verdachte loopt naar voren, richting [slachtoffer 1] en er ontstaat een woordenwisseling. Een man met een hoodie gaat tussen beiden in staan en praat met [slachtoffer 1] , kennelijk om hem te bedaren. Een andere man pakt de arm van verdachte vast en verdachte beweegt zich naar achteren terwijl hij [slachtoffer 1] aan blijft kijken. De man met de hoodie heeft zijn arm om de schouders van [slachtoffer 1] en praat met hem. Op dat moment staan er twee personen, de man met de hoodie en de andere man naast en voor [slachtoffer 1] en op die wijze tussen verdachte en [slachtoffer 1] in. [slachtoffer 1] duwt dan de twee mannen rondom hem weg en beweegt zich voorwaarts richting verdachte. [slachtoffer 1] brengt zijn rechterarm naar achteren, haalt uit richting verdachte en raakt hem daarbij in zijn gezicht. Er ontstaat een kort en hevig handgemeen tussen verdachte en [slachtoffer 1] en verdachte geeft [slachtoffer 1] dan een vuistslag in diens gezicht. [slachtoffer 1] valt achterover en blijft op de grond liggen. Verdachte verlaat direct hierna [locatie 1] .
[slachtoffer 1] heeft onder meer een schedelbreuk (impressiefractuur) en intracranieel letsel opgelopen. Na ziekhuisopname op de afdeling neurologie is hij ruim twee maanden opgenomen geweest bij het [locatie 2] , waarna elders verdere behandeling plaatsvond die de rechtbank hier onbesproken laat maar die met name gericht was op het behandelen van de vergaande psychische gevolgen voor [slachtoffer 1] . De slotsom is helaas dat [slachtoffer 1] afhankelijk is geworden van zorg, niet meer zelfstandig zal kunnen wonen en arbeidsongeschikt is verklaard. De verwachting is dat dit alles van blijvende aard zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel dat bij [slachtoffer 1] is ontstaan zwaar lichamelijk letsel is in de zin van artikel 82 Sr. De rechtbank baseert dit oordeel op de aard van het letsel van [slachtoffer 1] , de mate waarin hij afhankelijk is geworden van zorg, het feit dat [slachtoffer 1] momenteel volledig arbeidsongeschikt is en het ontbreken van uitzicht op volledig herstel.
3.1.3.3 De overwegingen van de rechtbank
Zware mishandeling (primair)
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
De vervolgvraag is of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals in dit geval het zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Vast staat dat verdachte [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven, dat [slachtoffer 1] daarna ten val is gekomen en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Over de vuistslag kan niet meer worden vastgesteld dan dat verdachte daardoor ook zelf letsel heeft opgelopen: een snee en een doorgesneden pees in zijn hand. Verdachte vermoedt dat dit door de tand van [slachtoffer 1] is gekomen. De rechtbank kan over de kracht van de vuistslag en de daarvan te verwachten gevolgen (verder) niets met zekerheid vaststellen. De medische informatie over [slachtoffer 1] bevat onder het kopje anamnese de opmerking: fors alcoholgebruik (pagina 5 eindproces-verbaal). Maar behalve deze zeer summiere informatie, bevat het dossier geen objectieve gegevens over de toestand waarin [slachtoffer 1] zich bevond ten gevolge van alcohol en/of middelengebruik.
Over de - voor het voorwaardelijke opzet relevante - aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze is verricht, kan de rechtbank onvoldoende vaststellen om te komen tot de conclusie dat de kans op zwaar lichamelijk letsel door het geven van een enkele klap op de manier zoals verdachte dit heeft gedaan aanmerkelijk was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (subsidiair)
Onder mishandeling als bedoeld in artikel 300 Sr moet worden verstaan ‘het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat’. In het begrip mishandeling ligt de wederrechtelijkheid van de gedraging besloten. De bewijsvraag omvat dus ook de beoordeling van het gevoerde noodweer(exces)verweer.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat aannemelijk is geworden dat het feit is begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging tegen een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed.
De rechtbank is, op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, van oordeel dat de klap door [slachtoffer 1] tegen het hoofd van verdachte een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lichaam van verdachte was, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Voorafgaand aan de slag tegen het hoofd waren er al meer interacties tussen [slachtoffer 1] en verdachte geweest, waarbij het steeds [slachtoffer 1] was die de confrontatie zocht. Nadat het vervolgens tot een kort handgemeen was gekomen na de aanval van en de klap door [slachtoffer 1] , gaf verdachte hem een enkele vuistslag ter verdediging.
De vervolgvraag is of de verdediging van verdachte noodzakelijk (subsidiariteitsvereiste) en geboden (proportionaliteitsvereiste) was in de gegeven omstandigheden. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde toen [slachtoffer 1] op hem af kwam en hem sloeg en dat hij zich niet aan de aanranding kon onttrekken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het erg druk was in [locatie 1] . Hij voelde mensen in zijn rug staan en het uitgaanspubliek stond ‘schouder aan schouder’. De plotselinge snelheid waarmee de aanval door [slachtoffer 1] werd ingezet liet geen ruimte aan verdachte om anders te handelen. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat voor verdachte geen reële en redelijke mogelijkheid bestond om zich aan de aanranding te onttrekken en dat onttrekking niet gevergd hoefde te worden van verdachte. De verdediging was in de gegeven omstandigheden dan ook noodzakelijk.
De rechtbank acht de wijze van verdediging – het geven van een enkele vuistslag –proportioneel. De verdediging is gelijk aan de aanval en staat om die reden in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Dat deze vuistslag heeft geleid tot ernstig letsel bij [slachtoffer 1] is een uiterst triest gevolg van het door verdachte uitgeoefende geweld, maar doet niets af aan de proportionaliteit van de vuistslag op dat moment.
Het beroep op noodweer slaagt. Hierdoor kan niet worden bewezen dat verdachte wederrechtelijk heeft gehandeld. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het subsidiair ten laste gelegde.
3.2
Parketnummer 08-038579-24
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 08-038579-24 ten laste gelegde feiten 1 en 2 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van die bewijsmiddelen in de bewijsmiddelbijlage.
3.3
Parketnummer 08-064140-24
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 08-064140-24 ten laste gelegde feiten 1 en 2 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van die bewijsmiddelen in de bewijsmiddelbijlage.
3.4
Parketnummer 08-279927-24
3.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het vastpakken bij de kraag en/of jas van [slachtoffer 2] .
3.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat enig aandeel van verdachte bij de openlijke geweldpleging niet kan worden vastgesteld.
3.4.3
Het oordeel van de rechtbank
3.4.3.1 De verklaring van verdachte
De verklaring van verdachte komt er in de kern op neer dat hij weliswaar met een groep op dreigende wijze op de groep van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) is afgelopen, maar dat hij niet het geweld heeft uitgeoefend zoals in de tenlastelegging is opgenomen. Verdachte probeerde de supporters van FC [club] weg te sturen en deed dit door te schreeuwen en door [slachtoffer 2] een duw te geven.
3.4.3.2 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 25 mei 2024 is verdachte samen met onder andere medeverdachten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) aanwezig bij een voetbalwedstrijd bij voetbalvereniging [vereniging] als supporter van die vereniging. Aangever [slachtoffer 2] is op datzelfde moment met een groep aanwezig als supporter van FC [club]. Tijdens zowel de eerste helft als de tweede helft van de wedstrijd wordt door de groep van verdachte gescholden richting de groep van [slachtoffer 2] . Op enig moment loopt de groep van verdachte met een dreigende houding richting de FC [club]-supporters om daar verhaal te halen. Verdachte loopt mee in de groep. [slachtoffer 2] wordt door [medeverdachte 1] bij zijn jas gepakt. [medeverdachte 2] haalt uit naar [slachtoffer 2] en probeert hem te slaan, maar mist tot twee keer toe. Hierna wordt [slachtoffer 2] in zijn gezicht geslagen, waardoor hij buiten bewustzijn raakt en op de grond valt. Terwijl [slachtoffer 2] op de grond ligt maakt [medeverdachte 2] een trappende beweging richting het hoofd van [slachtoffer 2] . Een omstander weet te voorkomen dat [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd wordt geraakt. Gedurende de geweldshandelingen schreeuwt verdachte en geeft hij [slachtoffer 2] op enig moment een duw ter hoogte van zijn schouders.
[slachtoffer 2] heeft als gevolg van de slag in zijn gezicht een blauw en gezwollen oog opgelopen.
3.4.3.3 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte is als onderdeel van een groep op dreigende wijze op [slachtoffer 2] en anderen afgelopen om daar verhaal te halen. Verdachte heeft verklaard dat het de instelling was van beide partijen om te gaan vechten. Eenmaal in confrontatie met de groep FC [club]-supporters heeft verdachte geschreeuwd. Hoewel niet is ten laste gelegd dat verdachte [slachtoffer 2] een duw heeft gegeven, heeft verdachte verklaard dat hij dit heeft gedaan. Door zo te handelen heeft verdachte niet alleen de groep getalsmatig versterkt, maar hij heeft ook bijgedragen aan een sfeer van ontremming waarin anderen zijn overgegaan tot het plegen van geweld. Daarmee heeft hij een actieve en wezenlijke bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld. Dat verdachte de intentie had om de groepen uit elkaar te krijgen is niet aannemelijk geworden.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd.
Partiële vrijspraak
Hoewel op grond van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 2] in zijn gezicht is geslagen en dat hij hierdoor een blauw en gezwollen oog heeft opgelopen, kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is die de geweldshandeling heeft verricht die tot dit letsel heeft geleid. De rechtbank zal verdachte daarom van dit strafverzwarende onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaringen
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08-038579-24
1.
hij op 4 februari 2024 te Almelo, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 2] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kankerwouten" en "kankermongolen";
2.
hij op 4 februari 2024 te Almelo, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 2] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 5] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en ter overbrenging naar het dienstvoertuig, door (met kracht) het (boven)lichaam in tegengestelde richting te bewegen dan waar verbalisanten hem trachtten te bewegen;
08-064140-24
1.
hij op 25 februari 2024 te Almelo opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 3] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Kankermongool", "kankermongolen", "kankerkneusjes", "kankerstumper" en "kankerwouten";
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Almelo, zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, [verbalisant 3] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [verbalisant 4] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- zich te bewegen in een richting tegengesteld aan de richting waarin voornoemde ambtenaren hem trachten te geleiden,
- door zijn (arm) spieren aan te spannen en te pogen voornoemde abtenaren te slaan, en
- zich los te rukken met zijn armen;
08-279927-24
hij op of omstreeks 25 mei 2024 te Wierden openlijk, te weten op [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door:
- in een groep te schreeuwen en te schelden richting [slachtoffer 2] , en
- (vervolgens) als groep (met een dreigende houding) naar die [slachtoffer 2] te lopen, en
- meerdere malen uit te halen naar [slachtoffer 2] , en
- die [slachtoffer 2] bij zijn jas vast te pakken, en
- die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan of te stompen,
- een trappende beweging te maken richting het hoofd van [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 141, 180, 266 en 267 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08-038579-24 - feit 1 en 08-064140-24 - feit 1
telkens het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
08-038579-24 - feit 2 en 08-064140-24 - feit 2
telkens het misdrijf: wederspannigheid;
08-279927-24
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een deels voorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Mocht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf nodig vinden, dan verzoekt de raadsvrouw om deze geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] en heeft hiermee, samen met zijn mededaders, inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] . Openlijke geweldpleging veroorzaakt gevoelens van onveiligheid zowel bij het directe slachtoffer als bij omstanders die van het geweld getuige zijn geweest. Daarnaast heeft verdachte zich – binnen een maand tijd en tot twee keer toe – schuldig gemaakt aan beledigingen van politieambtenaren, waarna hij zich tijdens zijn aanhoudingen met geweld tegen hen heeft verzet. Het gedrag van verdachte getuigt van gebrek aan respect voor de politie en ondermijnt hun gezag.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 2 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte op 13 februari 2024 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen ter zake van hinderlijk gedrag op een openbare plaats. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten waarvan de laatste dateert van 25 juni 2025. De reclassering rapporteert het volgende. Hoewel er op meerdere leefgebieden nog altijd beschermende factoren aanwezig zijn, constateert de reclassering een toename van problemen in het afgelopen jaar. De strafbare feiten waarvoor verdachte nu wordt vervolgd en veroordeeld weerspiegelen een toename in geweldsdelicten en uit onderzoek komt naar voren dat het gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne bij verdachte in het afgelopen jaar fors is toegenomen. Er bestaat een vermoeden van trauma en onderliggende problematiek in de emotieregulatie. Het ontbreekt verdachte aan vaardigheden om escalatie in gedrag te voorkomen. Op dit moment ontvangt verdachte hulpverlening vanuit de reguliere verslavingszorg van Tactus, maar de reclassering acht dit niet toereikend. Zowel een persoonlijkheidsonderzoek als interventies en behandeling gericht op delictrelaties, het verlagen van het recidiverisico en ten behoeve van gedragsverandering zijn geïndiceerd binnen JusTact, de forensische verslavingspolikliniek van Tactus Verslavingszorg. De reclassering adviseert – voor zover voor de bewezenverklaarde feiten van belang - om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot klinische opname) en middelencontroles. Oplegging van een gevangenisstraf wordt door de reclassering gezien als risicoverhogend en is contra-geïndiceerd.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ontwikkeling die verdachte het afgelopen jaar heeft doorgemaakt een zorgwekkende is en dat behandeling voor de problematiek van verdachte nodig is. Verdachte heeft zowel ter zitting als bij de reclassering verklaard gemotiveerd te zijn voor behandeling en heeft dit al laten zien door in een vrijwillige kader een behandeltraject bij Tactus Verslavingszorg op te starten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte op een punt in zijn leven staat waarop hij een omslag kan maken en acht het van belang dat verdachte binnen een forensisch kader behandeling zal krijgen en zich moet houden aan voorwaarden. Dit zal voorkomen dat verdachte te makkelijk en zonder consequenties kan stoppen met zijn behandeling. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat de behandeling spoedig zal starten. Nu een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als risicoverhogend en contra-geïndiceerd wordt gezien en dit het behandeltraject zal vertragen zal de rechtbank niet overgaan tot oplegging hiervan. De rechtbank zal wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen als stok achter de deur om verdachte gemotiveerd te houden en hem te weerhouden van het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een taakstraf voor de duur van 150 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het contactverbod met [slachtoffer 1] , nu verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde onder parketnummer 08-103146-23.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (parketnummer 08-103146-23)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 523.063,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten medisch adviseur € 907,50
- reiskosten € 5.583,35
- verblijfkosten € 6.249,00
- eigen risico en eigen bijdrage 2023 en 2024 € 908,76
- gederfde inkomsten tot en met december 2024 € 9.602,83
- toekomstige gederfde inkomsten (2025-AOW) € 349.812,00
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 150.000,00 gevorderd.
[slachtoffer 2] (parketnummer 08-279927-24)
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.851,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- beschadigde jas, merk CP Company € 280,00
- eigen risico € 321,39.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] in het geheel kan worden toegewezen. Subsidiair heeft zij verzocht om, indien de toekomstige schade een te grote onzekerheid vormt, het gevorderde materiële schadebedrag toe te wijzen tot een bedrag van € 23.252,54 en het gevorderde immateriële schadebedrag in het geheel toe te wijzen. Het resterende deel van de vordering dient dan niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vordering van [slachtoffer 2] kan in het geheel worden toegewezen.
De officier van justitie vordert om in beide gevallen de wettelijke rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] – vanwege het beroep op noodweer en de complexiteit van de vordering – moet worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De vordering van [slachtoffer 2] moet niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak, het ontbreken van een direct causaal verband tussen het ten laste gelegde feit en de schade aan de jas en omdat de vordering in de strafzaken van de medeverdachten niet-ontvankelijk is verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] (parketnummer 08-103146-23)
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[slachtoffer 2] (parketnummer 08-279927-24)
De rechtbank stelt voorop dat geen rechtsregel zich verzet tegen toewijzing van de vordering als deze in de strafzaken van medeverdachten niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank passeert het verweer van de raadsvrouw dat geen direct causaal verband tussen bewezenverklaring en de schade zou bestaan. De rechtbank stelt in dat verband vast dat de schade door groepsgeweld is ontstaan en dat verdachte op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (groeps)aansprakelijk is.
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De schadepost van de jas is door de verdediging betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schadepost door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de schade, gezien de inhoud van het dossier en meer specifiek de aangifte, een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De overige materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, zoals in deze zaak het geval is. Het geweldsincident heeft bij [slachtoffer 2] een blauw en gezwollen oog veroorzaakt. De hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding is door de verdediging niet betwist. Gelet op de aard van het letsel en de bedragen in vergelijkbare gevallen worden toegekend, acht de rechtbank de toekenning van het gevorderde bedrag aan smartengeld billijk.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.851,39, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 28 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging van parketnummer 21-003033-22

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verlenging van de proeftijd bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de soortgelijke recidive de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer rechtvaardigt. Maar zoals hiervoor bij de strafoplegging al is overwogen, is detentie in de zaak van deze verdachte contra-geïndiceerd. De rechtbank zal daarom in plaats van de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te gelasten, de tenuitvoerlegging van een taakstraf gelasten voor de duur van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08-103146-23 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08-038579-24 feit 1 en 2, 08-064140-24 feit 1 en 2 en 08-279927-24 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08-038579-24 - feit 1 en 08-064140-24 - feit 1
telkens het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
08-038579-24 - feit 2 en 08-064140-24 - feit 2
telkens het misdrijf: wederspannigheid;
08-279927-24
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de dagen doorgebracht in verzekering twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen tien dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Leger des Heils op het adres Tubantiasingel 5 te Enschede. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat onderzoeken ten behoeve van diagnostiek en behandelen door JusTact, forensische polikliniek van Tactus Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na diagnostiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen en/of inzicht te verschaffen in middelengebruik. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
Schadevergoeding
[slachtoffer 1] , 08-103146-23
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 2] , 08-279927-24
-
wijstde vordering van de benadeelde partij
toetot een bedrag van €1.851,39 (bestaande uit € 601,39 materiële schade en € 1.250,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.851,39 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.851,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2024ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van 28 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 21-003033-22
- gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van een maand, de tenuitvoerlegging van een
taakstrafvoor de duur van
120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-038579-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024054387. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 april 2025 inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 4 februari 2024, p. 5-7;
het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 4 februari 2025, p. 22-24.
Parketnummer 08-064140-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024088266. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 april 2025 inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 25 februari 2024, p. 5-9.
Parketnummer 08-279927-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024255448. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 april 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 25 mei 2024 was ik aanwezig bij de voetbalwedstrijd in Wierden. Ik behoorde tot een groep personen die de wedstrijd aan het kijken was. Een aantal jongens uit onze groep ging toen bij de supporters van FC [club] verhaal halen. Ik ging met de groep mee. Ik gaf een duw en ik schreeuwde. Toen wij weg liepen zag ik dat iemand op de grond lag. Tijdens het voorval droeg ik een zwart shirt met daarop een blauwe bedrukking. Het klopt ook dat ik mijzelf heb aangewezen op de foto op dossierpagina 31, als de persoon met het zwarte shirt met daarop een blauwe bedrukking. U houdt mij voor dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat toen hij de groep de laatste keer op hen af zag komen, hij dacht dat het niet goed zo aflopen omdat de groep een dreigende houding aannam. Hierop verklaar ik dat ik mij dat wel kan voorstellen. Als een groep op je af komt dan is dat automatisch bedreigend. Ik kon zien dat ze er niet vredelievend naar toe liepen. Ze hadden een beetje een breed loopje. Ik liep met de groep mee. De instelling van beide partijen was om te vechten. Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] er breed op afliep.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 4 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 7-8)
Op 25 mei 2024 ging ik naar een voetbalwedstrijd in Wierden. Er stond een groepje waarvan vijf jongens tegens ons begonnen te schelden met allerlei nare ziektes. Tijdens de tweede helft kwamen dezelfde jongens op ons aflopen en begonnen opnieuw allerlei ziektes naar ons te schelden. Opnieuw kwam het eerdergenoemde groepje van vijf jongeren naar ons toelopen, maar nu was de groep uitgebreid met meerdere jongens. Ze kwamen verhaal halen bij ons. Een van de jongens pakte mij bij mijn jas vast. Ik kan deze jongen als volgt omschrijven: blanke jongen, ongeveer 1.90 lang, droeg een lichtblauwe jas en een wit petje op zijn hoofd. Er kwamen vier jongens op mij af. Een jongen met een blanke huidskleur en een beige shirt probeerde mij twee keer te slaan maar miste elke keer.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 5 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 25-26):
Op 25 mei 2024 was ik met [slachtoffer 2] aan de [adres 2] . Er bevond zich een groepje jongens van zeven à acht personen die naar ons begonnen te schelden. Er was een jongen die de leider van de groep leek te zijn. Deze jongen kan ik omschrijven als een blanke jongen, gekleed in een beige shirt. De jongens die ons hadden uitgescholden kwamen met meerdere jongens naar ons en zochten ruzie met ons. Het groepje jongens nam een dreigende houding aan alsof ze met ons op de vuist wilden.
De jongen met het beige shirt, de jongen met het blauwe vest/trui en het witte petje en een iets stevige jongen met zwart shirt met opdruk in blauw/paarse letters liepen voorop waarbij de stevige jongen er wat sneaky tussendoor liep. Ik zag dat [slachtoffer 2] van de zijkant een klap kreeg met een vuist. [slachtoffer 2] ging door de klap neer. Terwijl [slachtoffer 2] neer ging probeerden er twee jongens [slachtoffer 2] nog op/tegen zijn hoofd te schoppen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 5 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 21-22):
Op 25 mei 2024 was ik aanwezig aan de [adres 2] . [slachtoffer 2] was ook aanwezig. Tijdens de eerste helft werd er door een groepje jongens de hele tijd naar ons gescholden. Ik zag hetzelfde groepje jongens aan komen lopen. Ik zag aan de houding van deze jongens dat het menens was. Hierbij liep een getinte jongeman. Ik zag dat er een jongen in een jas van het merk stone-island, lichblauw/groen van kleur [slachtoffer 2] bij de voorkant op de buik/borst hoogte vast pakte. Ik draaide me hierna om en zag dat [slachtoffer 2] door vijf à zes man werd aangevlogen. Ik zag dat [slachtoffer 2] naar de grond ging, dat hij out ging en dat mensen [slachtoffer 2] toen tegen/op het hoofd wilden schoppen. De jongen die [slachtoffer 2] tegen het hoofd wilde schoppen was een dunne jongen, blanke huiskleur, had een jas op zijn middel geknoopt en droeg een beige/lichtbruin shirt. Deze jongen was ook degene die het meest van iedereen ons had lopen uitschelden.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van [medeverdachte 1] van 9 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 53-55):
Ik droeg die dag een vest van Stone Island. Ik had ook een witte pet op. Op de foto zie ik van links naar rechts [naam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ), ik en [verdachte] .
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten een fotoblad behorende bij het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , (p. 56):
[afbeelding]
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 5 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 64)
Ik had een bruinig T-shirt aan.